Madoc. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
● Reinier Speelman
| |
[pagina 22]
| |
1: Gedeelte van een fresco van Rafaël (Vaticaan, circa 1509-1510). Homerus staat in het midden, Dante links en Vergilius rechts (Omslag van Dante Alighieri, De Goddelijke Komedie, vertaald door R.F.M. Brouwer (Leiden 2000-2001)).
Een belangrijk verschil met andere visuele weergaven van de Commedia vormde het feit dat in Bartens Dante alle ontmoetingen met beroemde individuen (zoals Paolo en Francesca, Farinata en Cavalcante, Odysseus, Cacciaguida) waren weggelaten en alleen collectieve scènes overbleven. Dit vertegenwoordigt uiteraard een keuze; op deze manier wordt de kijker niet lastig gevallen met verklarend commentaar dat de rol van de (noodzakelijke) voetnoten zou moeten overnemen. De rol van de taal was in deze opvoering niet meer dan een verbindende: de stem van Henk van Ulsen droeg korte stukjes tekst voor die vrijelijk ingekorte versies waren van door Van Dooren in proza vertaalde passages. De reden van de Dante-hausse kan tweeledig zijn. In de Paasdagen van 2000 herdachten wij dat Dante precies zevenhonderd jaar geleden, in 1300, zijn visioen zou hebben gehad. De Commedia speelt zich namelijk af aan het eind van de ‘Goede Week’: het Inferno op Goede Vrijdag, het Purgatorio op Stille Zaterdag en Paaszondag, en het Paradiso buiten de menselijke tijdsbeleving, maar hoe dan ook in aansluiting daarop. Een tweede reden kan de millenniumbeleving zijn geweest, die zich niet alleen heeft geuit in dure feesten, verre reizen of gadgets met het woord ‘millennium’ of het cijfer ‘2000’ erop. Dantes reis naar het hiernamaals vertegenwoordigt een zeer bijzondere spirituele en mystieke ervaring, die mede is geïnspireerd door het millennarisme van denkers als Gioacchino da Fiore (de dichter noemt hem in Par. XIII, 141 di spirito profetico dotato, ‘begiftigd met de geest der profeten’) en zijn volgeling Celestinus V, tot nu toe de enige paus in de geschiedenis die van zijn waardigheid afstand deed omdat hij haar niet aankon. De kern van Gioacchino's leer was dat na het tijdperk van de Vader (de God van het Oude Testament) en de Zoon (de eerste ruim duizend jaar Christendom) nu het tijdperk van de Heilige Geest ophanden was. In deze zin was de mysticus Dante zonder twijfel een millenaristisch denker, al leefde hij drie eeuwen na het jaar 1000. Ons interesseren hier natuurlijk vooral de gedrukte vertalingen. Voor velen zijn zij de enige toegang tot het werk van Dante, en voor de kleine groep die met een beperkte kennis van het Italiaans probeert kennis te maken met het belang- | |
[pagina 23]
| |
rijkste dichtwerk van de Italiaanse letterkunde zijn zij een onmisbaar hulpmiddel. Er is veel moed en deskundigheid voor nodig om Dante te vertalen. Om te beginnen is zijn gedachtewereld, waarin de hele middeleeuwse cultuur is terug te vinden, een voor onze tijd soms moeilijk toegankelijke. Nog moeilijker is zij aan derden door te geven in de vorm van een vertaling. Voorts is Dantes taal, anders dan die van bijvoorbeeld Petrarca, zeer rijk geschakeerd; er komen zowel Florentijnse vormen als andere dialecten, latinismen en neologismen in voor. Bovendien is de door Dante ontwikkelde metrische vorm, het terza rima, een streng, bijzonder lastig in het Nederlands over te nemen metrum, doordat (bijna) alle rijmen driemaal moeten worden gebruikt volgens het schema ABA-BCB-CDC enz. | |
● Dante in NederlandToch heeft het in Nederland nooit ontbroken aan vertalingen.Ga naar eindnoot3. Reeds rond 1870 ontstonden er maar liefst vijf: die van A.S. Kok (Haarlem 1863-1864), van J.C. Hacke van Mijnden (Haarlem 1867-1873), van U.W. Thoden van Velzen (Leeuwarden 1870-1875), van J.J.L. ten Kate (Leiden 1876) en die van J. Bohl (Haarlem-Amsterdam 1876-1884). Vanaf 1901 (vlak na een eeuwwende dus) tot 1940 heeft een negental vertalingen het licht gezien; de beroemdste is die van Albert Verwey (Haarlem 1923), maar de meest gelezen en gebruikte zijn die van C. Kops (Utrecht 1929-1930) en van F. Bremer (Haarlem 1940). Daarna stokte de stroom. De naoorlogse lezers hebben het veelal met deze werken moeten doen, voorzover zij niet de voorkeur gaven aan vertalingen in andere talen zoals het Engels (bijvoorbeeld de prozavertaling van Charles Singleton of, in versvorm, die van Dorothy Sayers). Pas in 1987 kwam in deze situatie verandering door de verschijning van de vertaling van Van Dooren, een werk dat met de deze vertaler eigen grondigheid en volledigheid tot stand kwam en meermaals is herdrukt. Twee recente goedkope edities in paperback- en pocketvorm van deze vertaling concurreren nu met de drie nieuwere versies. De vertaling heeft één gebrek: Van Dooren, mogelijk de bekendste en meest ervaren vertaler van Italiaanse poëzie, koos voor het proza, al gaf hij als proeve van bekwaamheid in zijn bloemlezing van eigen vertalingen van Italiaanse poëzie Gepolijst albast (Baarn 1994) vertalingen op rijm (in terza rima maar ook in andere vormen) van een aantal zangen. Meer vond Van Dooren niet op een verantwoorde wijze haalbaar. Aldus moest zijn versie wel gaan circuleren als goede, maar van poëzie verstoken vertaling. Meer een boek om naast een andere vertaling of het origineel te leggen dan om zelfstandig te lezen. Sinds kort is hierin dus verandering gekomen. Wij beschikken nu over de vertaling van het Inferno van Jacques Janssen, Inferno en Purgatorio van Rob Brouwer en van de hele Commedia door Peter Verstegen en Ike Cialona, die een paar jaar geleden van zich deed spreken met haar prachtige vertaling van Ariosto's Orlando Furioso. | |
[pagina 24]
| |
2: Domenico de Michelino. Schilderij in de dom Santa Maria del Fiore te Florence, 1465. De hel, louteringsberg, stad Florence en hemelse sferen. (uit: Dante Alighieri, Mijn komedie: Hel, vertaald door Jacques Janssen (Nijmegen 1999) 6).
| |
● De Hel van Jacques JanssenEr bestaan belangrijke verschillen tussen de vertalingen. Die van Janssen volgt de gebruikelijke typografische indeling van Dantes tekst in terzinen, maar is in wezen een prozavertaling, want elke vorm van metrum (structurering van het vers, ritme, rijm) ontbreekt. Voordeel van deze presentatie is dat het de lezer makkelijk wordt gemaakt de tekst met het origineel te vergelijken. In zijn voorwoord geeft Janssen, in het dagelijks leven universitair docent cultuur- en godsdienstpsychologie te Nijmegen, aan dat hij in 1994 ‘in een impuls en uit ergernis’ met zijn vertaling is begonnen. Die ergernis lag in zijn onbegrip dat ‘de Divina Commedia, die ik altijd hóór als ik er in lees, in het Nederlands niet voor te lezen is en bovendien zoveel ingewikkelder en verhevener aandoet dan het origineel klinkt’ (p. 8). Een voorleesbare, simpele en down-to-earth versie, als alternatief voor Van Dooren, lijkt dus het doel van de vertaler. Waarom de tekst van de vertaler de naam Mijn Hel heeft meegekregen is niet duidelijk, tenzij het possessief getuigt van de problemen die de vertaler heeft gehad. Voor Dante was in elk geval het Inferno niet zijn persoonlijke hel, maar die van het zondige deel van de mensheid. Ik vergelijk de vertalingen van een volstrekt willekeurig gekozen passage: de ontmoeting met Mohammed en Alí (XXVIIIe zang, 22-33), die in hun hoedanigheid van zaaiers van tweedracht toepasselijk gestraft zijn door openrijting van | |
[pagina 25]
| |
een deel van hun lichaam. Deze straf is een typisch voorbeeld van wat de dichter contrappasso noemt, een op elkaar toesnijden van zonde en bestraffing. Dantes woorden zijn:
Già veggia, per mezzul perdere o lulla,
com'io vidi un, cosí non si pertugia,
rotto dal mento infin dove si trulla.
Tra le gambe pendevan le minugia:
la corata pareva e 'l tristo sacco
che merda fa di quel che si trangugia.
Mentre che tutto in lui veder m'attacco,
guardandomi, e con le man s'aperse il petto,
dicendo: ‘Or vedi com'io mi dilacco!
vedi come storpiato è Maometto!
Dinanzi a me sen va piangendo Alì,
fesso nel volto dal mento al ciuffetto.’
Van Dooren vertaalt: ‘Nooit vertoont een vat door het verlies van middenstuk of bodemduig zo'n grote scheur als ik er daar een zag bij iemand die van zijn kin tot zijn aarsgat was opengereten: zijn darmen hingen tussen zijn benen, en zijn hart, lever, milt en longen waren open en bloot zichtbaar, evenals de walgelijke buidel die al het voedsel dat men tot zich neemt in drek verandert. Terwijl ik een en al aandacht voor hem was, keek hij op zijn beurt naar mij, en met zijn handen zijn borst opentrekkend zei hij: ‘Kijk eens hoe ik mezelf verscheur! Kijk eens hoe verminkt Mohammed is! Degene die daar huilend voor mij uit loopt, is Alí: zijn gezicht is van kin tot kuif gekliefd (...)’. En Janssen: ‘En werkelijk, een vat waar een dwarsduig of het bodemstuk aan ontbreekt, vertoont bij lange na niet zo'n gaping als iemand die ik daar zag, opengereten van kin tot kont. Tussen zijn benen bungelden zijn ingewanden. De organen lagen bloot: zo ook die treurige buidel die uitwerpselen maakt van wat door de keel gaat. Terwijl ik hem geboeid stond te bekijken, keek hij mij aan, trok zijn borst met zijn handen uit elkaar en zei: ‘Kijk eens hoe ik mezelf openscheur. Zie hoe verminkt Mohammed is. En voor mij uit loopt Ali te huilen, het gezicht gespleten van de kin tot de kuif (...)’. Janssen is niet altijd helderder dan Van Dooren: hij gebruikt weliswaar ‘kont’ voor Van Doorens ‘aarsgat’, maar ‘gaping’ voor ‘scheur’. Als we hier naar het origineel kijken, dan zien wij dat Dante in vers 27 schrijft: che merda fa di ciò che si trangugia, letterlijk: die stront maakt van wat men naar binnen schrokt. Het is misschien het duidelijkste voorbeeld van wat Dante comedía noemde: een dichtvorm waarin anders dan tot dan toe in de Middeleeuwen gebruikelijk meerdere stijlen door elkaar konden worden gebruikt: het zogenaamde Rota Virgilii, de tragicus of aulicus, overeenkomend met Vergilius' Aeneis, de intermedius, die verwijst naar de Georgica, en de levis of comicus, die wordt gerelateerd aan de Bucolica. Zo vinden we een woord als merda naast de lyrische beelden van de vroegere stijl van Dante, de melodieuze, wijsgerig geïnspireerde dolce stil novo. De hele passage is doordrenkt van zeer concrete, laagbijdegrondse termen, die ook een Italiaanse lezer van vandaag onbegrijpelijk zullen | |
[pagina 26]
| |
voorkomen, zoals mezzul, lulla, minugia, si trulla. Van Doorens ‘drek’ is derhalve veel passender dan Janssens ‘uitwerpselen’, en het is een keuze die niet alleen esthetischer is, maar vrijwel onontkoombaar in de context. De vergelijking zou nog met talrijke voorbeelden kunnen worden uitgebreid, maar de essentie is deze: Janssens verlangen naar leesbaarheid en duidelijkheid, dat niet altijd goed uit de verf komt, maakt Mijn Hel tot een wat platte, onpoëtische tekst. Het tijdschrift Incontri heeft Van Dooren uitgenodigd voor zijn Dante-nummer (2001 / 3-4) een recensie te schrijven van de vertaling, en deze is ronduit vernietigend. Janssen wordt op vijf punten afgestraft: Van Dooren constateert weglatingen op alle niveaus (woorden, associaties, betekenissen), fouten en slordigheden, ingevulde cruces, dat wil zeggen, het geven van een enkele, vaste betekenis aan plaatsen die bij Dante onduidelijk, voor meerderlei uitleg vatbaar zijn, en registerbreuken (waarvan wij hierboven ook al een voorbeeld hebben gezien). ‘Onbetrouwbaar als prozavertaling’, is het vonnis. Het zal misschien vreemd klinken, maar onbetrouwbaarheid betekent nog niet onbruikbaarheid. Het houdt voor mij in dat de lezer er niet klakkeloos van uit mag gaan dat Janssens vertaling een correcte weergave is van het origineel. Mutatis mutandis geldt dit voor elke vertaling. Hoogstens kunnen we opmerken dat Janssen niet altijd nauwkeurig is en (meer dan anderen) veel laat schieten in zijn wens om leesbaar, eenvoudig en eigentijds te zijn. Voor de lezer die alleen maar wil weten wat Dante te vertellen heeft, die een antwoord wil op de vraag ‘wat is de Goddelijke Komedie voor boek?’ is dit mogelijk zelfs een voordeel. Ook voor een totaal andere soort gebruiker, diegene die het Italiaans naast de vertaling houdt en minder geïnteresseerd is in welluidend Nederlands, is het boek alleszins bruikbaar. De vraag is uiteraard: is Janssens vertaling dan de beste keuze? Ik zou antwoorden: voor de eerstgenoemde gebruiker wel, voor de laatste niet direct. Er is echter nog een positieve kant te noemen: het boek is mooi uitgevoerd (maar dat geldt voor alle nieuwe vertalingen, en Janssen tekende ook voor de aankleding van de vertaling van Cialona en Verstegen), en zou alleen al vanwege de illustraties de aanschaf waard zijn. Het boek verenigt namelijk bekender en minder bekend beeldmateriaal, dat veelal in kleur wordt afgedrukt. Daarnaast geeft Janssen zeer duidelijke schema's en een uitgebreid commentaar, een index en een in rubrieken onderverdeelde bibliografie van 13 bladzijden, wat het boek ondanks alle kritiek tot een bruikbaar instrument maakt. | |
● Op zoek naar een compromis: BrouwerRob Brouwer is al een cantica verder dan Janssen: niet lang geleden verscheen zijn Purgatorio. De vertaler, leraar klassieke talen in Amsterdam, vertaalde eerder De Monorchia en andere politieke teksten (Baarn 1993) uit het Latijn en is dus geen onervaren Dantist. Brouwers vertaalstrategie verschilt duidelijk van die van Janssen: hij wil primair een poëtische, maar goede vertaling geven. Dit streven om in evenwicht te blijven tussen de beide polen van het vertalen, de tekstgetrouwheid en de literaire waarde, is natuurlijk een vorm van evenwichtskunst die voortdurend vraagt om compromissen, dus om offers. De be- | |
[pagina 27]
| |
langrijkste concessie die Brouwer doet is afzien van het gebruik van rijm, waarbij hij wel een vrij strenge versvorm hanteert. Hij kiest daarbij voor afwisseling tussen tien- en elfvoetige Nederlandse verzen. Zo'n afwisseling, zoals ook Cialona en Verstegen gebruiken, heeft mijns inziens alleen zin wanneer men rijmt, dat wil zeggen, wanneer men mannelijke (beklemtoonde) en vrouwelijke (onbeklemtoonde) rijmen hanteert. Ze heeft weinig zin in een niet-rijmende tekst en zorgt soms voor onnodige problemen.Ga naar eindnoot4. Al is Brouwers manier van vertalen er een waaraan je al lezende moet wennen, ze heeft veel van de beweging en ritmiek van de echte poëzie. Ernstige vertaalfouten en -vrijheden zoals je bij Janssen kunt ontmoeten, maakt Brouwer niet. En dat is een groot pluspunt van dit werk. Wellicht heeft hier ook de goede samenwerking tussen Brouwer en Ronald de Rooy, de3: Houtsnede uit een Venetiaanse editie, 1544. Dante (D) en Vergilius (V) op weg naar de hel in de diepte der aarde (II, 141-142) (uit: Mijn komedie: Hel, vertaald door Jacques Janssen, 70).
Dante-specialist van de Universiteit van Amsterdam, voor gewaakt. Laten wij de eerder behandelde passage bij Brouwer bekijken:
Geen vat zou door verlies van duig of klamp
zoals degeen die 'k nu zag, openvallen:
gespleten van zijn kin tot aan zijn reet.
Tussen zijn benen hingen ingewanden,
hart, lever, longen en, het smerigst nog,
de zak die wat de strot passeert, tot stront maakt.
Terwijl 'k vol afschuw hem bekeek, zag hij
mij aan en reet zijn borst met beide handen
uiteen en zei: ‘Zie hoe 'k mij openscheur,
ziehier Mohammed, deerlijk toegetakeld;
en voor mij uit, 't gezicht van kuif tot kin
gespleten, en in tranen, wandelt Ali.’
De vertaling loopt goed en is helder van woordkeuze. Van ‘kuif tot kin’, of omgekeerd, hebben alle drie de vergeleken vertalingen gemeen. De alliteratie in het Nederlands is gewoon te mooi om niet te hanteren. Brouwer heeft in het koppel ‘strot’ en ‘stront’ ook een mooie vertaling gevonden. Zwakker is het ‘wandelen’ van Ali: het werkwoord heeft in het Nederlands te zeer de betekenis van ‘een wandeling maken’. Ali loopt te wenen, daar valt weinig aan te tornen. Nu een stuk uit het Purgatorio. Voor mij behoort de achtste zang van de canti- | |
[pagina 28]
| |
ca tot de mooiste. Dante beschrijft aan haar begin de avondstonde in prachtige verzen van grote beeldende en muzikale kracht.
Era già l'ora che volge il disio
ai navicanti e 'ntenerisce il core
lo dí c'han detto ai dolci amici addio;
e che lo novo pregrin d'amore
punge, se ode squilla di lontano
che paia il giorno pianger che si more;
quand'io incominciai a render vano
l'udire e amirare una de l'alme
surta, che l'ascoltar chiedea con mano.
Ella giunse e levò ambo le palme,
ficcando li occhi verso l'oriente,
come dicesse a Dio: ‘D'altro non calme.’
Mij treffen in deze passage altijd de fraaie reeksen alliteraties met de ‘d’ (verzen 1-3) en de ‘p’ (verzen 4-6), de enjambements tussen de verzen 4 en 5 en 10 en 11, alsmede de sterke ritmiek van vers 5 en vers 10, en tenslotte vers 12, waarin de muzikaliteit van vers 3 als in een echo wordt herhaald. Brouwer vertaalt:
't Was nu het uur dat 't hart van wie op zee zijn,
al week geworden, stil de steven wendt,
de avond van 't vaarwel aan lieve vrienden,
het uur dat pijn de prille pelgrim steekt
als hij van ver de avondklok hoort luiden,
een klacht haast om het sterven van de dag,
maar ik liet mijn gehoorzin buiten werking
op 't zien van 'n ziel die net was opgestaan
en met een handgebaar tot luisteren maande.
Zijn handen vouwend hief hij ze omhoog
en richtte beide ogen strak op 't oosten
als bad hij: God, ik geef alleen om U!
De vertaler slaagt erin om zowel in de eerste terzine via v- en w-klanken en de allitteratie stil / steven een mooi effect te bereiken, als in de tweede terzine de p's te behouden. Wel vraag ik mij af of het hart wel de steven kan wenden (al is het in stilte). Bij Dante is het duidelijk het uur dat het verlangen een andere richting geeft. Minder mooi is vers 8 uitgevallen, dat niet goed op maat is te lezen (ik zou hier zelf schrijven: ‘toen ik een ziel zag die zojuist was opgestaan’). Als even later twee engelen verschijnen (vers 36), kan Dante wel hun blonde haren zien, maar niet goed hun gelaat bekijken, come virtù ch'a troppo si confonda (‘zoals een zintuiglijk vermogen dat door een teveel in verwarring raakt’). Brouwer maakt hiervan: ‘als een vermogen dat van schrik bezwijkt’. Deze vertaling vind ik nogal ongelukkig. Er is geen sprake van schrik maar van ‘overbelasting’ (troppo, teveel), niet van bezwijken maar van verwarring. En ‘een vermogen’ doet mij in de eerste plaats aan het bank- en beurswezen denken, in de | |
[pagina 29]
| |
tweede aan techniek - niet aan zintuigen. Ik zou daarom zeggen: ‘zoals een zintuig door teveel verstoord wordt’. Dit zou echter volgens Brouwers afwisseling van slotritmen niet mogen en illustreert het nadeel van zijn systeem. Een aspect van Brouwers boeken dat zeker eervolle vermelding verdient, zijn de samenvattingen aan het begin van elke zang, en vooral het commentaar. Het wil zich nooit opdringen en volgt als eindnoten op iedere zang, maar is van hoog niveau en neemt soms vele lezenswaardige bladzijden in beslag. In het Inferno probeerde Brouwer hierbij nog een onderscheid te maken tussen verklarende noten meteen onder de tekst en commentaar op de volgende bladzij, maar dit weinig logische onderscheid heeft hij in het Purgatorio wijselijk achterwege gelaten. De banden tussen Dante en de klassieken hebben Brouwers bijzondere belangstelling. Uitgebreid gaat de geleerde vertaler bijvoorbeeld aan het begin van het Purgatorio in op de gestalte van Cato, de bewaker van de louteringsberg. Dit doet hij o.a. aan de hand van Lucanus' Pharsalia, het grote epos over de Romeinse burgeroorlog. Een enkele keer draaft hij hierbij een beetje door. In de beroemde zang van Ulisse (Odysseus, Inf. XXVI) vertelt de Griekse held over zijn zeereis, die eindigt met de ontdekking van de verboden berg van het Purgatorio, waarna zijn schip door een plotselinge wind wordt gegrepen en onder water verdwijnt, come altrui piacque (‘zoals het een Ander behaagde’). Brouwer doet vergeefs zijn best om ons ervan te overtuigen, dat het eigenlijk Cato is en niet God die hier heeft ingegrepen. Als ik Brouwers Inferno en Purgatorio naast elkaar leg, zie ik een stijgende lijn. Brouwer voelt zich in de tweede cantica duidelijk zekerder van eigen kunnen, en heeft alle oog voor haar vaak mooiere poëzie. Dat houdt een belofte in voor het Paradiso. | |
● Het rijm voorop: De Goddelijke komedie van Cialona en VerstegenDe twee lijvige boeken in fraaie cassette, een met de gravures van Gustave Doré verluchte uitgave in dezelfde reeks meesterwerken waarin eerder Cervantes' Don Quichotte en Ariosto's Orlando Furioso verschenen, hebben veel meer dan de andere vertalingen het beeld bepaald in de boekhandels. De opzet van de uitgave is iets anders dan die van Van Dooren (onverluchte vertaling, per zang voorafgegaan door summiere inhoudsopgave, aan het eind van het boek gevolgd door aantekeningen en personenregister), Janssen (geïllustreerde vertaling met voetnoten) en Brouwer (onverluchte paralleltekst, voorafgegaan en gevolgd door respectievelijk synopsis en commentaar). Deel I beslaat alleen de vertaling van de drie cantiche met de illustraties van Doré, deel II de Italiaanse tekst, in kleiner corpus, met samenvatting, commentaar en register van alle eigennamen. Naast elkaar lezen van origineel en vertaling vereist dus minimaal een stevige leestafel. De werkwijze der vertalers is als volgt geweest: Verstegen vertaalde de eerste helft, Cialona de tweede; waar de caesuur ligt (volgens berekening ergens midden in Purg. XVII) hebben ze niet willen aangeven. Dit heeft niet geleid tot overheersing van een persoonlijke stijl, wat al een wonder mag heten, en getuigt | |
[pagina 30]
| |
4: Miniatuur uit de Codex Altonensis, circa 1385. Dante en Vergilius bekijken de zondige pausen die ondersteboven in gloeiende sleuven staan. Hun voetzolen staan in brand (XIX, 22-24) (uit: Mijn komedie: Hel, vertaald door Jacques Janssen, 258).
dus van voortreffelijke samenwerking. Het lijkt een onmogelijkheid, een berijmde vertaling van Dante te maken die aan de hedendaagse kwaliteitseisen voldoet. Ike Cialona en Peter Verstegen zetten met hun poging dus erg hoog in. Door de keuze voor het rijm, kozen zij voor wat de Estse vertaalkundige Torop de ‘macrostylistische vertaling’ noemt, een categorie die onvermijdelijk een semantische inhoud heeft die van het origineel verschilt. Zoals Nabókov zegt in het voorwoord tot de beroemde Engelse vertaling van Poesjkin's Evgénij Onégin, ‘To reproduce the rhymes and yet translate the entire poem literally is mathematically impossible’.Ga naar eindnoot5. Geen wonder dat het resultaat meer aandacht heeft gekregen dan de hierboven besproken versies en dat de recensies uiteenlopen van jubelend (een meerderheid: David Rijser, die eerder over Janssen nogal kritisch was, Kees Fens, Frans Denissen) tot zeer kritisch (een minderheid: Christine D'haen, Ronald De Rooy). Uitgebreid en op veel voorbeelden gestoeld is de bespreking van De Rooy in Incontri.Ga naar eindnoot6. Zijn kritiek laat zich als volgt samenvatten: door te kiezen voor het rijm, een te strenge keuze voor onze tijd, blijven de vertalers zitten met een hoop problemen die meestal niet op te lossen zijn. En vooral: veel van Dantes taal, beelden en ideeën zijn in het vertaalproces noodzakelijkerwijs verdwenen. Het is moeilijk om het niet eens te zijn met De Rooy. Je kunt je echter afvragen of het door hem aangedragen alternatief voor berijming wel zo effectief is. Hij staat een compromis voor zoals gevolgd door de Amerikaanse dichter Pinsky, die zich bedient van slotwoorden als tell / feel / well, sleep / stop / up, night / thought / it. Ik zou het van geval tot geval als assonantie of consonantie aanduiden. Op mij werkt het in elk geval op zijn best als mislukt rijm. Waarom dan niet geopteerd voor blank verse, zoals Milton deed toen hij zijn antwoord op de Commedia schreef? Eén ding dat critici misschien vergeten is dat een eigentijdse lezer al dan niet bewust anders zal omgaan met een berijmde dan met een niet berijmde vertaling. Hij zal meer geneigd zijn de eerste als een autonoom werk te genieten en voor de achtergrond (en daarmee de bij vertaling verloren-gegane elementen van de brontekst) zijn toevlucht nemen tot commentaren en alternatieve verta- | |
[pagina 31]
| |
lingen. Het is interessant te zien dat Cialona en Verstegen van verschillende passages ook meer letterlijke versies geven, een duidelijke indicatie dat zij zich van de problemen altijd ten volle bewust zijn geweest. Met andere woorden, aan een berijmde vertaling hangt als het ware een bordje ‘Pas op! Herschepping!’ Een waarschuwing die de vertalers in hun voorwoord duidelijk laten klinken. Om het de lezers van deze bespreking makkelijker te maken de diverse vertalingen onderling te vergelijken volgen hier de reeds eerder besproken fragmenten in de versie van Cialona en Verstegen. De ontmoeting met Mohammed en Ali luidt als volgt:
Geen kuip of vat zal zo gespleten blijken
Na het verlies van duig of klamp als hij
Wiens romp ik tot zijn gat uiteen zag wijken.
Zijn darmen hingen er in slierten bij;
Ik kon alle organen onderscheiden,
En ook de droeve zak waarin wat wij
Verteren drek wordt; maar ondanks zijn lijden
Keek hij mij aan, rukte zijn borst uiteen,
En zei: ‘Zo wijd kan ik mijn ribben spreiden!
Zie mij, Mohammed, aan: verminkt als geen!
Voor mij gaat Ali, met het hoofd gespleten
Van kuif tot kinnebak; hoor zijn geween.’
Weinig gaat verloren bij de vertaling van deze beeldende passage, en zelfs de minder gelukkige keuzen van Janssen (uitwerpselen) en Brouwer (wandelt) ontbreken. Nu het aan het Purgatorio ontleende fragment:
Het was het uur waarop het zacht verdriet
Van heimwee menig zeeman zal bevangen,
De dag dat hij zijn dierbaren verliet;
Het uur dat een nieuw pelgrim doet verlangen
Naar huis als hij het avondklokje hoort,
Dat rouwklaagt om de dag die is vergangen.
Wegdromend hoorde ik niet meer elk woord,
Maar wel zag ik een geest het teken geven
Waarmee tot luisteren werd aangespoord.
Hij had zijn handen in gebed geheven,
En naar het oosten richtte hij zijn oog,
Of hij tot God zei: ‘U geldt heel mijn streven.’
Zonder twijfel is hier een goed lopende vertaling geproduceerd. Intelligent is het gebruik van ‘zacht’, dat zowel allittereert met ‘zeeman’ als intenerisce moet vervangen. Het verkleinwoord ‘avondklokje’ is omwille van het metrum gekozen, en riekt helaas een beetje naar ‘sneeuwklokje’ of ‘kerstklokje’, een nogal zoetige oplossing dus, nog afgezien van de vraag naar de hoorbaarheid ervan op zee (ik zou hier een meervoud gebruiken: de avond-/vesperklokken). Van ‘wegdromen’ is in het origineel geen sprake. En wat voor gebaar de geest geeft, | |
[pagina 32]
| |
die zijn handen al in gebed heeft geheven, wordt niet duidelijk: misschien kan hij ze nog van voren naar achteren bewegen in een (inderdaad) uitnodigend gebaar. Het probleem zit hem juist in het overspringen van de verleden tijd (perfetto) naar de toekomende, de voltooid verleden tijd of naar de lijdende vorm (‘zal bevangen’, ‘werd aangespoord’) met het doel de deelwoorden ‘geheven’ en ‘aangespoord’ als rijmwoord te kunnen gebruiken. Dit is een frequente kunstgreep in deze vertaling, die niet altijd tot esthetisch bevredigende oplossingen leidt.
Uit het bovenstaande komen voor- en nadelen van elke vertaling duidelijk naar voren. Janssen is te weinig poëtisch en niet altijd even correct in zijn vertaling, maar biedt een goed notenapparaat en mooie, interessante illustraties. Brouwer heeft meer gevoel voor poëzie, biedt de mogelijkheid in één oogopslag vertaling en origineel te vergelijken en geeft erudiete achtergrondinformatie. Verstegen en Cialona hebben een fraaie, monumentale versie op rijm neergezet, en daarmee naast de Dante-studies ook de Nederlandse letteren verrijkt, maar ze hebben afstand moeten doen van een letterlijke weergave van het origineel, met alle logische gevolgen vandien. De tweede band van hun werk kan met zijn noten, varianten en commentaar de kritische lezer echter vaak tevredenstellen. De versie van Van Dooren is nog steeds een belangrijk, degelijk instrument en veruit de goedkoopste. In afwachting van de voortzetting van Janssens werk en de voltooiing van Brouwers vertaling is die van Cialona/Verstegen een goede keuze, vooral voor wie terugdeinst voor het gebrek aan poëzie in Van Doorens vertaling, en voor wie houdt van klassiek, door de literaire traditie geadeld poëtisch Nederlands. Dante Alighieri, Mijn komedie: Hel, vertaald door Jacques Janssen (Sun, Nijmegen 1999). 399 pp. ISBN 9061686679, prijs: ca. €36,-; Dante Alighieri, De Goddelijke Komedie, vertaald door R.F.M. Brouwer, deel I: Inferno en deel II: Purgatorio (Primavera, Leiden 2000-2001). Resp. 611 en 675 pp. ISBN 9074310613 en 9074310303, prijs: €40,39 per deel; Dante Alighieri, De goddelijke komedie, vertaald door Ike Cialona en Peter Verstegen (Athenaeum, Polak & Van Gennep, Amsterdam 2000). 739 pp. (vertaling) en 579 pp. ISBN 9025308708, prijs: €68,-. |
|