Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] Koen Stassijns © J.K. Caudron [pagina 207] [p. 207] Koen Stassijns Gedichten De apotheker 1 Al jaren dood moet hij alleen nog sterven dat wil zeggen gedaan maken met adem potsierlijk in een nacht zonder rozen. Hij moet er van uitgaan dat vuur nooit langer brandt dan wat van stof tot as voorhanden was en verlaten: pijnstillers zalven het huis om de hoek waar hoop te koop ligt achter glas. Ik wil mijn wanhoop met zijn lijf begraven en neem niet nog één mee op mijn rug: de vrouw die haar laatste omhelzing gaf aan een touw op een zolderkamer die dag onder sneeuw. Soms hoor ik hoe ze bij hem aanklopt, in de keel, hoe ze zijn hals wil - strelen, zonder vragen? Hij twijfelt uit één oog, dat trage. [pagina 208] [p. 208] 2 Al jaren dood gaat zij nog elke dag een heel eind om in mij, trekt door als in een stoet voorbij het oude spoor waar wij de wisselval van vrezen. Haar lach tast mij in oog en mondhoek aan, breekt uit zijn glazen kooi de kamer in en zwijgt wat aldoor was verzwegen: dat ze begraven lag onder de duim van een man in een gat waar een bouwvallige god het werktuig van haar buik niet ontzag. Hij werd bewaard, zij vreesde. Zo ligt ze in mij opgespaard en gaat in elke vrouw die ik omhels tekeer. Ze dient geen vader meer geen spiegelbeeld, geeft mij integendeel haar weerzin weer. [pagina 209] [p. 209] Pars poëtica 1 Sla dit gedicht als een jas om je heen en laat het wandelen, ik wil op de rug van een meisje aan zee en terug kunnen gaan. Naar de stad door een kluwen van straten waar een plein over valt. Daar middenin zon uitdagend staan wuiven: kleed mij uit en kijk mij aan, tijd heeft geen vat meer op mij, houd halt en lees mij, doe mij aan. Want ik blijf langer dan een rooksignaal in het oog van de boodschapper leven. Zwijg mij maar dood, ik sta pas neergeschreven overeind, loop als een druppel door regen over in zee, waar amper een meisje kan gaan. 2 Ik leg mij neer bij dit gedicht, kijk waar zijn benen staan en hoe die verder moeten groeien. Soms gaan ze door de knieën onder het gewicht van een belegen woord als dood en daar ondoorgrondelijk in blijven dromen. Soms hangen ze wat rond, groen fruit terloops aan magere twijgen opgeknoopt en vallen voor het rijpen. Daar grijp ik in, en leg het vuur vast aan hun schenen, snoei op het gevoel af, herbegin. Omdat ik nog een zin zoek voor dat ene volkomen gedicht dat enkel blijft staan wanneer ik wankel in mijn benen. Vorige Volgende