had Kluwer de andere Heideland-loot, Heideland-Orbis, uit Hasselt weggesnoeid.
In 1976 werd de Standaard Uitgeverij, na het faillissement van de krant De Standaard, door de curatoren verkocht aan het papierconcern Bührmann-Tetterode; al snel bleek dat ze daar van bedrukt papier, en dan nog uit Vlaanderen, weinig verstand hadden. In 1986 deden ze het bedrijf dan ook over aan Malherbe, die even tevoren Unieboek had gekocht en zijn imperium in 1987 uitbreidde met Elsevier-België, waarbij ook (sinds 1978) uitgeverij Manteau behoorde. (Maar dat is een ander verhaal, dat iedereen wel kent.) Binnen het inmiddels tot stand gekomen Meulenhoff-Malherbe-concern wordt er nu verder in Vlaanderen gestroomlijnd; hoe het zal aflopen, is nog niet duidelijk, allicht ook niet voor de betrokkenen. Elsevier-België is verdwenen, bij Manteau zit sinds kort een Nederlander op de uitgeversstoel, bij Standaard Uitgeverij ook, er wordt her en der gesaneerd en geherstructureerd, de verkoop van het Manteau-fonds is zopas aan de Meulenhoff-dochter Kritak in Leuven toevertrouwd, maar de beide fondsen zullen, zo luidt het, hun eigen gezicht behouden.
Rustig is anders. (Maar ook in Nederland stormt het de laatste tijd wel eens in de glazen.)
Ik kan met mijn verhaal zo nog een tijdje doorgaan, maar ik vrees dat het eentonig zou worden.
Laat ik daarom eens de andere kant van de medaille bekijken.
Het Davidsfonds is met zijn meer dan 77 000 leden (en met de kleine boekenclub De Clauwaert onder zijn brede vleugels) stoer op weg naar zijn honderdvijfentwintigste verjaardag. In de boekhandel komt het literaire fonds nauwelijks, in Nederland al helemaal niet, maar de oplagen zijn niet te versmaden en de jaarlijkse poëziebloemlezing uit de tijdschriften is een bestseller.
In 1992 vierde De Nederlandsche Boekhandel/Uitgeverij Pelckmans, eens de uitgever van Maurice Gilliams, zijn honderdjarig bestaan. Aan literatuur doen ze allang niet meer (behoudens Gezelle), aan cultuur in brede zin wel. In 1984 vierde Lannoo, eens de uitgever van Streuvels, zijn vijfenzeventigjarig bestaan; aan literatuur (behoudens 'n enkele poëziebundel) doen ze allang niet meer, aan cultuur in de breedste zin wel. In 1994 zal De Sikkel, eens de uitgever van Paul van Ostaijen, vijfenzeventig jaar bestaan; sinds veertig jaar worden er alleen nog schoolboeken uitgegeven.
Misschien is dit voor de literatuur dus toch nog niet de àndere, betere kant van de medaille: Orbis & Orion, Ontwikkeling, Lotus, Den Gulden Engel, Heideland failliet, Elsevier-België opgedoekt, de Standaard en Manteau in ‘reconversie’, Pelckmans, Lannoo, De Sikkel sinds lang op andere, minder risicovolle sectoren overgestapt.
Om van de poëzie niet te spreken: als voorlaatste commerciële uitgever heeft nu ook Manteau het laken gespreid over de dichtkunst. Alleen Lannoo blijft op dat terrein nog (matig) actief. Voor de rest is poëzie verdrongen naar het circuit van de not-for-profit organisaties, met het Gentse Poëziecentrum van Willy Tilbergien als meest spraakmakende.
Wie zijn de nieuwkomers, die voor de aflossing van de (literaire) wacht zouden moeten instaan?
Er zijn er voornamelijk drie: het reeds even genoemde Kritak, Hadewych/Houtekiet, Dedalus. Kritak, sinds 1985 een Meulenhoff-dochter, Houtekiet, in 1986 door Julien Weverbergh na zijn ontslag bij Manteau opgericht binnen het nog jonge Hadewych van Wim Hazeu, Dedalus, sinds 1988 de Vlaamse vestiging van Singel 262 en vanaf dit jaar ‘nauwer samenwerkend’ met Nijgh & Van Ditmar. Alle drie opererend dus binnen Nederlandse groepen, de ene met meer, de andere met minder speelruimte.
En dan... is er Nederland zelf, natuurlijk.
Cijfers wil ik in dit verhaal zoveel mogelijk vermijden, maar sommige zijn toch wel illustratief.