Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] Herman Leenders © Wim Verstraete [pagina 201] [p. 201] Herman Leenders Gedichten Kleermaker Hij meet de afstand tussen mijn kruis en de grond. Hij legt zijn centimeter om mijn hals als een strop. Zijn vingers betasten de stof. Ik hou mijn armen stijf uiteen: een vogelschrik in de binnenkant van kleren. De naalden prikken door de voering heen. Ik word opgemeten als een partij land. Zijn vrouw stelt mij te boek. Hij dicteert haar - de spelden in zijn mond - drie rijen getallen die nooit zullen krimpen van het wassen. Kerstavond We lopen de velden in, weg van het feest. Twee stieren staan te dampen in een zompige weide en komen op ons af beesten zonder stal, vergeten door het heelal. Jij niet zwanger, ik niet eens je man. Door het toeval samengezet op deze plek. De auto's razen voorbij op de autoweg als sterren zonder betekenis. [pagina 202] [p. 202] Was Mijn hemd hangt bevroren aan de draad stijf te wiegen in het strakke korset van de kou. Mijn ziel heeft net op tijd zijn vege lijf gered. Het lijk dat hem gehuisvest had wordt door warme handen afgelegd. Het kraakt in de wasmand als een skelet. De knopen en het boordje: de harde kern van zijn verzet. Wip Op de wip hang je hulpeloos in de lucht je benen nutteloos gerief voor zo'n perspectief. Ik zit aan de grond als een kikker op zijn achterpoten. Smekend kijk ik naar je op. De koevoet van je troost tilt mij omhoog. Met je gewicht hou je mijn leven in bedwang. Je kijkt onder mijn rokken als ik hang. Vorige Volgende