| |
| |
| |
Walter van den Broeck
Brief aan Beatrix
Turnhout, 11 juli 1993
Aan hare Majesteit, en bij gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld, Hertogin van Limburg, Markiezin van Vere, Erfprinses van Vlissingen, Gravin van Katzenelnbogen, van Vianden, van Diez, van Spiegelberg, van Buren, van Leerdam en van Culemborg, Burggravin van Antwerpen, Barones van Breda, van Diest, van Beilstein, van de stad Grave, van de landen van Cuyk, van IJsselstein, van Cranendock, van Eindhoven, van Liesveld, van Herstel, van Warneton, van Arlay en Nozeroy, Suzereine en Vrouwe van Ameland, Vrouwe van Borculo, van Bredevoort, van Lichtenvoorde, van Loo, van Geertruidenberg, van Clundert, van Zevenbergen, van Hooge en de Lage Zwaluw, van Naaldwijk, van Polanen, van Sint-Maartensdijk, van Soest, van Baarn, van ter Eem, van Willemstad, van Steenbergen, van Montfoord, van Sankt-Vith, van Besançon, van Burgenbach, van Daasburg, van Niervaart, en van Turnhout, Beatrix.
Betreft. Bede m.b.t. tot het behoud van de Lierse normaalschool.
| |
Majesteit,
Mijn naam is Walter van den Broeck. Ik ben Belg, Vlaming en Turnhoutenaar en werd in 1941 in het Kempense plaatsje Olen geboren. Ik ben schrijver van boekwerken, theaterstukken, scenario's, hoorspelen, enzovoorts.
De voorbije dertien jaar heb ik voornamelijk prozaboeken geschreven die over mijn persoonlijke relatie met het u vertrouwde Huis van Saksen-Coburg gaan.
Voor één ervan, namelijk Brief aan Boudewijn, werd mij in uw land in 1982 zelfs de prestigieuze Henriëtte Roland-Holst-prijs toegekend.
Nu ligt het niet in mijn bedoeling, Majesteit, mij de volgende dertien jaar aan het Huis van Nassau te wijden, dus u hoeft niet onmiddellijk ramen en deuren te sluiten, maar daar een van de vele titels die u voert Vrouwe van Turnhout luidt, en ikzelf dus in Turnhout woonachtig ben, verstout ik mij evenwel u vandaag, uitgerekend op de Vlaamse Nationale Feestdag, aan te schrijven.
U hebt er misschien nooit bij stilgestaan, maar de titel Vrouwe van Turnhout werd in uw familie voor het eerst gevoerd door Amalia van Solms, echtgenote van Frederik Hendrik, na de ondertekening in 1648 van de Vrede van Münster. Dat maakt, ofschoon in de Belgische Grondwet is gestipuleerd dat de kroon nooit nog naar enig lid van het Huis van Nassau mag gaan, dat u in Turnhout nog steeds enige invloed kan doen gelden als u dat zou willen.
Nee, Majesteit, ik vergis mij niet, want er is een precedent!
Toen in 1914 de Duitse bezetter het Heilig Graf van Turnhout voor inkwartiering opeiste, richtte de Heilig-Grafcommunauteit op 2 september een suppliek aan uw doorluchtige grootmoeder, koningin Wilhelmina, die toen zelf nog Vrouwe van Turnhout was, om haar hoge bescherming in te roepen. Prompt stroopte zij de mouwen op en liet op 12 september via het ministerie van Buitenlandse Zaken aan de gezant te Berlijn weten dat het Heilig Graf van Turnhout een Nederlandse stichting was, die in 1662 onder Amalia van
| |
| |
Solms tot stand was gekomen, en bijgevolg, gezien de Nederlandse neutraliteit in het aan de gang zijnde conflict, niet voor militaire doeleinden mocht worden benut. De Duitsers drukten vervolgens hun martiale snor en het Heilig Graf bleef gespaard van de gevreesde inkwartiering.
Ik bedoel maar: dat een pad een geruime tijd niet bewandeld werd, betekent niet dat het nergens meer naar toe leidt. Soms is zo'n pad een regelrechte binnenweg, en aan binnenwegen, vooral administratieve, is in mijn land momenteel grote nood. België is, zoals u weet, sinds kort een federale staat. Dat klinkt interessant, maar in werkelijkheid is het vooralsnog een rommeltje. Wij hebben thans zoveel regeringen dat een kat er zijn jongen niet meer in terugvindt. Er komt een tijd, zo laat het zich aanzien, dat elke meerdeijarige Belg in een of andere regering zitting zal hebben.
(‘Elke Belg in de regering!’ mag als verkiezingsslogan een tikkeltje ridicuul klinken, hij is mij toch sympathieker dan het benepen ‘Eigen volk eerst’ van het abjecte, ultra-rechtse Vlaams Blok waarmee we hier tot overmaat van ramp intussen ook al zijn gezegend.)
Het verzoek dat ik tot u wens te richten heeft evenwel niets met Turnhout uit te staan, wél met een ander Vlaams provinciestadje, namelijk Lier.
U vraagt zich nu terecht af wat u met Lier te maken heeft. En al even terecht oppert u de bedenking dat verzoeken betreffende andere Vlaamse steden dan Turnhout, Diest of Antwerpen toch het best aan de Belgische of Vlaamse bewindvoerders kunnen worden gericht.
U hebt natuurlijk gelijk. Maar wegens de overvloed aan instanties, die van het doorgeven van hete administratieve pannen een nieuwe Olympische discipline schijnen te willen maken, zie ik geen andere uitweg dan deze binnenweg, die slechts in schijn een omweg is. Gelooft u mij maar, Majesteit, in dit tijdsgewricht is de afstand Turnhout - 's Gravenhage - Brussel - korter dan de afstand Turnhout - Brussel
Toch blijft u zich afvragen wat u in godsnaam met Lier te maken mag hebben.
Meer dan u zou denken, Majesteit!
Lier is een aanvallig plaatsje in de provincie Antwerpen met om en bij de 30 000 inwoners, die schapekoppen worden genoemd, doordat ze in een ver verleden liever een schapenmarkt dan een universiteit binnen hun muren hadden. Dat mag op het eerste gezicht een domme keuze zijn geweest: ze heeft er niettemin toe geleid dat het oog van uw doorluchtige oudvader, koning Willem 1, op Lier viel toen hij in 1817 een kweekschool wilde oprichten in de Zuidelijke Nederlanden. Antwerpen en Mechelen hadden zich ook kandidaat gesteld, maar Lier won het pleit. De koning moet gezwicht zijn voor troeven als ‘la salubrité de l'air et de l'eau, le bon coeur de ses habitants...’ en ‘l'auguste bienveillance de son Roi Chéri.’ Vooral dat laatste moet raak geweest zijn. De koning werd door deze woorden immers herinnerd aan zijn belofte dat Lier altijd op zijn welwillendheid zou kunnen rekenen. Die belofte had hij gedaan nadat zijn tweede zoon, prins Hendrik, in februari 1814 feestelijk in Lier was verwelkomd.
Middels het kb van 29.7.1817 werd de Lierse normaalschool opgericht. Die school waaraan in de jaren zestig van deze eeuw ook ondergetekende een paar jaar studeerde, levert al 176 jaar lang leerkrachten af die als de bekwaamsten van het hele land worden beschouwd.
‘Komt hij van Lier, stuur hem dan maar onmiddellijk naar hier!’ plegen schooldirecties nog steeds uit te roepen. Ik bedoel maar: het is niet zomaar een normaalschool, die school. Het is de normaalschool van het Vlaamse land.
Dat de Lierse normaalschool nog steeds zulke puike leerkrachten voortbrengt, is niet alleen te danken aan de uitermate efficiënte aanpak van het uitmuntende lerarenkorps, maar ook en misschien zelfs vooral aan het schoolgebouw zelf. Het is een prachtig gebouw waar een heel aparte, tot studeren uitdagende sfeer hangt. Het Geheim van Lier, pleeg ik haar te noemen. Wie er als jeugdig persoon de
| |
| |
drempel overschrijdt met het voornemen te slagen, wordt er onmiddellijk door gegrepen. Zoals eertijds De Vliegende Hollander dwars door andere schepen heen voer en dood en vernieling zaaide, zo waait Het Geheim van Lier dwars door de jongelui heen, blaast de oppervlakkigheid van hun ziel en wekt haar tot studie-ijver. Zo is het sinds 1817 altijd geweest en zo is het nog steeds.
Tot op heden wordt uw doorluchtige oudvader er nog immer geëerd. Vanaf een van de wanden van de eetzaal kijkt hij nog elke middag welwillend neer op het studentenvolkje dat er postmodern voedsel tot zich zit te nemen. In het Lierse heden zit, bij wijze van spreken, het verleden mee aan tafel. En zo hoort het ook, want wie het verleden uit het oog verliest, laat zich de toekomst ontfutselen, zoveel is wel zeker.
Ach, het is ondoenbaar de normaalschool in het bestek van een brief volkomen recht te doen. Het lijkt mij derhalve handiger Dr. Louis van Leemput, de onvermoeibare voorzitter van de oud-leerlingenbond, te vragen u een exemplaar te sturen van het tweedelige gedenkboek dat vorig jaar, ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van de school, werd gepubliceerd. Daar staat het allemaal in: de hele historiek, de rol van de school in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, ja zelfs de namen van alle afgestudeerden.
Doordat het menselijk brein te klein is om de wereld te vatten, breit het, bij wijze van noodoplossing, een soort vangnet-voor-eigengebruik om over de wereld heen te gooien. Dat vangnet bestaat uit atavismen, jeugdherinneringen, dromen, verhalen, wetenschappelijke theorieën, religieuze en/of filosofische overtuigingen, politieke ideologieën, artistieke voorkeuren, enzovoorts. Het is opgehangen aan een paar onwrikbare pijlers. Dat kunnen mensen zijn, zoals iemands ouders, maar ook gebeurtenissen, plaatsen of gebouwen. In mijn leven is de Lierse normaalschool een van die pijlers. Elk jaar, op Hemelvaartsdag, woon ik er de jaarlijkse reünie van oud-leerlingen bij. In de voorbije tweeëndertig jaar heb ik er slechts één gemist, wegens militaire verplichtingen. Waarmee maar gezegd wil zijn dat ik die school in het hart blijf dragen, ofschoon ik al meer dan twintig jaar niet meer in het onderwijs sta.
Maar laat ik ter zake komen. Sinds enige tijd hebben wij een Vlaamse regering en dus ook een Vlaamse minister van Onderwijs. Het is een beetje een techneut die van alles de prijs maar van weinig de waarde schijnt te kennen. Van zichzelf heeft hij wellicht de indruk dat hij met beide benen in de wereld staat, maar in wezen heeft hij elk contact met de werkelijkheid verloren. Uitzijn beslissingen lees je moeiteloos af dat voor hem de werkelijkheid uit cijfers en begrotingsposten bestaat. Daardoor herleidt hij haar tot dingen. Hij weet niet dat wat hij als dingen beschouwt in wezen relaties tussen elementen van een eenheid zijn. Hij heeft iets van een naïeve chirurg die meent genezing te kunnen brengen door alles weg te snijden wat ziek is, en die geen rekening houdt met de wisselwerking tussen organen enerzijds en organen en de menselijke psyche anderzijds. Kortom, onze minister van Onderwijs is ondanks zijn bedrieglijke vlotheid een ouderwetse of-of-denker, in plaats van een eigentijdse en-endienker.
Veel tegenwind krijgt hij niet in de schoot van de regering, integendeel. België zit momenteel met een staatsschuld van 10 000 miljard frank opgescheept - een miljoen per Belg dus, en dat zijn toch algauw 50 000 Hollandse guldens! - en ministers die vlot tot saneren en bezuinigen oveigaan, zijn graag gezien - ook in de Vlaamse regering.
De minister van Onderwijs gaat geen zee te hoog. Zo schrapte hij vlak voor de zomer, op een ogenblik dat het lerarenkorps al met het hoofd in de vakantiewolken zat, en een onderwijsstaking dus onmogelijk was geworden, nog gauw duizend banen in het middelbaar onderwijs. Dat soort clevere jongen, dus.
Het ergst was ik evenwel gechoqueerd toen hij een paar maanden na de viering van 175 jaar Rijksnormaalschool te Lier, waaraan hij nota bene zelf had deelgenomen, bekend maakte dat hij van plan was diezelfde school te sluiten!
| |
| |
Want wat wil het geval? Het geval wil dat er momenteel te weinig leerlingen en te veel normaalscholen zijn. Is het dan niet logisch dat er een aantal dichtgaan? Gewis. Maar vervolgens moet men zich toch afvragen waarom uitgerekend de oudste, de beste en de meest prestigieuze normaalschool van het hele land dat lot beschoren dient te zijn! Als er dan toch scholen samengevoegd moeten worden, waarom dan niet in het gebouw dat daar het meest geschikt voor is? Ik heb het donkerbruine vermoeden dat aan de basis van dat voornemen wel weer platte, partijpolitieke overwegingen zullen liggen.
Toen ik van mijn eerste woede was bekomen heb ik in twee Vlaamse kranten een novelle gepubliceerd waarin ik de heer minister op de korrel nam. (Ze is thans ook opgenomen in band, het orgaan van de Koninklijke Oud-leerlingenbond van de Rijksnormaalschool te Lier (53ste jaargang nr. 2 van blz. 18 t.e.m. 22). Ik zal Dr. van Leemput vragen een exemplaar te voegen bij de twee voornoemde boekdelen.)
Tot dusver heeft het allemaal niet veel geholpen en uitgerekend dat is de reden van deze bede.
Majesteit, het kan u toch niet onverschillig laten dat een Vlaams minister, die over een paar jaar wellicht aan het hoofd van Toerisme of Bruggen & Wegen staat, een van de belangrijkste verwezenlijkingen van uw oudvader koning Willem 1, namelijk de beste en sinds 1817 onafgebroken functionerende instelling voor lerarenopleiding van het hele Vlaamse land, zomaar af zou schaffen! Ik denk hierbij onwillekeurig aan de gevleugelde woorden van Abraham Lincoln: ‘De natuur heeft honderd jaar nodig om een boom tot volle wasdom te brengen; een idioot slechts één uur om hem te vellen.’
Derhalve smeek ik u, met de ootmoed aan uwe Majesteit verschuldigd, iets te ondernemen om de Lincolniaanse ‘idioot’ in kwestie alsnog van zijn hakbijl te beroven!
Ik besef dat u zich als buitenlands staatshoofd natuurlijk niet openlijk kunt mengen in Vlaamse aangelegenheden, door bijvoorbeeld de betrokken minister op te bellen en hem te vragen of hij bijgeval van den dolle is bereden. Maar als goede vriendin van koning Boudewijn kunt u, mijns inziens, toch iets ondernemen om de oude belofte van uw oudvader jegens Lier gestand te doen. Net zoals uw grootmoeder eertijds door een discrete tussenkomst de rekwisitie door de Duitsers van het Heilig Graf wist te voorkomen, moet het u toch mogelijk zijn middels een telefoontje, een kattebelletje of desnoods een blitzbezoekje aan Laken de aandacht van koning Boudewijn op het dreigende onheil te vestigen.
U vraagt zich wellicht af waarom ik mij zelf niet rechtstreeks tot koning Boudewijn wend, aangezien ik mij de voorbije dertien jaar nogal nadrukkelijk - zij het ongevraagd - heb gemanifesteerd als hofleverancier van teksten. Eerlijk gezegd, Majesteit, ik ben er niet helemaal gerust op. Uit niets is immers gebleken of mijn koningsboeken onze vorst wel zijn bevallen. Hoewel ze met de verschuldigde piëteit zijn geschreven, kunnen ze - daar ben ik mij van bewust - makkelijk aanleiding geven tot misverstanden. Ik ben immers van bescheiden komaf, en dat wil zich nog wel eens verraden. Uitgerekend daar waar een elegante formulering is vereist, vloeit soms, geheel ongewild, iets volks, ja zelfs iets onbehouwens uit mijn pen. Het is een jammerlijke tekortkoming, waar ik mee heb leren leven, maar die soms kwaad bloed zet.
Eigenlijk ben ik dus een beetje bang dat een rechtstreekse bede aan zijn adres wel eens het omgekeerde effect zou kunnen sorteren.
Bovendien wil ik hem in deze wat ontzien, want door zich openlijk tegen de voorgenomen sluiting te kanten, zou hij zich wel eens moeilijkheden op de hals kunnen halen.
U weet natuurlijk dat hier vandaag de dag de grootste onduidelijkheid heerst over zijn bevoegdheden. Zijn er, nu het land gefederaliseerd is, eigenlijk nog wel Belgen? Zo neen: van wie is hij dan nog koning? Zo ja: kan een Belgisch vorst, zonder ergernis te verwekken een Vlaams minister op het matje roepen? Hij heeft het één keer gedaan met de Vlaamse MinisterPresident en dat gaf meteen meer heisa dan goed is voor zijn arme, getormenteerde hart.
| |
| |
Helemaal anders zouden de zaken echter komen te liggen als hij de betrokken minister eens op de koffie vroeg en hem discreet uw verzoek onder de aandacht bracht Hij zou dan voorzichtig kunnen stellen dat het, met het oog op de goede betrekkingen tussen België en Nederland, eigenlijk toch wel wenselijk is dat u de gevraagde vriendendienst wordt verleend. Dat is geen echte tussenkomst maar veeleer een wenk, en zoals elke minister is ook de Vlaamse minister van Onderwijs wenkgevoelig. Mocht hij evenwel wat hardhoofdig zijn, dan zou men hem wat op het gemoed kunnen werken door hem, bij wijze van tegemoetkoming, een of andere mineure adelijke titel voor te spiegelen. Ridder van Patershol tot Watersportbaan lijkt me wel iets voor hem.
Nee, Majesteit, het is van essentieel belang dat uzelf de zaak bij hem aankaart. Ik weet dat hij u niets kan weigeren, want de relatie tussen u beiden is al jaren van een zodanige hartelijkheid, dat wijlen mijn moeder, toen in 1960 bekend werd dat hij niet met u maar met Doña Fabiola de Mora y Aragon in het huwelijk zou treden, twee weken lang niet met haar hoofd bij haar huiswerk was. Het eten brandde om de haverklap aan, de kachel ging voortdurend uit, en vaders overhemden waren zodanig gesteven dat hij er geruime tijd kleine, lichamelijke letsels aan over heeft gehouden.
Om mijnentwille hoeft u het natuurlijk niet te doen. Maar weest u ervan overtuigd dat u Dr. Van Leemput, de leerlingen en leerkrachten, de meer dan duizend sympathiserende oud-leerlingen van de normaalschool, de stad Lier, maar ook alle anderen in dit land, die het belang inzien van een kwalitatief hoogstaande lerarenopleiding zeer zou verplichten. Ik maak mij sterk dat zij zelfs, op het geringste verzoek uwerzijds, mee zouden ijveren om het veto tegen het Huis van Nassau betreffende de troonopvolging uit onze grondwet te doen schrappen. Waar dat goed voor is? Men weet maar nooit of het moegetergde en afgetobde Huis van Saksen-Coburg het binnen afzienbare tijd niet voor bekeken houdt en eieren voor zijn geld kiest. Dan komt er in West-Europa een koningstroon vrij, vlak bij de deur nog wel! En aangezien Willem-Alexander nog twee broers heeft, en in deze tijd goede banen niet voor het rapen liggen... Overigens als Saksen-Coburg niets onderneemt om Vlaanderen tegen zijn bewindvoerders te beschermen, dan mogen troon & kroon, alvast wat mij betreft, onmiddellijk naar een Nassau gaan die van aanpakken weet.
Hoe dan ook, Majesteit, u moet er van doordrongen zijn dat door uw toedoen Vlaanderen gespaard kan blijven van een dreigende culturele verloedering. Want zoveel is zeker, een land dat zijn lerarenopleiding verknoeit, verkwanselt zijn toekomst. Het is, zoals ik in mijn novelle al schreef, bekend dat een door honger geplaagde boer desnoods zijn kindertjes en zijn arme moeder opeet maar nooit ofte nimmer zijn zaaigoed!
Majesteit, help ons alstublieft ons zaaigoed veilig te stellen! En als u het niet voor ons wenst te doen, doe het dan uit gezond eigenbelang. Nederland is immers helemaal niet gebaat met een culturele woestijn aan zijn achterdeur, want dat is, zoals u weet, een uitstekende voedingsbodem voor fascistisch onkruid.
Ik hoop, Majesteit, dat ik hiermee uw aangeboren goedheid, uw scherpe intelligentie, uw trouw aan het gegeven woord van uw doorluchtige oudvader, uw onvolprezen diplomatisch talent en, last but not least, uw ondanks de barre tijden nog immer stand houdende speelsheid zodanig heb weten te prikkelen, dat u een gunstig gevolg zult geven aan deze bede.
In naam van alle hierboven genoemden dank ik u bij voorbaat en uit de grond van mijn hart, en veroorloof mij tot slot u het allerbeste toe te wensen, zowel thuis als op het werk.
Met de meeste eerbied, uw nederige & dienstwillige
Walter van van den Broeck
Vrijheidstraat 18
B-2300 Turnhout
België
|
|