Maatstaf. Jaargang 41
(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermdEddy van Vliet
| |
[pagina 81]
| |
De balDe bal ligt op de zerk. De wind is hem
welgevallig. Hij aarzelt. Een bloem
staat hem in de weg. Vrolijk toont zij
de eigen rouw. Hij laat haar gehoorzaam beven,
En meandert verder langs de gemakkelijkste
paden, uitgevreten door het water. Hij groet.
Hij legt zijn wang tegen het marmer, gebarsten en warm.
Een kever - de bal ontwijkt hem niet - kromt
zijn poten en veinst de dood. De stilstand.
Dit is wat hij vreest op dit kerkhof waar
niet meer wordt begraven. Dit is wat hij weigert.
Ook al breekt een cypres of een lager gelegen
muur zijn vaart. Kinderen komen reeds aandraven.
Straks vliegt hij weer over kruisen,
stenen kransen en uitgesleten namen.
| |
[pagina 82]
| |
Shomré HadassGa naar voetnoot*Op een dag in april leen ik een hoed.
Bedekt loop ik onder de zespuntige ster.
Het zuivere bloed in mijn blonde kop
schaamt zich rot.
Luchters en ramen zijn twaalf in getal,
alsook de nieuwe manen en de stammen
vol van genade.
Overvleugeld door dromen, spreekt
de rabbijn over de horens van de stier
in het alfabet, over Columbus die naar
nieuw land voor zijn broeders zocht.
Ik sta in de rij. Ooit hun lot.
Ooit stapels bot.
| |
[pagina 83]
| |
Het schoolmuseumGeluiden zijn waakzaam. Door hun stilte
nemen ze toe: de verlaten gangen vervuld
van blijde kreten. De angstige zijn vergeten.
Chinezen zijn geel, negers zitten naakt
onder de palmbomen en met Indianen roken
trappers de vredespijp. De kroontjespennen
vermenigvuldigen de waarheid.
De bever bouwt een dam met zijn staart,
onder de aarde beweegt de mol, de rivier
bevat vis voor de speelse bereklauw.
Zo onderwijzen het de platen aan de wand.
Weggegumd uit een wereld van zekerheden,
de tere naald wijst naar het Noorden,
kijken in het lege klaslokaal de kinderen ons aan.
|
|