| |
| |
| |
J.M.H. Berckmans © Mark Willems
| |
| |
| |
J.M.H. Berckmans
Een beetje voorbij het huis van Elsschot
Dikke koe, zegt de witte mens, gij vervloekte vermaledijde dikke koe, geef mij nu ogenblikkelijk eerst een tas koffie en ga daarna bij Charlotte en Gaston een broodje met kaas en een broodje met hesp halen en laat het op de rekening zetten en vlug een beetje voor ik uw smoel ineen timmer en breng ineens een pakje witte Belga en een fles Cola en een blik spaghetti mee zodat ik straks iets te vreten heb, als we Big Jim aan 't spelen zijn.
jm en de dunne man hebben vorig week Big Jim uitgevonden, ze hadden niks anders meer om handen dan Big Jim uit te vinden, ze hadden alle boeken al gelezen en alle platen al gedraaid, Bob Dylan voorop, Hemingway op kop, de dunne man was op de valreep geflest en jm had alle hoop op wat voor beterschap dan ook al lang opgegeven, ze waren een paar dagen en een paar nachten opgebleven en al die tijd hadden ze tequila sunrise gezopen en ze hadden Big Jim uitgevonden, en sindsdien speelt iedereen aan het nummer zevenentwintig in de Lemméstraat Big Jim. Een beetje voorbij het huis van Elsschot. De witte mens en jm en Robert en Mon de baron en de zwarte heks en de dikke koe en Ludo Cleerbout en zelfs ouderling Hoskins en ouderling Lindow. Alleen Camilla de gorilla en het jong Veerle spelen niet mee en Mie Bees weet van toeten noch blazen. Camilla de gorilla en het jong Veerle slapen de slaap der onschuldigen en Mie Bees gaat langzaam maar steeds sneller dood in de voorkamer. Ze ontbindt tot overschot. Tot er niets van Mie Bees meer overblijft dan snorharen en een hooghartig naar boven gekrulde onderlip.
Het gaat 'em om klaveren heer. Big Jim is klaveren heer. Wie op 't einde al z'n kaarten kwijt is en met klaveren heer blijft zitten is gewonnen. Het duurt wel een uur of zes maar 't is verschrikkelijk spannend en de hele Kring speelt nu ganse nachten Big Jim tot Camilla de gorilla en de dikke koe er dood bij neer vallen en onverrichter zake de boel op slot doen en dwars doorheen het blauwe uur naar huis gaan. Big Jim of geen Big Jim, klaveren heer of geen klaveren heer, ze doen de boel dicht. De witte mens zegt dikke koe tegen Greta, tegen Renée zegt hij zwarte heks, tegen jm grote lul, tegen Camilla de gorilla moe en Mon de baron tegen z'n vader, Carlos tegen Robert en paljas tegen Ludo Cleerbout.
Het zou trouwens de eerste keer niet zijn dat de witte mens de dikke koe haar smoel ineen timmert. Het zou de eerste keer niet zijn dat de witte mens het kot afbreekt. De witte mens heeft problemen. Hij gaat met z'n problemen naar Beretta maar Beretta heeft al honderdduizend keer gezegd dat ze hem niet kan helpen. Hij is al bij Landuyt geweest en Landuyt kon hem ook niet helpen. Hij heeft al in de doos gezeten en zelfs van de doos is hij niet wijzer geworden en op den duur hebben ze 'm losgelaten. Tegen hem zegt iedereen witte mens, al heet hij eigenlijk Paul Serge Rosette, naar zijn peter en zijn meter en zijn doodgeboren broertje.
In de voorkamer ligt Mie Bees al jaren op sterven maar nu gaat ze het niet lang meer maken. Camilla de gorilla heeft de onderpastoor besteld voor de belezing van de stervenden. Alle anderen wachten in spanning af. De priester laat op zich wachten.
| |
| |
Het wordt steeds later. Misschien komt hij morgen pas, misschien zijn er vandaag te veel stervenden in de wereld van de levenden.
Carlos is vrijer van de dikke koe en Ludo Cleerbout is de vrijer van de zwarte heks en behalve de zwarte heks heeft niemand het hoog op met Ludo Cleerbout vanwege z'n maniertjes en z'n smoeltje en z'n vele, vele praatjes voor de vaak. Hij werkt aan de band in een autovelgenfabriek en brengt voor het overige de tijd zo maar een beetje zoek met platen draaien op fuiven en rondhangen tot de nacht in de dag verkleurt. Als de zwarte heks van school af is willen ze trouwen en ergens in de randstad gaan wonen met hun meubeltjes en hun stereo en hun autootje in de box. Hun Volkswagentje. Maar eerst wil ze de school af maken. De handelshumaniora op Mère Jeanne in de Tabaksvest. Zodat ze een baantje vindt op een kantoortje en ganse dagen pennen likken kan en haar zestienjarige kont verslijten tot er sleet op zit en ze veulens en kalveren baren kan.
En ten slotte is er het jong Veerle, maar het jong Veerle is bijkomstig, het jong Veerle is nog maar zeven, het jong Veerle heeft nergens weet van, het jong Veerle snapt toch de ballen van wat er hier allemaal aan de hand is. Het jong Veerle snapt de ballen van Big Jim.
De witte mens zit op z'n hukken in z'n bezeken bescheten ondergoed en z'n bruine kamerjas op z'n stoel aan de keukentafel in de achterkeuken. Hij is pas opgestaan. Daarna heeft hij op z'n kamertje het vioolconcert van Sibelius gedraaid en pas toen is hij naar beneden afgezakt. Vanmorgen is er een aangetekende brief van het college gekomen. De postbode heeft er een half uur mee staan bellen tot jm uit z'n bed gekomen is. Vertommen schrijft dat als de witte mens niet maakt dat hij in de klas zit hij buiten vliegt maar de witte mens trekt het zich niet aan. Vertommen heeft al zo veel brieven geschreven en de laatste, de eerste aangetekende, ligt op de kast, de witte mens heeft hem vluchtig maar helemaal gelezen en terug op de kast gelegd. Hij zal wel zien, het loopt wel los met die Vertommen. Die Vertommen is de kwaadste niet, z'n vader was niet voor niks een dichter. Karel Vertommen. Zolang de witte mens afwezigheidsbriefjes van Beretta krijgt is er eigenlijk feitelijk geen vuiltje aan de lucht. En hem maakt het toch allemaal geen zak meer uit. Hij wil alleen nog filosoof worden. Gelijk die Hegel en die Sartre en die Schopenhauer en die Nietschze. Die gasten allemaal. Dat waren tenminste nog eens gasten. Die dachten maar na en dieper na en steeds maar verder na over de toestand in de wereld. En de witte mens wil ook niks anders meer doen dan nadenken over de toestand in de wereld, de rotzooi, de puinhoop, het zootje ongeregeld. En om daarover na te denken hoeft ge niet naar school te gaan, daar hoeft ge geen Latijn-Wetenschappen voor te doen. Dat kunt ge even goed op uw gat op uw stoel aan de tafel in de achterkeuken. En gij gelooft dat, zegt de dikke koe, gij gelooft dat ik voor u naar Charlotte en Gaston ga gaan, gij gelooft dat.
In het gangetje tussen de achterkeuken en de gang staat ze zich voor de spiegel uitgebreid op te maken. Ze spert haar ogen wijd open en brengt met het penseeltje nauwlettend de paarse oogschaduw aan, de purperen mascara, de knalrode lipstick op haar vette vleeslippen.
Het is half drie. Camilla de gorilla is met Marie-Rose de Kring gaan kuisen, Marie-Rose met de dikke hangtieten, Marie-Rose van vogelen tot ze niet meer bijkomt, Marie-Rose van Jan van de post. jm is met de dunne man gaan doppen en daarna gaan hijsen in De Vagant, Mon de baron en Robert alias Carlos liggen nog in hun nest. Daar zijn pas vanmorgen om zes uur in gekropen. De hele nacht hebben ze bij Nicole in Den dorstigen Haan gezeten en zich lazarus gezopen en met Gust en Gusta Big Jim gespeeld. Robert had weer een delirium en Mon de baron weer een Korsakow en jm had voor de zoveelste keer dokter Grayson Quick uit z'n nieuwbakken huwelijksbed gebeld en Grayson Quick heeft voor de zoveelste keer tegen jm gezegd dat jm de ziekenwagen moet bellen en dat Mon
| |
| |
de baron binnen moet in Pittem of in Sleidinge of in Tielt. Ten slotte gaf jm er ook de brui aan en zat hij met de witte mens een partijtje Big Jim te spelen tot niemand nog kaarten had behalve de witte mens klaveren heer en toen zijn ze er allemaal in gekropen en nu is het half drie in de middag van een stralende donderdag in juli en Mie Bees heeft ondertussen met haar laatste adem de priester wandelen gestuurd. Hij hoeft niet meer terug te komen. Om drie uur komen de patjes en begint de dikke koe aan haar shift. Camilla de gorilla gaat dan tot half zes op de sofa liggen rusten, ondertussen komt jm thuis van doppen en hijsen en oliebollen smikkelen en de zwarte heks van Mère Jeanne en staan Mon de baron en Robert alias Carlos op uit hun nest en zit de witte mens op z'n hukken op z'n stoel in de achterkeuken koffie te drinken en te filosoferen over de gang van zaken in het ondermaanse en de ene witte Belga met de andere aan te steken. Allemaal in die achterkeuken van drie bij vier en twee bij drie en anderhalf bij anderhalf en nauwelijks nog plaats om te stikken van de stank van uw eigen adem.
En gij gelooft dat, zegt de dikke koe nog eens, ge kunt naar de hel en naar de duivel lopen, gij gelooft dat. Ze zet een laatste restje mascara aan.
Dan vliegt de witte mens overeind en schopt de dikke koe verrot. Tot ze van miserie bij Charlotte en Gaston een broodje met kaas en een broodje met hesp en een pakje witte Belga en een fles Cola en een blik spaghetti gaat halen. En alles op de rekening laat zetten. Op het einde van de maand gaat Camilla de gorilla de rekening betalen. Dan is het tienduizendvijfhonderdenzoveel. Dan rekent Mon de baron alles na met z'n bril op z'n verzopen varkenskop. Tot op de laatste frank. Dan schiet hij uit z'n krammen, maar niemand slaat nog acht op Mon de baron. Iedereen heeft Mon de baron al lang opgegeven. Mon de baron en Robert alias Carlos zijn total loss. Tilt zijn die. Die zijn ondertussen onnozel gezopen. Daar heeft niemand nog een zak aan. Heel, heel langzaam geeft Mie Bees in de voorkamer de geest.
Op de lange duur kan Camilla de gorilla het niet langer meer aanzien en zou ze Carlos vijf frank geven opdat hij nu eindelijk eens zou ophouden een uur in de wind te stinken.
Hij is nu al meer dan zes weken geleden bij hen ingetrokken en heeft al die tijd met al z'n kleren en altijd dezelfde kleren aan op de sofa in de living geslapen en nu kan Camilla de gorilla het niet langer meer aanzien. Op een middag haalt ze tienduizend frank uit de schuif van de tapkast van de Kring en zegt tegen Mon de baron ga met die sukkelaar eens naar Volders in de Nationalestraat en koop hem daar een paar hemden en een broek en een paar onderhemden en een paar onderbroeken en wat sokken. Dat staat hier ganse avonden achter de toog met z'n lijfgeur de mensen weg te jagen en ge moet niet denken dat de mensen het niet weten want Guy Daems heeft gisterenavond nog gevraagd of die Carlos de laatste tijd nog wel gewassen is en ze had niet geweten wat ze daar moest op zeggen. Dat die dikke koe daar niks van zegt. Die dikke koe die zo proper op haar eigen is. Die staat alle dagen een uur in het waskot zichzelf in te zepen en te wassen en te plassen en dat haar vrijer naar pis en zweet en kwijl en verzuring loopt of staat of hangt te stinken zou die niet merken. Dan is die Ludo Cleerbout van de zwarte heks een heel ander paar mouwen. Altijd fris gewassen en altijd fris geschoren en geparfumeerd en verzorgd en proper. Er zit misschien niet veel in die jongen maar ge moet hem nageven dat hij altijd even afgeborsteld is. En alle dagen iets anders aan. Niet gelijk Carlos. Zolang ze Carlos kent heeft Carlos datzelfde beige hemd en diezelfde versleten jeans aan en eerst had ze zich afgevraagd wanneer hij nu eindelijk met de rest van z'n garderobe zou komen aanzetten maar op den duur was ze beginnen denken dat die gewoon geen garderobe heeft en misschien al z'n halve leven in dat beige hemd en die versleten jeans heeft rondgelopen en dat dat
| |
| |
toch niet meer kan voor achter de toog in een deftig café. En dat ze eigenlijk feitelijk toch niet goed snapt wat die Greta in die Carlos gezien heeft. Dat verzopen smoeltje zonder voortanden. Altijd dat hinnikende lachje vanuit het diepste van z'n keelgat. Dat is alles wat daaruit komt. Hinniken. Anders niks. Geen gebenedijd woord. Geen letter. Toch niet tegen haar. Met Mon de baron zit hij naar het schijnt hele nachten te lullen en Big Jim te spelen in Den dorstigen Haan maar tegen haar geen woord. Misschien weet hij gewoon niet wat te zeggen. Misschien is die gewoon verlegen of beschaamd over 't een of 't ander. Over z'n eigen stank. En waar die Greta die eigenlijk uitgejast heeft is haar ook al een raadsel. Naar het schijnt heeft ze 'm opgeschaard in de Icaros op de hoek van de Valkenburgerstraat en de Harmoniestraat. Dat half uitzuiperskot. Daar moeten ze op een nacht gezeten hebben met Luc Willemse en Hugo Salu en Greta en Mon de baron en daar moet die Carlos aan de toog hebben gehangen. Want veel meer dan tooghangen zit daar niet in. Dat doet hier wel of dat werkt en tapt en ronddraagt maar als ge 't goed nagaat hangt die eigenlijk maar zo'n beetje aan de toog te hangen en de ene pint na de andere op haar kosten naar binnen te hijsen. En die logeert nu al zes weken in de Lemméstraat en er is geen sprake van vertrekken en die eet maar mee en die drinkt maar mee en jm en de witte mens beginnen het daar stilaan ferm van op hun heupen te krijgen. jm blijft ganse dagen op z'n kamer zitten en de witte mens heeft al gedreigd van het af te bollen naar Rustenburg als die Carlos niet vertrekt. Dat hij nog liever in Rustenburg tussen honderdvijftig zotten zit dan hier met die Carlos op z'n dak. Maar vertrekken zit er klaarblijkelijk bij Carlos niet in. En met Mon de baron is hij twee handen op één buik. Dat is Carlos van voor en Carlos van achter. Die kent niemand anders meer dan Carlos.
Precies of Mon de baron heeft ineens het oud zot gekregen. Maar dat heeft hij natuurlijk al langer dan van vandaag en dat zal er zeker niet meer op verbeteren. Die draaien ze ook nog wel eens in de doos. Die sukkelt vroeg of laat nog wel eens met z'n klikken en z'n klakken tot in de Boerhavestraat. En daar komt ge nooit of nooit meer uit. Niemand. Dat is definitief, de Boerhavestraat, dat is tot de laatste snik, dat is totterdood. En dat wenst ze 'm toe met heel haar hart en heel haar ziel, met haar hele hebben en haar hele houden, het hele voortijdig versleten lijf, tot in het merg van haar botten. Een gekapitonneerde cel in de Boerhavestraat.
voorbij
Terwijl Mie Bees het in de voorkamer nu echt niet lang meer ging maken, terwijl Camilla de gorilla en de dikke koe in de Kring met de patjes bezig waren, terwijl de zwarte heks en het jong Veerle op hun kamertjes op het hoogste hun huiswerk zaten te maken, de zwarte heks limieten en het jong Veerle rekensommen, terwijl Carlos en Mon de baron in Den dorstigen Haan hingen te hangen, hebben jm en de witte mens gisterenavond een haardvuuravond gegeven voor de Heiligen der laatste Dagen plus een paar onderzoekers. Holger en de dunne man en Rina met de horrelvoet waren gekomen, het pianomeisje met de gemillimeterde snor niet en jm had zich op het pianomeisje aan de telefoon behoorlijk woest gemaakt. Voor het overige waren bijna alle Heiligen komen opdagen en jm had van de overschot van z'n dop voor melk en frisdrank en madeleintjes en borrelnootjes gezorgd zodat iedereen gesteld was. Ouderling Hoskins en ouderling Lindow waren heel tevreden geweest over de organisatie. Broeder Decoo had een hele interessante uitleg gedaan over het leven na de dood, bij de eeuwige vader. Daarna hadden Guido en de dikke koe getuigenis afgelegd. Guido had het er nog redelijk van af gebracht maar de dikke koe had een kwartier met haar mond vol tanden gezeten en ten slotte was broeder Van Tornhout ertussen gekomen en had dan maar zelf getuigenis afgelegd. Sonja Baekelandt was er ook en de witte mens kon z'n ogen niet van haar af houden want Sonja
| |
| |
Baekelandt zag er weer goed uit. Om elf uur stapte iedereen op. Om half twaalf komt toch die vreemde snoeshaan bellen, die Kamiel uit Schaarbeek, die rare snuiter waar jm de laatste tijd mee optrekt. Die schrijver in de dop, die armoezaaier. Hij was z'n lief gaan bezoeken in het zothuis van Sint Antonius Brecht, een zekere Lut van Dijck, die werkt daar, en daarna was hij van Brecht naar Turnhout gelift en toen had hij in het station gezien dat hij niet meer in Schaarbeek geraakte en daarmee was hij met de laatste tram naar jm komen afzakken. jm deed het woord en Kamiel luisterde aandachtig. Kamiel zegt nooit wat, Kamiel luistert alleen maar, en dat scheelt een stuk in de konversatie. Tegen half twee zakten ze af naar de Kring waar Carlos het om de een of andere reden aan de stok had gekregen met Mon de baron. Ze waren alle twee zat. De mannen van het kadaster zaten er nog en aan de toog hing alleen nog Luc Willemse met z'n zogenaamde secretaresse, die del van een Simone. Carlos en Mon de baron schimpten en scholden over en weer dat het een lieve lust was en op den duur trok Mon de baron eruit. Een kwartier later stond hij in de Kring met zijn jachtgeweer naar Carlos te zwaaien en Luc Willemse belde de flikken. Nog geen tien minuten later stonden die in de Kring met de hulp van de mannen van het kadaster ontwapenden ze Mon de baron en laadden hem op in hun karretje en hij heeft tot vanmorgen in het kasjot gezeten. Tot hij weer een beetje bij z'n positieven was. Toen hebben de sossen proces verbaal tegen hem opgesteld en hem wandelen gestuurd en nu ligt hij in z'n nest z'n roes uit te slapen en Carlos de zijne op de sofa en de hele sofa en de hele living stinken naar het zweet van Carlos. Want die heeft nog altijd de weg naar het waskot niet gevonden.
jm is na afloop van de rel nog met Kamiel naar 't stad gewandeld en daar hebben ze tot zes uur vanmorgen in De Pelikaan op de Melkmarkt gezeten en toen is Kamiel met de eerste trein naar huis gespoord en is jm in z'n bed gekropen en daar ligt hij nu nog en het is al half drie in de middag en hij moet van drie tot vier gaan doppen en Camilla de gorilla is met Marie-Rose de Kring gaan kuisen en de dikke koe staat zich voor de spiegel in het gangetje uitgebreid te schminken en de witte mens zit op z'n hukken op z'n stoel aan de tafel in de achterkeuken te filosoferen en koffie te drinken en sigaretten te roken. Alles is nog bij het oude in Barak 27.
Niemand weet het precies maar naar het schijnt zit jm boven op z'n kamer aan een boek te schrijven over Mie Bees die beneden in de voorkamer nog steeds van je kalmpjes aan dood ligt te gaan. Holger en de dunne man hebben het gelezen en ze vonden het fantastisch en dat hij verder moest schrijven tot het helemaal af was. Dat hij een meesterwerk in z'n pikkels had. Hij loopt af en aan naar de gazettenwinkel voor dactylopapier en Tipp-ex en hij komt z'n kamer haast niet meer uit. Tegen Camilla de gorilla heeft hij gezegd dat hij de wanhoop en de eenzaamheid en de angst een vorm wil geven, tegen Mon de baron heeft hij gezegd dat hij daar toch niks van verstaat, van boeken.
Terwijl de dikke koe en Camilla de gorilla in de Kring hun knoken staan af te draaien, terwijl de witte mens op z'n entresol naar Rachmaninov en Jim Hendrix zit te luisteren en joints te roken, terwijl Mon de baron en Carlos met een stuk in hun kraag in Den dorstigen Haan hangen, de zwarte heks en het jong Veerle slapen, zit hij op z'n kamer te schrijven aan een boek over Mie Bees die in de voorkamer langzaam maar steeds sneller dood ligt te gaan.
Niet dat hij klagen heeft. Hij heeft z'n tienduizend frank dop en daar geeft hij er zes van af aan Mon de baron en hij heeft zijn eten en zijn was en zijn plas en zijn strijk en op tijd z'n propere kleren, op tijd en stond gaat hij met de dunne man eens goed hijsen, met de dunne man in De Vagant of met die kleine dikke Holger in De Muze, hij zuipt tequila sunrise van je kan niet meer, hij leest alle dagen drie boeken en hij zit meer in het zothuis dan thuis, wie heeft daar nu last van?
| |
| |
Vorige week heeft hij nog twee dagen op Stuivenberg gezeten. Tot Titeca in de gaten kreeg dat hij eigenlijk wel okee was. Hij had in de Kring twaalf Guinness gedronken en thuis zes Bellanoxen gepakt en daarna was hij in een volgescheten pyjama en op z'n blote voeten naar de Groenplaats gelopen en daar had hij een taxi naar Stuivenberg genomen.
Dat was het deze week. Vorige week was het de doop van de dikke koe. Sinds vorige week donderdag is de dikke koe lid van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der laatste Dagen. jm en de witte mens hadden haar ten slotte overtuigd van het absolute grote gelijk van Joseph Smith en de engel Moroni. Broeder Decoo had haar geïnterviewd en ze was okee bevonden. Na afloop waren ze 't gaan vertellen aan Mon de baron in Den dorstigen Haan. Mon de baron was zat maar begreep toch maar al te goed wat er gebeurd was. Hij begon te schelden en te brullen op jm en op de witte mens en op ouderling Hoskins en ouderling Lindow die nota bene vorige week nog gentse waterzooi waren komen eten. En op de dikke koe die zich er weer eens in heeft laten luizen. Carlos zegt niks. Carlos is op de bingo aan het spelen. Van Mon de baron z'n geld.
Camilla de gorilla weet niet wat ze er moet van denken, naar het schijnt zijn jm en de witte mens ziek, niet goed bij hun hoofd, een beetje kierewiet. Van jm neemt ze dat aan, met al die boeken die hij leest en die vreemde vrienden die hij heeft, die lange spichtige dunne man en die kleine dikke Holger, dat pianomeisje met die gemillimeterde Hitler-snor, van jm neemt ze dat aan, van de witte mens verstaat ze dat niet. Die is altijd zo gezond en zo vinnig geweest.
En van je holle holle heisa geeft Mie Bees in de voorkamer de geest.
De dikke koe is Dynamite van Mud gaan kopen en Wig Wam Bam van de Sweet en ze is alweer tevreden dat ze zich niet meer hoeft bezig te houden met de datief meervoud van het substantief enkelvoud of wat dat ook allemaal was vorig jaar.
Niet gelijk de zwarte heks. De zwarte heks en Ludo Cleerbout willen hogerop, misschien betere pennen likken, misschien een beter baantje aan de band. Je weet maar nooit. Als je je best doet kom je vanzelf wel hogerop. Dan kan je in een groter huis gaan wonen en een betere auto kopen en meer platen. Eens wat vaker uit eten gaan.
De witte mens trekt zich dat allemaal niet aan, die zit maar naar Stravinsky en Skijabin te luisteren en joints te roken en te mediteren, tot ze hem weer eens oppakken en de doos in draaien. Medister. Rustenburg nu ook al. Sleidinge zelfs. De hel van Kortenberg. Overal heeft de witte mens de laatste tijd gezeten en nergens hebben ze hem kunnen helpen, honderdduizend psychiaters kunnen de witte mens niet helpen. Vreemd is dat toch. Luisterborgh niet, Titeca niet, Landuyt niet en Beretta niet. En nu gaat hij weer naar die Frieda Vindevogel. Die schijnt moderne opvattingen te hebben. Dat is een vriendin of een kennis van Rouneau. En de witte mens is heel dik met Rouneau, ze slapen nu al samen, ze gaan samen uit eten en naar de sinkensfor. Maar ja. Wie kunt ge vandaag de dag nog helpen. Carlos en Mon de baron kunt ge ook niet meer helpen. Die zijn alleen nog goed om zich lazarus te zuipen en met Gust en Gusta Big Jim te spelen, tot er eentje klaveren heer in z'n pollen heeft en alle anderen op de vloer van Den dorstigen Haan liggen te maffen. Net zolang. Net zolang staan Camilla de gorilla en de dikke koe in de Kring te knoeften. Bij al die onnozelaars met al hun onnozele wijven. Bij de patjes. Al zijn de patjes zo kwaad nog niet als je zelf in ijltempo een patje aan het worden bent van te knoeften en te knoeften en alsmaar te knoeften.
Mon de baron zal het wel uitleggen. Mon de baron moet nooit meer gaan werken. Dat is vijftig jaar en dat is invalide. Andere mensen ploeteren hun hele leven. En Carlos zal het ook wel uitleggen. Die leeft gewoon op hun kap. Gemakkelijk allemaal. Dat die dikke koe dat zelf niet snapt. Ludo Cleerbout
| |
| |
had het tegen de zwarte heks ook al gezegd, dat er met die Carlos iets niet helemaal in de haak was, en de zwarte heks had tegen Camilla de gorilla had gezegd dat Ludo Cleerbout dat tegen haar had gezegd en Camilla de gorilla had gezegd dat ze dat wel wist maar dat ze er niets aan kon doen. Dat Carlos te dik was met de dikke koe en met Mon de baron. Dat de toestand hopeloos is. Dat ze 'm nog eens een mes in z'n pens steekt.
niemand
Bij Nicole en Gust en Gusta in Den dorstigen Haan snapt Mon de baron er ondertussen ook nog de ballen van, onnozel zoudt ge daar van worden, onnozel. Honderd procent teut. Wat kunt ge nu anders nog doen dan een stuk in uw frak zuipen met zo een volk. Zeg hem dat eens. Hij hangt met z'n artrose en z'n wallen en z'n wangzakken en z'n vetpens en z'n dagelijkse Korsakow over z'n kruk en snapt er nog de hondsgescheten ballen van. Van wat dat eigenlijk feitelijk allemaal is met die twee, met die jm en met die witte mens. Dat verstaat hij niet, verstaat Carlos dat soms, Carlos verstaat dat ook niet, ziet ge dat wel. Als de een niet in de coma op de reanimatie ligt, dan ligt de ander in de coma op de reanimatie. Nu jm weer. Die hebben ze vanmiddag weer eens in aller ijl met de honderd naar Stuivenberg afgevoerd. Volgens de dikke koe had hij ambras gehad met het pianomeisje met de gemillimeterde snor, die Kris, die romaniste. Daar is hij al jaren hopeloos verliefd op en die wil niet van hem weten. Die vrijt tegenwoordig naar het schijnt met die zwikzwak van een Piet Verkens. De dikke koe was van jm in het kotje aan de blokken van de Haantjeslei naar het pianomeisje moeten gaan bellen om haar te vragen of ze nu eindelijk met jm wou trouwen en het pianomeisje had tegen de dikke koe gezegd dat ze daar niet aan dacht en de dikke koe was dat tegen jm gaan zeggen en toen had jm veertig Bellanoxen gepakt. Hij was in de Delhaize in de Lange Lozanastraat een fles goedkope cider gaan kopen en daar had hij veertig Bellanoxen mee gepakt. 's Avonds om zeven uur waren Holger en de dunne man voor hun dagelijkse spelletje Big Jim komen aanzetten met een fles tequila Mariachi en die hadden hem gevonden. Hij had op z'n bed op z'n kamer gelegen met z'n gezicht helemaal blauw en z'n tong uit z'n bakkes en de vloer vol platen van Leonard Cohen. Camilla de gorilla was naar dokter
Grayson Quick gespurt en Grayson Quick had gezegd dat ze de ambulance maar moest bellen, dat hij daar niet meer voor kwam, dat ze trouwens nog meer dan duizend frank bij hem in het krijt stonden van vorig weekend toen de witte mens weer eens een vliegende psychose aan z'n been had en zonder Haloperidol zat en zes zeven keer was komen bellen.
Dat hij dat meisje dan uit z'n kop zet, zegt Mon de baron, dat hij daar niet meer aan denkt, dat hij gerust op z'n kamer boeken zit te lezen of desnoods boeken zit te schrijven, maar dat hij aan iets anders denkt. Ge gaat Mon de baron toch niet wijsmaken dat die vroeg of laat niet tegen een griet aanloopt, het enige wat hij moet hebben is een beetje geduld. Waar heeft die nu trouwens klagen over. Over niks. Die houdt gemakkelijk vier vijfduizend frank over van z'n dop en de enige kosten die hij heeft zijn z'n pakjes Samson en z'n blaadjes en z'n tequila en sinds hij op z'n kamer aan een boek over Mie Bees zit te schrijven z'n dactylopapier en z'n Tipp-ex. En Guinness zuipt hij gratis in de Kring. Die Kris dat is trouwens niks voor jm. Die is veel te braaf voor jm, dat is een echte dees, een echt heilig huisje is dat. Die laat waarschijnlijk zelfs haar tetten niet zien. Dan is de witte mens beter af, die ligt zo maar eventjes in de nest met Rouneau, die is er met de kwien van de sien vandoor. En dat hij het waarschijnlijk allemaal daarvan gekregen heeft, dat hij ganse dagen in z'n nest ligt en het vertikt van nog naar school te gaan, dat hij zo zot is als een achterdeur, dat die het hele huishouden terrorriseert. Maar hij moet niet denken dat Mon de baron Carlos gaat buiten smijten. Nog eerder smijt hij Mie Bees buiten dan Carlos. Het
| |
| |
moet trouwens maar eens afgelopen zijn met Mie Bees. Die ligt daar maar in de voorkamer te zieltogen en nog eens te zieltogen en alsmaar te zieltogen en daar komt precies geen eind meer aan. Hele dagen ligt die haar bed vol te schijten en heel de nacht ligt die te reutelen en de zwarte uit haar slaap te houden. En de zwarte heks heeft haar slaap meer dan nodig, de zwarte heks moet 's morgens naar Mère Jeanne. 's Middags als hij van de autovelgen komt gaat Ludo Cleerbout haar dan afhalen en dan gaat ze met de mossel nog iets drinken in De Rui op de Vogelmarkt en dan praten ze over hoe goed ze 't binnenkort wel gaan hebben en over de kinderen die ze gaan kweken als puntje uiteindelijk bij paaltje zal komen. En dat die Ludo Cleerbout de kwaadste nog niet is. Lomp geboren en zot gewiegd maar altijd even proper op z'n eigen en een vaste job. En daar kunnen de meesten tegenwoordig eens aan rieken.
En dat Camilla de gorilla niet te hoog van de toren moet blazen. Die moet niks anders doen dan tappen en de dikke koe moet niks anders doen dan afdragen. Die moeten niks anders doen dan de patjes bedienen en wat is daar nu aan. Die moeten niet zagen, die moeten niet zeveren, en als het eenmaal zover is nog een schone erfenis van Mie Bees die ondertussen met haar laatste scheet de hele Lemméstraat de lucht in blaast. Alleen het huis van Elsschot staat nog overeind.
|
|