Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Jos Versteegen Gedichten Voorbode Het onweert in het kale hout. Kartonnen dozen, zwart en bruin, schuiven op windkracht door de tuin. De donder knalt. De kat miauwt. In 't rozenperk heft mijn heraut, een oude jongen van arduin dat donker oplicht, zijn bazuin van barstend glas en klatergoud. En ademloos blaast hij ons toe: ‘Dit zijn de godvergeten nachten van onheil, ziekte en bederf, nu sterven tuinen, voorjaarsmoe, aan vuur, of dampen uit de grachten. Schuil in uw huis. Bewaak het erf.’ [pagina 62] [p. 62] Kermis Met stalen blik en gipsen manen, hoefijzers nimmer aan de grond, draven de paarden in het rond langs afgemeten, vaste banen. Zij vluchten voor de mastodont van bordpapier. Twee houten zwanen ontsnappen aan de halfvergane, emaillen tanden van een hond. Kunstlicht - oranje, karmozijn - danst schoksgewijs op walsmuziek van orgelpijp en poppenspel. 's Nachts, op het uitgestorven plein, met zwaar, amechtig mechaniek, draait traag de lege carrousel. [pagina 63] [p. 63] Noerejev De zaal, ons graf, necropolis, van blinde ogen, lamme tongen, rook weeïg naar sering, narcis. Wij stierven voor de lentejongen. Toen cello's in de duisternis opklonken en de dood bezongen is hij, de god, de witte vis, het koude spotlight ingesprongen. Hij zweefde, trok zijn sterrebaan, totdat hij in een nieuwe dag van bloed en vuur was aangeland. Ook ik ben juichend opgestaan uit stof en stilte, en ik zag mijn bloemen groeien uit zijn hand. [pagina 64] [p. 64] Morgenland De ijle koning is verschenen, gehuld in rook en zonneblad. Een kroon van wolken edelstenen heeft bij zijn voorhoofd vlamgevat. Vulkanen lozen gas en stoom. Ik zie een stoet van palankijnen langs kratermeer en regenboom in 't rode luchtkasteel verdwijnen. Zo droomt wie in het morgenland onder de sterren slaapt met jou, O gentle God of fire and joy. Ruik hoe de gele aarde brandt, blus dorpen met een zee van dauw, lijfjongen, lichtprins, buitenboy. Vorige Volgende