| |
| |
| |
Jeroen Brouwers
Multatuli's ‘Hansje’
Binnenkort verschijnt in De Nieuwe Engelbewaarder-reeks, Uitgeverij Bas Lubberhuizen, Amsterdam, Jeroen Brouwers' dubbelbiografie Twee verwoeste levens. Het is het levensrelaas van de actrice en schrijfster Elize Baart (1854-1879) en haar echtgenoot Bastiaan Pieter Korteweg (1849-1879). Acht maanden na hun huwelijk begingen beiden zelfmoord.
Het tweetal leidt een schimmig voortbestaan omdat ze figureren in de biografieën van de twee flamboyantste persoonlijkheden van hun tijd: Multatuli en Mina Krüseman.
Mina Krüseman als Koningin in Vorstenschool
Elize Baart speelde als twintigjarig meisje de rol van Hanna in de eerste uitvoering van Multatuli's Vorstenschool. Daarover gaat navolgend hoofdstuk.
Zoals is op te maken uit Mijn leven, Mina Krüsemans uit brieven en documenten samengestelde autobiografie, ontving zij (eind Maart of op een van de eerste dagen van April 1873) ‘tot troost een langen brief van Multatuli () om mij aan te moedigen in mijn strijd. Ik ken Multatuli persoonlijk niet.’ Deze brief is zoekgeraakt.
Mina's antwoord aan Multatuli, haar eerste missive aan hem, dateert van 5 April 1873: ‘Hoog Geachte Heer! Geen brief, van wien ook, had mij gelukkiger kunnen maken dan de uwe mij gemaakt heeft!’
Multatuli, samen met Mimi Hamminck Schepel woonachtig in Wiesbaden, zal uit kranten hebben vernomen over het gedurfde, opzienbarende optreden van Mina Krüseman. Hij zal sympathie hebben opgevat voor de onverschrokkenheid waarmee ze pers en publiek durfde te tarten bij het uitzaaien van haar vernieuwingsgedachten. Zeker is, dat hij Het Vaderland van 24 Maart 1873 onder ogen heeft gehad, Mina's Ingezonden Stuk daarin over de achteloosheid waarmee in Nederland wordt omgesprongen met kunst en kunstenaars. Hoe actueel! Alsof, zo schreef mevrouw Krüseman, Nederland niet zou kunnen bogen op een schrijver als Multatuli, ‘wiens kroon aan den hemel reikt, al buigt men zijn scepter ook neer in 't slijk. Waar is zijn tweelingbroeder die in zijn harnas passen zou en niet zou bezwijken onder de wapenrusting die hij draagt?’
| |
| |
De volgende dag noteerde Mimi Hamminck Schepel in haar dagboek tot twee maal toe dat haar levensgezel ‘zeer goed gestemd’ was, ingenomen met Mina's opmerking over hem. ‘Dat is hartelijk zeide hij!’ Meteen begon hij te informeren naar Mina's adres en even stralend als zijn humeur, was die dag het weer: ‘alles zonneschijn’.
Krap een half jaar later, op 5 September, schalde Mina het uit in een brief aan vrienden: ‘Ik heb kennis met Multatuli gemaakt’, gevolgd door zes! uitroeptekens.
Samen met Betsy Perk, medestrijdster voor de vrouwenzaak, met wie ze die dagen door Duitsland en Oostenrijk trok, vervoegde ze zich (waarschijnlijk op 1 September) aan het adres Schiller Platz nummer 4 en kreeg daar ‘Mul’ te zien: lang, mager, bleek, kippig en heel zenuwachtig. Ze had zich niets aangetrokken van Betsy, die ze eigenlijk liever niet mee op visite had willen nemen omdat ze zo zeurde: Betsy had haar de geadoreerde schrijver afgespiegeld als een ‘afzetter’ (‘neem maar geen geld mee, want dan kom je toch weer zonder thuis’) en als een ‘meisjesverleider’.
Tussen Eduard Douwes Dekker en Mina Krüseman klikte het meteen.
Er volgde een intense briefwisseling: ‘Je schrijft uitstekend! Wat zijn je brieven schoon!’ schreef Multatuli haar.
Mei 1874 kwam Mina opnieuw op bezoek, nu zonder Betsy, die ze aan de kant had gezet.
Multatuli op de 29ste van die maand in een brief aan zijn nieuwe vriendin: ‘Ja, wij hebben u zeer lief en achten u hoog.’ Uit ijdelheid, zoals hij zelf schreef, zou hij het ‘prettig en vereerend’ hebben gevonden, zou het hem ‘aangenaam’ zijn geweest, als hij de overigens even aantrekkelijke als vurige feministe eerder had gekend en iets had kunnen bijdragen tot haar ontplooiing, zodat hij op haar zou ‘mogen wijzen als 'n discipel of geestelijk kind’.
Mogelijk heeft Mina, deze ontboezeming lezend, glimlachend op haar onderlip gebeten. Zijzelf had toen al Elize Baart als discipel aangenomen en als geestelijk kind geadopteerd.
Ook Mimi Hamminck Schepel was met haar ingenomen: ‘Weet je wel, Mientje, dat jij de hele enige vrouw bent die niet geprobeerd heeft hem te verleiden. Getrouwde en ongetrouwde, jonge en oude, o, tot in 't gekke toe, hebben hem mij pogen af te troggelen.
Mientje op haar beurt noemde Mimi ‘Miesje-lief’.
Vriendelijk getjilp alom, volop zonneschijn.
Binnen een jaar was het voorbij.
Op zijn toneelstuk Vorstenschool, voltooid in 1872, had Multatuli een jaar of vijf geploeterd. Daarna wilde niemand het spelen, maar Mina zou er wel even haar schouders onder zetten. ‘Ja, uw Vorstenschool zàl opgevoerd worden, wacht maar (). Ik heb u immers gezegd: “Ik eindig altijd met triomfeeren!” reken daar gerust op, hoe meer tegenstand ik ondervind, hoe krachtiger ik voortga, en ik houd mijn doel in 't oog, altijd ().’ (26 Juni 1874.) De hoofdrol van Koningin Louise was natuurlijk voor haarzelf en wie de rol van Hanna zou moeten vertolken stond dus ook al buiten kijf.
Die dagen logeerde Elize Baart bij Mina Krüseman in Brussel: ‘een logéetje,’ schreef Mientje aan Miesje-lief, ‘waar ik 't heel, heel druk mee heb, [de bedoelde Hanna] iets kleins dat groot zal worden en mogelijk van den winter reeds ons landje in émotie brengen zal.’ (5 Juli 1874.)
Januari 1875 had Mina het voor elkaar. Haar schrijven aan de ‘Dekjes’, de dato de 16de van die maand, ving aan met de kreet ‘triomphe!’ Bijgesloten was een contract voor de opvoering van Vorstenschool door de Nieuwe Rotterdamsche Schouwburg-Vereeniging onder leiding van A.J. Le Gras, W.J. van Zuylen en J.M. Haspel. De auteur zou vijfentwintig gulden per voorstelling ontvangen, de hoofdrolspeelster honderdvijfentwintig gulden.
| |
| |
Mul mocht nog blij zijn met zijn honorarium: auteursrechten voor toneelopvoeringen bestonden toen nog niet in Nederland, ook dat had Mina speciaal voor hem weten te arrangeren.
Elize Baart kreeg op 17 Januari van haar leermeesteres te horen: ‘Geen van de Directeuren had u gehoord of gezien, maar op mijn beloften voor Hanna vertrouwende, hebben zij u aangenomen als actrice à 50 gulden per voorstelling.’ Ze moest zich alvast oefenen ‘in 't luid spreken’. De repetities begonnen op 29 januari, ‘maak dus dat gij dien dag présent zijt en zorg dat gij uw rol tegen dien tijd zoo wat van buiten kent’. Na deze berichten en instructies eindigde het schrijven, waar ‘geheim’ boven stond, met: ‘Zie zoo, schrijf nu maar aan je ouders dat je actrice bent.’
Multatuli besloot de repetities bij te wonen. Reisgeld, honderd gulden, om per
Multatuli
Rijnspoor van Wiesbaden naar Rotterdam te komen, kreeg hij van Mina, die aan Mimi schreef: ‘Dek heeft van mij niets te vreezen, als hij komt zal ik hem ontvangen als mijn meester.’ Des schrijvers aankomst in Nederland werd in de dagbladen verslagen, de schouwburgdirectie ontving hem als een staatshoofd, - Elize Baart was daarbij aanwezig.
En toen begon de keet.
De meester persoonlijk bemoeide zich met de regie. Mina, een week tevoren nog door hem gekarakteriseerd als ‘ontegenzeggelyk 'n beste nobele meid’, kreeg nu haar huid volgescholden: ze bracht er als actrice niets van terecht en dat deelde hij haar recht in het gelaat mede. Inzake ‘juffrouw B.’ berichtte hij in een brief (12 februari 1875) aan zijn uitgever en vriend Funke, dat ze ‘door 'n toevalligheid’ ‘redelyk goed’ was. Zij ‘bederft de rol van Hanna niet. Haar (te scherp en weinig leidbaar) stemmetje klinkt goed in de scène met Louise ().’ Maar overigens had ze ‘volgens (zijn) innige overtuiging geen aanleg voor 't toneel’. ‘Ook dit heb ik gezegd.’ Toch had juffrouw Baart de vorige dag nog zoveel indruk op hem gemaakt ‘in de pathetieke scène met Louise’, dat hij, naar hij Funke bekende, ‘tranen in de oogen’ had. ‘En Vos ook.’ (Carel Vosmaer, die op zijn verzoek de repetities eveneens bijwoonde.)
Dat van die tranen zou ook worden getuigd door de actrice Esther de Boer-van Rijk die, toen nog piepjong, het rolletje van de groom van Von Schukenscheuer-Schiefschalheim zou spelen. Vijfendertig jaar na de gebeurtenissen vertelde ze nog in een interview (De Groene Amsterdammer, 1 Mei 1910): ‘We gingen op in al het mooie; - met open mond luisterden we naar wat de Koningin zei, we smulden van haar woorden, - we kregen tranen in de oogen bij het lijden van Hanna.’
Op de 15de daaropvolgend was Elize in Multatuli's visie al ‘'t onbeduidende juffertje B.’ Funke schreef hij: ‘Van die juff. B. zou misschien nog iets middelmatig-bruikbaars
| |
| |
te maken zyn. Van M.K. niet! () M.K. is zeer onartistiek, zeer positief onbekwaam voor artiste.’ Weer vier dagen later in een brief aan dezelfde noemt hij Elize ‘géén étoile waarachtig!’ Op 20 Februari aan Funke: ‘Juffr. Baart heeft heele goede oogenblikken. Zy is leerzaam, en kan wat worden. Jammer dat haar stem scherp en ongemoduleerd is. Ook ontbreekt haar 't je ne sais quoi van gratie, dingen die men niet noemen kan.’
Mina zelf zag het allemaal heel anders: ‘Elize Baart is heel lief als Hanna en marcheert goed,’ meldde ze op 14 Februari aan haar vader. En ook: ‘Mul is onverdragelijk lastig; met zijn kwaadgehumeurdheid en driftig opvliegen over iedere kleinigheid maakt hij de lui zoo zenuwachtig, dat ze tusschenbeide niet voort kunnen en veel slechter spelen dan ze doen zouden als hij er niet was.’
Later zou ze in Mijn leven noteren: ‘Toen Douwes-Dekker als Multatuli de repetities van zijn eigen drama bijwoonde om de artisten nuttige wenken te geven, zooals hij het noemde, bemerkte ik reeds bij de tweede repetitie van Elize Baart, dat hij haar te gronde wilde richten. (Elize wist van niets en vertrouwde Multatuli.) Bij de eerste repetitie (dit kan Mr. C. Vosmaer getuigen) was hij zo enchanté over zijn Hansje geweest, dat hij in een vergeten ogenblik verklaard had niet te weten dat zijn Vorstenschool zóó mooi was. Maar bij de tweede repetitie () vond hij zoo veel op Hansje aantemerken en was zoo veel te veranderen aan haar spel, dat hem niet gemaniereerd genoeg en niet duitsch gerekt genoeg was, dat ik dadelijk begreep dat 't met Hansje gedaan was, als ze Douwes-Dekker met Multatuli ging verwarren.’
Terwijl Multatuli bezig was Elize spelinstructies te geven, werden deze door Mina luidop becommentarieerd en belachelijk gemaakt. Mul ging waarlijk ‘te vèr () in zijn lust tot verknoeien!’ vond ze.
Mina op 22 Februari in een brief aan haar pa: ‘Wij kibbelen vreeselijk! Ik ben in openbaren oorlog met Douwes-Dekker ().’ Zij verdacht Multatuli ervan, jaloers te zijn dat Elize háár élève was, ‘en hoe beter zij speelt hoe leelijker hij mij aanziet.’
Mina zou zelfs het woord ‘doodvijanden’ gaan gebruiken. Al bleef haar bewondering voor de schrijver Multatuli onverflauwd, des te dieper werd haar minachting voor de man Douwes-Dekker. ‘Waar haalt zoo iets ordinairs zoo'n kolossaal talent vandaan?’
Dirk Haspels, die in Vorstenschool de rol van Van Huisde vertolkte, - Multatuli was enthousiast over hem, 'n artist!’ - heeft later zijn herinneringen aan de repetities te boek gesteld: ‘Mina Krüseman en Elise Baert (sic.) speelden mee, maar dat was veel lawaai en 't viel erg tegen. Ik hoor Mina nog afdraaien op zoo'n toontje:
“Wat is den arme 't schoon der lente? Niets! Een sterrenhemel? Niets! Wat is hem kunst? Wat zijn hem tonen, tinten, geuren? Niets! Wat is hem poëzie? Wat liefde?...”
Dekker, die op en neer liep in 't parterre, stond bij dat laatste woord in eens stil, en gilde haar toe: “juffrouw, zoo wil ik nog geen liefde van mijn keukenmeid!”’
Uitbarstingen aan de lopende band, alle eenentwintig ‘repetitiën’ opnieuw. Zoals Mina Mul ‘zóó beneden alle beschrijving laag’ vond en een vat vol ‘ongelooflijk gemeene streken’, zo vond Mul Mina behalve een slecht actrice vooral ‘dom!’, behalve ‘onwaar’ ook onontwikkeld. ‘Op de repetitie gister bleek me dat ze zeer weinig weet. Wat in 's hemels naam, heeft ze dan toch gedurende haar 35 levensjaren uitgevoerd?’ vroeg hij Vosmaer in een brief (16 Februari 1875).
Elize Baart, in advertenties en op aanplakbiljetten voor de opvoering van Vorstenschool opnieuw uitdrukkelijk aangeduid als ‘Leerling van Mej. Mina Krüseman’, moet wat onbeholpen tussen de twee mastodonten ingeklemd hebben gezeten. Mina terroriseerde haar soms. Toen eens een verslaggever onuitgenodigd de repetities kwam bezoeken (‘een spion, een vriend van D.D. dús een
| |
| |
vijand van mij’) riep ze: ‘Ik weiger te spelen zoo lang die intrigant daar zit en ik verbied Elize Baart een pas te doen vóór dat hij weg is.’ Wiens partij kon zij kiezen? En wat haar 's morgens tijdens de repetities ‘volgens de “nuttige wenken” van den auteur’ werd bijgebracht, moest ze 's avonds onder leiding van Mina weer anders instuderen. 's Morgens was ze op Multatuli's aanwijzingen een ‘geäffecteerde, zwevende Hanna’, 's avonds drilde Mina haar om in de rol ‘den eenvoud te brengen, die iets natuurlijks aan 't kind uit 't volk moest geven’.
Uit de herinneringen van nog meer acteurs die bij de allereerste opvoering van Vorstenschool waren betrokken, komt Multatuli tevoorschijn als een hartelijke en enthousiasmerende man. Al bewonderde hij Elize's acteerkunst niet, toch gaf hij enige keren toe dat ze ‘redelyk’ voldeed, en dat ze in ieder
Elize Baart in haar rol van Hanna in Vorstenschool.
geval niets bedierf vond hij ‘voor 'n beginstertje al veel, niet waar? Ik heb me verplicht gezien haar moed in te spreken, ja verplicht, want den eersten dag was ik bar geweest.’ (Aan Funke, 21 Februari 1875). Nu en dan noemde hij haar ‘Baartje’, nu en dan ‘Hansje’. Ook schreef hij Funke (23 Februari): ‘Gut, je zult schik hebben in () het toneel met Hanna ().’
De première vond plaats op 1 Maart 1875 in Utrecht. De belangstelling was overweldigend. Onder de aanwezigen bevonden zich de commissaris des konings, de burgemeester en nog andere personaliteiten en notabelen, de Nederlandse pers was in groten getale tegenwoordig, er waren zitplaatsen te kort zodat een deel van het publiek in de orkestbak moest plaats nemen. Ook Mimi Hamminck Schepel woonde het evenement bij, ‘diep incognito’. Ze logeerde in hetzelfde hotel als de acteurs en begaf zich samen met Mina en Elize naar de schouwburg. Voor aanvang zat ze in de kleedkamer van de beide actrices, tijdens de voorstelling stond ze in de coulissen, terwijl ‘Dek’ in een linker loge zat. Toen het scherm op ging, zo vertelt Mina in een met vitriool besprenkeld verslag in Mijn leven, riep iemand ‘uit een loge links’: ‘Juffrouw Krüseman deugt niet!’
Mina verdacht Mimi ervan (ten onrechte) dat ze zelf de hoofdrol in Vorstenschool had willen spelen, of anders ‘is ze gekomen voor de rol van Hanna! dacht ik bij mij zelve’. Daar hield ze haar mond over, ‘om Elize niet nóg zenuwachtiger te maken, dan zij reeds was. Dat schaap had genoeg aan een début te midden van zoo veel onaangenaamheden!’
Toen Elize op het toneel stond, zou Mimi hebben opgemerkt: ‘'n leelijk stemmetje!’
‘Jong; een echt Hanna-stemmetje,’ reageerde Mina.
Mimi vervolgens: ‘IJselijk leelijk haar!’
Mina: ‘Haar dat een type aan Hansje geeft! Als Elize er dóór komt, moeten alle verdere Hanna's op haar gelijken, of ze komen er niet!’
| |
| |
Elize kreeg ‘applaudissement’. De Nieuwe Rotterdamse Courant en andere dagbladen meldden de volgende dag: ‘Mej. Baart werd afzonderlijk teruggeroepen.’ Volgens de Middelburgsche Courant ‘daverde de zaal van handgeklap en voetgetrappel voor haar’.
De uitvoering werd een eclatant succes, maar toen het publiek na afloop om ‘den Auteur!’ verzocht, wenste deze zich niet te vertonen.
‘Zeg maar dat i dood is,’ riep Mina proestend tegen Le Gras, die nog gekleed, gekapt en gepoederd als Von Schukenscheuer-Schiefschalheim voor het voetlicht trad om den volke te verkondigen dat Multatuli ongesteld was. Zeker niet goed geworden van het succes dat hij háár niet gunde, dacht Mina.
Nadat duidelijk was dat de vorst zelf niet voor het publiek zou verschijnen, ‘toen daverde, neen toen donderde het door de zaal: Mejuffrouw Baart, Mejuffrouw Baart, en toen ze verscheen, was er geen einde aan de toejuichingen’. (Middelburgsche Courant bij monde van haar Utrechtse correspondent, die hieraan toevoegde: ‘Het deed mij goed dat uwe stad-, mijne landgenoote een zoo groot succes had behaald.’)
Mimi deed nog een poging om de oorlogen tussen Mina en Mul te sussen, maar de actrice sprak: ‘Niets van dat alles. Mina Krüseman vergeet niet en vergeeft niet.’
Een dag later ging Vorstenschool in Rotterdam. Multatuli was jarig, hij werd vijfenvijftig jaar. Nu verscheen hij na de voorstelling wel op het toneel, waar hem ovaties, toejuichingen, lauwerkransen en geschenken ten deel vielen: onder andere een mahoniehouten schrijfbureau met stoel, een marmeren pendule met vazen, een bronzen beeld van Apollo. Daar stond hij, met dichtgeschroefde keel, tranen in zijn ogen, te buigen. ‘Publiek, ik veracht u met grote innigheid!’ riep Mina honend uit de coulissen, waar zij ‘zóó faemeus’ stond te gieren van het lachen, ‘dat Elize door mijn hilariteit werd aangestoken en wij nog stonden te schateren, toen D.D. reeds was neergedaald in de kleedkamer der directeuren’.
Giechelend begaven ook de beide actrices zich hierna over de trap naar de ruimte onder het toneel. Beneden troffen ze Multatuli met een der lauwerkransen nog om zijn arm. Mina vertelt:
‘Ik liep hem voorbij zonder acht op hem te slaan en Elize, die mij volgde, wilde het zelfde doen, maar D.D. die dit waarschijnlijk wel verwachtte, plaatste zich vóór de trap, zoodat zij, die eenige treden hooger dan hij stond, moest blijven staan, en reikte haar de hand, terwijl hij haar vleiend tituleerde: “Mijn Hansje!”
Elize kruiste de armen over de borst en zag hem zwijgend aan.
“Nu?”
Geen antwoord.
“'t Moest je 'n eer zijn 'n hand van Douwes-Dekker te krijgen!”
“Neen, een hand van Douwes-Dekker kan nooit een eer zijn, voor wie ook!”
“G.v.d.!” enz. volgden! Een avalanche van vloeken en scheldwoorden! Maar Elize had van zijn woede gebruik gemaakt om hem voorbij te loopen en in onze kleedkamer te vluchten, waarvan ik de deur achter haar dicht sloot.’
Mina vond Mul nu voorgoed ‘een ellendeling’ en verachtte hem om de ‘geschenken-aannemende-nederig-dankende-bibber-stotter-hakkel-buiging-scènes’ die zich na Rotterdam ook in Utrecht, Delft en Leiden voordeden.
Wat de kritiek van Elize Baart vond in haar vertolking van Hanna, levert deze bloemlezing op:
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2 Maart 1875: ‘Mej. Baart is zeer jong, ook in toneelspeelkunst, maar had goede momenten.’
Utrechts Dagblad, zelfde datum: ‘Mej. Baart, de wakkere élève van mej. Krüseman, die een zeer dankbare rol had, heeft die perfect opgevat en opgevoerd; hare eerste schrede op 't gevaarlijk tooneelgebied is een zegepraal geweest’ (maar ze zou nog hard
| |
| |
moeten werken om ‘de hoogte in de kunst’ te bereiken. Deze opmerking klinkt als een refrein met varianten in veel recensies.)
Mr. J.N. van Hall in Het Vaderland, 4 Maart: ‘Juffrouw Baart was een lieve, sympathieke Hanna. Is er in haar spel nog veel dat de eerstbeginnende teekent - hoe zou het ook anders kunnen? - haar rol geeft ons recht om () voor het tooneel iets goeds van haar te verwachten. Haar debuut is een belofte - en belofte maakt schuld.’
Nog een keer de Nieuwe Rotterdamsche Courant, 4 Maart: ‘Of mej. Baart hooger stijgen kan - wie durft het zeggen? Ook haar stem is niet die van een tragédienne, maar enkele keeren toch () sprak er hartstocht en bezieling uit haar woorden. Zij was wat zij moest voorstellen: een eenvoudig, naïef, onschuldig kind, - en eigen persoon te doen vergeten in wiens plaats men treedt, is dat niet het geheim der kunst?’
Arnhemsche Courant, 4 Maart: ‘Nu en dan allerliefst’, ‘heeft grooten aanleg’.
Carel Vosmaer in Het Vaderland, 4 Maart: ‘oogenblikken waarin zij goed voldeed en het hart trof.’
De Rotterdamsche Gids, 4 Maart: ‘een allerliefste persoonlijkheid’.
Enzovoort. Meester Kritiek bejegende Elize met welwillendheid en aanmoedigend.
Over Mina werd gemengd geoordeeld, al kreeg ook zij tijdens de uitvoeringen hartelijke en uitbundige open doekjes. Mr. van Hall van Het Vaderland, als kunstprelaat niet gering te schatten omdat hij secretaris van het Toneelverbond was en redacteur van het tijdschrift Het Nederlandsch Tooneel, had Mina liever vervangen gezien door ‘een volleerd tooneelspeelster als koningin’: - ‘hoe zou bijv. mevr. Kleine die rol détailleren!’ Prompt kreeg hij een vriendelijke brief van Multatuli, zoals Vosmaer een minder vriendelijke brief van hem ontving omdat Vos te mild over Mina had geoordeeld.
Vorstenschool met Mina Krüseman en Elize Baart in de hoofdrollen werd tussen 1 Maart en 12 Mei 1875 zesentwintig keer opgevoerd. Tussendoor, op 13 April, bereikte Mina opeens een telegram:
‘Le Gras ziek. Voorstellingen Vorstenschool uitgesteld.’
‘Leugen!’ riep zij en gaf Elize de opdracht onmiddellijk de trein naar Rotterdam te nemen om zich persoonlijk van Von Schukenscheuer-Schiefschalheim's inzinking op de hoogte te stellen. ‘Met een flesch rijnwijn, een paar broodjes met vleesch, en een China's appel’ stapte Elize in de vigelante naar het station. Dezelfde avond kon ze Mina telegraferen: ‘Triomf. Le Gras gezonder dan ooit. Niemand wist iets van ziekte.’ Le Gras stond gewoon op het tooneel, ‘zoo rood, zoo dik, zoo gezond als ooit!’, voortdurend schichtig opkijkend naar het balkon, waar Elize kabaal zat te maken.
Het was duidelijk dat men, allicht niet in de laatste plaats op instigatie van Multatuli, bezig was om Krüseman en Baart in
| |
| |
Vorstenschool door andere actrices te vervangen. Mina kon spartelen wat ze wilde, contractueel was er geen speld tussen te krijgen. Op 4 Mei kwam er zelfs een Rotterdamse deurwaarder aan te pas, Adrianus Jacobus Spoor geheten, om Mina haar rol van Koningin Louise en Elize haar rol van Hanna af te nemen.
Ze traden voor het laatst met het stuk op in Leeuwarden, alwaar op 13 Mei een advertentie in de beide dagbladen verscheen:
‘De Dames Mina Krüseman en Elize Baart maken bij deze bekend dat zij gisteren (Woensdag) voor de laatste maal in Multatuli's Vorstenschool zijn opgetreden, en naar het buitenland terug keeren.’
De Leeuwarder Courant van 16 Mei berichtte inzake de dames: ‘Zij zullen hare loopbaan als actrice eenigen tijd onbetreden laten. Vrijdagavond is het stuk opnieuw opgevoerd, maar nu met mevr. Sandrock-Ten Hagen als Louise, mevr. La Rondelle-Bouwmeester als Hanna, terwijl overigens de rolverdeeling onveranderd was gebleven.’
‘Lieve Hemel! welk een gehaspel,’ schreef Mina over de uitvoering door haar ‘rivales’. ‘Maar 't is mogelijk dat ik niet oordeelen kan, want ik heb niet veel verstand van Nederlandsche kunst, dat is een kunst à part. Een kunst met lange passen en wanhoopskreten, om te vertellen dat een roos een bloem is, en een man een mensch! Een kunst met een staart, die “moe-oe-oe-oe-oe-oeder” uitrekt om de menschen moe te maken en de “lie-ie-ie-ie-ie-ie-ie-iefde” voorstelt als het zinnebeeld der eeuwigheid! O eeuw van stoom en électriciteit! Er is een mummie behouden gebleven uit vroeger eeuwen, een men-schenvorm, bruin en strak, zoo koud als een wetboek en zoo stijf als een gewoonte: die mummie is het Nederlandsch Tooneel! God zegene alle mummies! Want zij vertegenwoordigen een soort dat niet verloren dreigt te gaan!’
Hoe actueel is ook dit gebleven.
Het is verre van zeker dat Mina Krüseman, onafgebroken afgeblaft door Multatuli, werkelijk zo'n slechte actrice is geweest. De rol van Louise in Vorstenschool is buitengewoon zwaar, Mina hield er artistieke opvattingen op na waarvoor haar tijd nog lang niet rijp was. En: zij had te maken met partijdige, bevooroordeelde, zelfs omkoopbare critici, die haar haar uitval naar Meester Kritiek niet wensten te vergeven.
Sneu voor Elize dat ze niet als Hanna heeft mogen schitteren in haar geboorteplaats. In Middelburg werd op Maandag 17 Mei een ‘Buitengewone Voorstelling’ van Vorstenschool gegeven door het Toneelgezelschap van den Antwerpschen Stads-Schouwburg, waarin de rol van Louise werd vertolkt door Catharina Beersmans, die van Hanna door een ‘Mejufvr. Verstraeten’.
Ook die uitvoering werd door Mina bekeken en afkeurenswaardig bevonden: ‘'t geheel was vervelend, zóó vervelend’, dat nu eindelijk en voorgoed duidelijk werd dat Vorstenschool een onspeelbaar stuk was, ‘niet geschikt voor de scène’. Eigenlijk net zo'n toneelprul, maar om andere redenen en op andere niveaus, als Mina Krüsemans eigen Echtscheiding: te duister, te langdradig, te volgepropt met ‘denkbeelden’. Door de Vlaamse tongval van de Antwerpse acteurs ging ook nog de ‘schoone taal (hoofdmérite van 't stuk)’ verloren. Ook om de schone taal is Vorstenschool thans niet meer genietbaar: te gezwollen, te zwoegerig, te artificieel. Nog latere opvoeringen - de voorlaatste was in 1947, de laatste in 1976 (een televisie-adaptatie) - vermochten helemaal niemand meer te stichten: het stuk was een mummie geworden.
In een brief, 21 Mei 1875, besloot Mina Krüseman dit hoofdstuk in haar leven en in dat van Elize Baart met de verzuchting:
‘Arme Vorstenschool; zij heeft lang genoeg geleefd en sterft nu aan de tering, zoo als ik trouwens wel verwacht had dat zij doen zou na ons vertrek.’
|
|