| |
| |
| |
Cees Verraak
Gedichten
In de bus
drie keer stop wees op tijd, maal ik
bij het instappen. Tevens ben ik een groentje,
zeker waar het luchtige zaken betreft, zoals
meisjes, opgestoken haren, zijden broekjes.
Bij de volgende stijgt een mooie dame op,
die geur, daarna nog een, daarna nog een.
De vrouwen rijgen me in, o la la,
ze weten zich toch zo gewenst, zo gemeen.
De laatste de zoetste, zij is de enige
die me bij het uitstappen ziet zitten, maar
ten slotte blijf ik alleen achter, als bezopen.
Even later komen mijn ware zinnen weer, te laat,
ik roep tevergeefs de chauffeur aan.
Niemand meer, de halten zijn reeds vervlogen,
de huizen al lang op, de bus raast,
| |
| |
| |
Naderend einde
Het hoogeëerd publiek zet ademloos alle ogen bij,
kreten vullen kelen, want ten slotte, achtendertig
jaar oud, heeft hij toch te hoog gegrepen.
Kort zwaait zijn levenslange touw hem vaarwel,
een applaus, nee, dat kan hij nu wel schudden.
En wat erger is: geen tijd om afscheid te nemen
van zijn hoogblonde dolkenwerpster en van Fred,
de jonge chimp, zij die hem zo dierbaar zijn,
nooit meer samen slapen. Eindelijk waar voor hun geld,
de hoekstenen van de samenleving...
In een klein hoekje van de nacht de onderuitgezakte
circustent, in de nabije stad rukt de brandweer uit.
| |
| |
| |
Op het balkon
Het is zomer, het is middag,
de geluiden horen zichzelf graag.
Vogels, lachen, een auto start zacht.
En dan die twee mooie meiden,
de ene tipt de andere over een
prachtige, zwartkanten b.h.,
zojuist gevoeld in de winkel van.
Verstopt raak ik zowaar vervuld
en vind waarom niet nog een pils.
| |
| |
| |
In naam van de liefde
Dichtertje, betaal de liefde, van beroep stiekem,
zonder sociale lasten, als een man die zijn klassieken kent
en zijn pappenheimers (Schiller: Wallensteins Tod 3,15),
als een echte vent, kruip dan in haar vochtig tempeltje
en voel hoe, nog voor je ogen breken,
de twijfel reeds zout in je kruis wrijft, maar kom,
wees een kerel, Cupido draagt hier hoorntjes en
speelt met slijk, zijn roes en haar zware adem
kreunen samen om het bange beest Big Spender te temmen,
ontlast en bezwaard druip je af, de staart
weer tussen de benen, en daarom
dichtertje, verlicht de daad verbaal, schrijf
over de Liefde, die met een grote L,
die in wezen onbetaalbare.
|
|