Maatstaf. Jaargang 41
(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
A.P.J. van Osta
| |
[pagina 67]
| |
Mussolini belastte met de formatie van een nieuwe regering: niet bepaald een aanwijzing dat er zich een revolutionaire omwenteling voltrokken had. De auteur concludeert op het komieke af: ‘annunziamo che la rivoluzione fascista è conclusa con poche decine di morti’.Ga naar eind4 Wat valt er dan nog te zeggen van een these, die zo duidelijk gelogenstraft wordt door de inhoud van het boek? Heel eenvoudig: Balbo beschreef in zijn dagboek de gebeurtenissen zoals hij ze toen zag of liever, zoals hij ze wilde zien. De mars naar Rome is bij hem een ‘daad van de revolutie’, omdat hij in zijn voorstelling nooit iets anders kon zijn. Het Diario 1922 moet dus niet beschouwd worden als een geschiedverhaal, maar als een geloofsgetuigenis van een overtuigde fascist.Ga naar eind5 Maar het is méér dan dat. Het is ook het verhaal van een soldaat die in de oorlog pas echt tot leven was gekomen en in 1918 niet had willen toegeven dat de vrede uitgebroken was. ‘Mijn roeping was en is die van een soldaat,’ verduidelijkt Balbo meteen in het begin - een tamelijk overbodige toelichting bij een geschrift dat voornamelijk gaat over militaire strafexpedities tegen ‘de roden’ en met het accent op technische problemen zoals tactiek, logistiek en de discipline en het moreel van de troep. Grote delen van het dagboek zijn gewijd aan Balbo's belangrijkste campagnes: die van Ferrara, Bologna, Ravenna en Parma. Daarentegen is er maar weinig ruimte voor de politiek van het fascisme. Balbo besteedt nauwelijks aandacht aan de onderhandelingen, die gelijktijdig in het diepste geheim met vertegenwoordigers van de leidende politieke klasse gevoerd werden en die bedoeld waren om het fascisme op geweldloze wijze aan de macht te brengen. Hij interesseerde zich daar niet voor en vermoedelijk wist hij er ook niet veel van af. Zelf schrijft hij: ‘Ad altri la politica di Montecitorio; c'era per me - ambito compito - l'azione di propaganda e l'azione militare.’Ga naar eind6 Het is dan ook niet meer dan logisch en begrijpelijk dat de mars naar Rome bij Balbo, in de filosofie van de militair-voor-het-leven en binnen de reikwijdte van zijn eigen handelingsvrijheid, de gedaante aanneemt van een revolutie. Maar die voorstelling, die zijn eigen aandeel in het geheel grote eer aandoet, is overtrokken. Sterker nog, zij klopt helemaal niet.
Dante Sartoretti was amper achttien jaar oud toen hij de school verliet om zich aan te sluiten bij de fascio van zijn woonplaats Perugia. Hij wasjong en ongeduldig en de chaotische toestand waarin zijn land verkeerde, meer dan beu. Van de maatschappelijke achtergronden van de verwarring had hij weinig begrepen, maar dat de veteranen uit de oorlog in het openbaar uitgescholden werden stak hem diep. Het had hem ertoe gebracht de bestaande crisis te beschouwen als een autoriteitscrisis, als een simpel probleem van orde en gezag. En omdat de fascistische milities de strijd tegen de ordeverstoorders hadden aangebonden, zag Sartoretti niets verkeerds in hun geweldacties. Evenmin dichtte hij aan het fascistische credo van de ordine nuovo enige echt-revolutionaire betekenis toe. Met zijn overspannen patriottisme deinsde Sartoretti er niet voor terug openlijk de strijd aan te binden met de staat omwille van de natie. De ‘Satan’, de knokploeg waarvan hij
Groepsfoto met dame: de fascitische knokploeg ‘satan’ van Perugia
| |
[pagina 68]
| |
deel uitmaakte, had met zijn brutale strafexpedities onder meer naar Ancona en Foiano della Chiana in de wijde omgeving naam gemaakt. Op 27 oktober 1922, de dag waarop het ‘oppercommando van de revolutie’ zijn hoofdkwartier in Perugia betrokken had, kregen de mannen van de ‘Satan’ de opdracht een aanval uit te voeren op het militaire hospitaal Santa Giuliana, waar het leger een grote voorraad geweren in bewaring had. De bestorming verliep moeiteloos, want van enige tegenstand was geen sprake. Een soldaat, zoon van de hoofdcommissaris van politie, had de hoofdingang open gehouden. De wachtposten, drie opgeschoten jongens, gaven zich meteen over. De geweren bleken geen afsluiter te hebben, maar een kapitein, die wilde voorkomen dat er bij een nadere zoekactie deuren ingetrapt zouden worden, leverde die er eigener beweging bij. De hele buit verdween in een bestelauto van een bevriende slager en even na middernacht was de operatie voltooid. Daarna begon het lange wachten op de ‘revolutie’ maar, zo herinnerde Sartoretti zich nog jaren later, ‘op dat moment leek het alsof wij al gewonnen hadden’. Wát Sartoretti en zijn mannen precies gewonnen hadden, was echter volstrekt onduidelijk. Zelfs de quadrumviri, die Perugia uitgekozen hadden om van daaruit de gewapende opstand te coördineren, tastten toen nog volstrekt in het duister. De instelling van het viermanschap, ruim een week eerder, was nogal gehaast in zijn werk gegaan, ingegeven vanuit de noodzaak om aan de verschillende lokale militaire operaties meer samenhang te geven. Maar Emilio De Bono, die als ex-legercommandant over de beste papieren beschikte om die coördinerende taak te vervullen, koesterde op dat punt geen enkele illusie. In zijn Diario di campagna noteerde hij op 28 oktober: ‘Se devo parlare come generale, devo confessare che i collegamenti non hanno certo funzionato alla perfezione. So che il concentramento è compiuto, ma non ho nessun elemento che mi conforti circa l'opportunità e il momento di mettere in marcia le colonne. Va bene fidarsi della iniziativa dei coman-danti; ma in questo caso la iniziativa potrebbe portare slegamento nell'azione e quindi anche possibile insuccesso.’Ga naar eind7 Wat De Bono's coördinerende taken bemoeilijkte was de gebrekkige communicatie die tussen de plaatselijke strijdgroepen en het hoofdkwartier te Perugia bestond. Maar ook was er de voortdurende onzekerheid over de afloop van de politieke onderhandelingen tussen Rome en Milaan, waar Mussolini zijn eigen hoofdkwartier had. Dat laatste was het belangrijkste van allemaal, want uiteindelijk zou over het lot van de fascistische revolutie toch niet in Perugia, maar in de hoofstad beslist worden. En niet door de fascistische diehards, maar door hun conservatieve tegenstanders op het pluche. Daarom moet het verhaal van de mars naar Rome ook niet op Perugia, maar op Rome betrokken worden: vanuit de optiek niet van de staatsgreep, maar van die van dreigement van een staatsgreep, door Mussolini zelf bedacht als propagandastunt om zijn politieke tegenspelers schaakmat te zetten. Welbeschouwd sloeg het dreigement dat de fascisten de macht zouden kunnen veroveren als zij daartoe zouden besluiten, nergens op, maar daar ging het helemaal niet om. Waar het om ging was dat Mussolini's vijanden in het dreigement zouden geloven. Wij weten nu, dat de conservatieve klasse ook zonder dreigement bereid zou zijn geweest door de knieën te gaan.
Niets wees erop dat de politieke crisis die de fascisten in 1922 hadden uitgelokt, uit zou monden in de machtsovername door Mussolini. Het spook van de rode revolutie dat in de eerste jaren na de oorlog aldoor op de loer gelegen had en er de oorzaak van was dat het fascisme als politieke beweging door kon breken, was in 1922 voorgoed verdwenen. Niet alleen in Italië, maar in heel Europa was links op zijn retour. In 1921 had het Rusland van Lenin en Trotski het ideaal van de wereldrevolutie afgezworen ten behoeve van een of andere samenlevingsvorm met de kapitalistische wereld. De invoering van de ‘nieuwe economische politiek’ (nep), in hetzelfde jaar, wees er eveneens op dat de communisten in Moskou niet langer | |
[pagina 69]
| |
meer uit waren op de vernietiging van het kapitalisme. Dat alles was gesanctioneerd door een handelsakkoord met Groot-Brittannië (dat Gramsci had verfoeid) en op de internationale conferentie van Genua (die Mussolini als journalist zelf had bijgewoond). Het probleem dat in 1922 speelde was dus niet dat van de revolutie maar, heel eenvoudig, dat van de openbare orde. Voor dat probleem was hoofdzakelijk het zwarte knokploegengeweld verantwoordelijk. Dat het fascisme in 1922 nog zoveel aantrekkingskracht had mag gelet op het voorafgaande misschien verwonderlijk lijken, maar is het toch niet. Het is nu eenmaal zo dat een ontwikkeling die achteraf significant blijkt te zijn - een trendbreuk -, door tijdgenoten niet automatisch als zodanig wordt onderkend. Dat was voor wat betreft het linkse gevaar in Italië zeker het geval. Om die reden was het besluit van de gezamenlijke vakbonden van 31 juli om een tweedaagse algemene werkstaking uit te roepen - de zoveelste - een kapitale blunder: het bevestigde het beeld dat in de publieke opinie leefde, dat de regering het vraagstuk van orde en gezag niet serieus nam en dat de fascistische patrouilles onderhand onmisbaar geworden waren om staat en samenleving overeind te houden. Het verklaart waarom in vooraanstaande groepen van de bevolking langzaamaan de rampzalige gedachte opkwam, dat de openbare orde alleen nog gered kon worden door de fascistische partij regeringsverantwoordelijkheid te geven, in plaats van haar buiten de wet te plaatsen. Dat was precies waar Mussolini systematisch naartoe gewerkt had. De gedachte dat de partij van Mussolini op een of andere manier in de regering opgenomen moest worden, leefde ook in politieke kringen. Met lede ogen keek men hier naar de chronische besluiteloosheid van het kabinet-Facta. Nu was het beslist niet zo, dat men voor de vorming van een sterke regering op de steun van Mussolini aangewezen was. Er waren verschillende opties voorhanden en het wekt nu na zoveel jaar nog steeds verbazing, dat in heel de crisis van 1922 de ‘sterke man’ Giolitti gewoon aan de zijlijn stond en de regering overliet aan een van zijn factotums. Maar de grand old man van de Italiaanse politiek had veel vijanden en sommige van hen waren zelfs bereid om met de duivel te pacteren om hem de pas af te snijden. De gaten die de politieke klasse zo liet vallen werden door Mussolini vervolgens behendig opgevuld en in het Pirandellospel van kat en muis dat hij met zijn conservatieve tegenstanders speelde, was hij ze allemaal de baas. En de koning? Die wilde eigenlijk maar één ding: koning blijven. Victor-Emanuel iii was een gesloten man, die in heel zijn regering (hij zat al vanaf 1900 op de troon) nog nooit één politicus in vertrouwen genomen had. Dat Mussolini niet tot de heersende politieke klasse behoorde, pleitte in zijn ogen voor hem. Zeker, het revolutionaire gebral waarmee de fascistenleider zijn volgelingen op de manifestaties van Udine en Napels opgezweept had, kon hij niet goedkeuren. Maar het verontrustte hem niet. Net zomin als het hem verontrustte, dat Mussolini met zijn revolutionaire gedrag de regering onder druk zette en de constitionele orde in gevaar bracht. Wat hem eigenlijk alleen maar zorgen baarde was dat andere, reactionaire krachten de toenemende politieke chaos zouden kunnen exploiteren door een staatsgreep te plegen. Van de genaraals Giardino en Cadorna was bekend, dat zij voorstanders van
Momentopname van de mars.
| |
[pagina 70]
| |
een militaire oplossing à la 1898 waren, en de koning verdacht zijn neef, de hertog van Aosta, ervan betrokken te zijn bij een complot, dat de ondergang van de liberale staat ten doel had en hem als beloning voor zijn steun de koningstroon moest opleveren. Daarnaast was de hertog ambitieus genoeg om zich in het openbaar met de fascisten af te geven, zodat niet moest worden uitgesloten dat hij het ook wel eens over de andere boeg zou kunnen gooien - een eventualiteit die de fascisten vervolgens zelf natuurlijk weer flink opgeblazen hadden. De koning had dus redenen genoeg om een snelle oplossing voor de politieke crisis te wensen, het liefst een die Mussolini definitief in de legaliteit zou brengen. Wat dat laatste betreft zat hij op één lijn met het liberale politieke establishment, want van daaruit waren los van elkaar verscheidene, heel duidelijke signalen (Giolitti, Salandra, zelfs Nitti) uitgegaan die allemaal neerkwamen op regeringsverantwoordelijkheid voor de fascisten. Maar ook aan de kant van de fascisten waren er figuren die op een constitutioneel arrangement aanstuurden. Een van hen was Dino Grandi, de ras van Bologna. In een memorandum, dat hij in 1923 schreef, lezen wij hoe pijnlijk verrast hij was toen De Vecchi hem op 26 oktober (moet zijn: 25 oktober) meedeelde dat de mars definitief doorging. ‘Compresi immediatamente che la Rivoluzione correva un serio pericolo: quello di avere contro la Monarchia, il che significava avere contro la maggior parte dell'esercito, il che significava inoltre il fatale distacco fra il nord e il sud, la guerra civile e la compromissione, forse irreparabile della nostra unità. Bisognava quindi tentare l'impossibile per avvicinare il Re, illuminarlo sulla situazione, persuaderlo ad accettare la Rivoluzione incanalandola nella costituzione.’Ga naar eind8 Grandi wilde de fascistische revolutie ‘constitutionaliseren’. In zijn onderhoud met De Vecchi gaf hij nader aan, hoe dat volgens hem het beste kon: ‘creare cioè una soluzione di continuità nel governo dello Stato, che rendesse perplesse le forze armate di polizia nella loro opera di resistenza all'ondata rivoluzionaria, e favorisse quindi l'immediato vittorioso travolgimento da parte delle nostre squadre d'azione. Crisi del gabinetto Facta insomma.’Ga naar eind9 Wat Grandi tot zijn constitutionele oplossing bewoog was wat hij slechts in bedekte termen durfde te zeggen, namelijk dat hij absoluut niet geloofde in een succesvolle afloop van een fascistische staatsgreep. Ook Mussolini geloofde daar niet in, net zomin als D'Annunzio, de politieke mentor van de fascistenleider. Voor Mussolini gold, dat hij niet meer terug kon. Zoals gezegd gokte hij er nu maar op, dat het dreigement van een staatsgreep voldoende zou zijn om zijn tegenspelers schaakmat te zetten. Hij blies dus de mars niet af, maar bereidde tegelijkertijd een vluchtroute voor door zich ver van de hoofdstad, in Milaan, te verschansen. Op 27 oktober kwamen de eerste berichten over fascistische marsbewegingen. Van alle kanten vertrokken groepjes zwarthemden, met de trein of in vrachtauto's, maar sommige ook gewoon te voet, richting Rome. Zij waren niet allemaal bewapend, en velen hadden een jachtgeweer bij zich. Toen de vijftienjarige Alberto Moravia 's anderdaags een groepje zwarthemden op Piazzale Flaminio zag, dacht hij dat het om een jagersclub ging! Maar terwijl de gewone Romeinen amper onder de indruk kwamen van de invasie van zwarthemden, raakten de autoriteiten meteen
Momentopname van de mars.
| |
[pagina 71]
| |
in paniek. Op 28 oktober riep koning Victor-Emanuel iii generaal Armando Diaz, de hoogste autoriteit van het leger, bij zich. Zonder omhaal vroeg hij hem, hoe de strijdkrachten zouden reageren indien zij het bevel zouden krijgen om tegen de fascisten op te treden. Ze zouden zeker hun plicht doen, zo luidde het antwoord, maar de generaal voegde er onmiddellijk aan toe, dat het leger maar beter niet op de proef gesteld moest worden. Voor de koning was dat al voldoende. Het regeringsbesluit om de staat van beleg af te kondigen, dat hij de avond tevoren nog goedgekeurd had, weigerde hij nu te ondertekenen. Daarmee lokte hij het ontslag van het kabinet-Facta uit, waarna de weg vrij was voor een kabinet-Mussolini. De afloop van de politieke crisis stelde de koning gerust. Hij had het fascisme geconstitutionaliseerd en tevens het gevaar van een militaire coup bezworen. De legaliteit was gered. Maar niet iedereen was het met deze optimistische voorstelling van zaken eens. Sommigen, wie het subversieve karakter van Mussolini's optreden niet ontgaan was, dachten dat er veel méér aan de hand moest zijn geweest en spraken van een koninklijke staatsgreep.Ga naar eind10 En de mars naar Rome? Dante Sartoretti geloofde er destijds al niet in. Hij was al eerder, in 1921, in de hoofdstad geweest en toen waren de handgranaten door de lucht gevlogen. Maar in 1922 gebeurde er helemaal niets. Het regende pijpestelen en Sartoretti was in de korste keren drijfnat. Doodmoe en bevroren viel hij op de terugreis in een diepe slaap en hij werd niet eens wakker toen zijn trein vanuit San Lorenzo beschoten werd. Voor Sartoretti was de mars naar Rome niet meer dan een uitstapje geweest. ‘We gingen om de koning te zien en het applaus in ontvangst te nemen. En daarna gingen we weer terug naar huis.’ |
|