Maatstaf. Jaargang 41
(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
Martien Kappers
| |
[pagina 77]
| |
Rhys had de meeste teksten die De Nève van haar ‘leende’ een jaar of acht vóór Aan den Loopenden Band opgeschreven, wat wil zeggen, dat de meeste ontstaan waren in de periode dat hun huwelijk op de klippen liep (1924-1926). De crisis was in Parijs begonnen met de arrestatie van Lenglet, eind 1924. Hij zat in 1925 wegens verduistering zes maanden in de gevangenis. Rhys bleef zonder een cent achter en trok in bij de Engelse schrijver Ford Madox Ford en zijn partner Stella Bowen. Ford hielp haar met haar eerste verhalenbundel, maar er ontstond ook een verhouding, die in 1926 tot een breuk met Lenglet leidde. De meeste verhalen uit The Left Bank die Lenglet voor Aan den Loopenden Band gebruikte, hebben (evenals Quartet en After leaving Mr Mackenzie) deze huwelijkscrisis en de moeilijke jaren daarna tot onderwerp. Met Quartet had Jean Rhys het standpunt van de overspelige echtgenote verwoord; De Nève antwoordde met een tegenhanger vanuit het gezichtspunt van de bedrogen echtgenoot. Zijn roman In de Strik (1932) was oorspronkelijk in het Frans geschreven, maar deze versie (Sous les Verrous) kwam pas een jaar na de Nederlandse uit. Geen van beide publikaties zou waarschijnlijk ooit zijn verwezenlijkt als Rhys niet eerst met succes een (geautoriseerde) Engelse vertaling had weten uit te brengen (Barred, 1932). Barred was een verkorte en stevig geredigeerde variant van Sous les Verrous, dat dankzij die ingrepen veel aan kracht won. Maar Rhys ging verder dan vertalen en redigeren. Zij bracht ook veranderingen aan in het verhaal, met name in de houding van De Nève's protagonist, die in de Engelse versie nauwer aansluit bij die van haar eigen autobiografische heldin uit Quartet. Kort daarop bracht De Nève een tweede roman uit: Kerels (1933), waarin hij opnieuw terugkwam op zijn ongelukkige huwelijk met Rhys. Een jaar later verscheen Aan den Loo-penden Band. Net als Barred was dat werk méér dan een (ditmaal ongeautoriseerde) vertaling of bewerking. Het lijkt er zelfs op dat De Nève Rhys hier en daar (met name in ‘Mado’ en ‘Nocturne’) haar manipulaties met Sous les Verrous betaald heeft willen zetten. Maar in tegenstelling tot Barred waren de tien verhalen in Aan den Loopenden Band niet beter dan het origineel.Ga naar eind4 Ze verliepen niet altijd meer logisch, ze waren veelal omslachtiger geformuleerd, en ze zaten vol met vertaalfouten, vergissingen en soms regelrechte blunders. De Nève bleek onvoldoende kennis te hebben van het Engels, het Frans en zelfs het Nederlands.Ga naar eind5 Daarbij had hij weinig oog voor bepaalde nuances in het verfijnde taalgebruik van Rhys. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat er aanmerkingen kwamen op de stijl van zijn verhalen in Aan den Loopenden Band.Ga naar eind6 Uiteraard realiseerde niemand zich dat het hier ging om een poging om met andermans veren te pronken. Bijna elke willekeurig gekozen alinea uit de verhalen die De Nève aan Quartet en
Omslag van Eppo Doeve voor ‘Aan den Loopenden Band’, 1934 (foto Gemeente-Archief Tilburg).
| |
[pagina 78]
| |
The Left Bank ontleende, illustreert de gebrekkige kwaliteit van zijn vertalingen of bewerkingen. Het lijkt er soms op alsof hij maar één doel voor ogen had: zo snel en zo gemakkelijk mogelijk oplossingen te vinden voor allerlei typische vertalersproblemen. Een globale benaderingswijze dus: door middel van de para- frase, de vrije weergave, en met toevoegingen of weglatingen naar gelang het hem uitkwam. Was het haastwerk, broodschrijverij?Ga naar eind7 Heeft Lenglet zijn eigen capaciteiten overschat of vond hij het allemaal niet zo belangrijk? Het gebruik van een woordenboek had bepaalde flaters kunnen voorkomen, zoals bijvoorbeeld de vertaling ‘het was zijn laatste stroohalm’ voor ‘it was the last straw’ (es 6, tgd 143).Ga naar eind8 Maar niet de vele slordigheden, zoals het vertalen van ‘very few men’ met ‘niet veel vrouwen’ (fp 44, gb 124), of ‘she [...] had all her life roused a strong curiosity in men’ met ‘zij [...] had haar heele leven belangstelling getoond voor den man in het algemeen’ (ra 115, d 15). Arme lezer! die het bovendien ook moest doen zonder de precisie, de economie, de suggestiviteit van Rhys' proza: naast nog veel meer, gingen die eigenschappen in De Nève's vertalingen verloren. Hij zag van alles over het hoofd, begreep dingen niet en verminkte of schrapte naar hartelust. Zo neutraliseerde hij in ‘The Blue Bird’ de ironische ondertoon in een racistische reactie van ‘tout Montparnasse’: ‘A nigger - what a pity. Why a pity?’ wordt bij hem: ‘'n Negerinnetje’ (132, c 20). De oxymoron ‘devouring hope’, die in Quartet zo treffend de paradoxale gemoedstoestand van de heldin weergeeft, ontkracht hij tot het conventionele ‘knagende wanhoop’ (96, m 60). En als in ‘La Grosse Fifi’ een Amerikaans zakenman de naam van de eenzelvige heldin niet kan of wil onthouden, (‘Miss ... er’) ziet De Nève de betekenis daarvan over het hoofd en vertaalt hij achteloos: ‘Mevrouw ...’ (172, f 34).Ga naar eind9 Treuriger nog is het gesteld met het Nederlands dat De Nève soms uit zijn pen durfde te laten vloeien. Zoals ‘inplaats van zijn weten te gevoelen als iets hatelijks’ (d 18, ra 120), of het onbedoeld-burleske ‘enorme heupen en platvoeten welke hun smalle, ascetische gezichten volkomen negeerden’ (ibid., 14, 114).Ga naar eind10 Lelijke anglicismen dragen het hunne bij: ‘ik ben ziek van rijst’ (vo 149, avo 157), ‘Zou U graag met mij meegaan?’ (ibid., 154, 163, ‘[Je naam] staat je’ (f 31, lgf 169), en ‘Zij ging recht naar haar slaapkamer’ en ‘uit door de achterdeur’ (ibid. 35, 172-173).Ga naar eind11 De neiging die De Nève had om teveel uit te willen leggen maakte het er niet beter op. Sommige zinnen werden bij hem dubbel zo lang. Waar Rhys schrijft: ‘he could not bathe, for he was poor and lived in Paris’ (tgd 143), vertaalt De Nève: ‘hij kon geen bad nemen, want hij was arm en in de wijk waar hij woonde waren geen badkamers en was baden zèlf een luxe’ (es 6). Soms zelfs driedubbel: ‘hanging on to her skirt’ wordt dan: ‘dat zich met beide handen aan haar schort vasthield om dicht bij haar te blijven’
De Nève met dochtertje Maryvonne, 1929 (foto Gemeente-Archief Tilburg)
| |
[pagina 79]
| |
(fp 124, gb 43).Ga naar eind12 Waar hij één verhaal probeerde te maken uit allerlei verschillende tekstfragmenten van Rhys móest hij soms ook wel meer uitleggen. Dat bracht natuurlijk weer andere wijzigingen met zich mee, zoals het op één lijn brengen van uiteenlopende vertelperspectieven en -kaders, en het schrappen van passages die niet meer pasten in de nieuwe context.Ga naar eind13 Vooral die laatste wijzigingen zijn erg tijdrovend: en een van de raadsels rondom Aan den Loopenden Band is, waarom Lenglet op deze manier te werk ging. Het lijkt in tegenspraak met de frequente slordigheid van zijn vertalingen, dat hij kennelijk het maken van deze minutieuze bewerkingen verkoos boven het simpele vertalen van nóg een paar verhalen uit The Left Bank (er waren er zeker een stuk of acht net zo geschikt).Ga naar eind14 Die vraag geldt onverminderd voor de passages die hij aan ‘Nocturne’ (76-77, 78-79) en ‘Een Schrijver’ toevoegde. En vooral ook voor de lappen tekst in ‘Mado’ (blz. 63-70!), die doen denken aan vroege versies van Quartet of After leaving Mr Mackenzie. Waarom gebruikte De Nève hiervoor niet de uiteindelijke, gepubliceerde edities, net zoals voor de rest van ‘Mado’, dat een vertaling is van de hoofdstukken 16 en 19 uit Quartet? Niet minder tijdrovend moeten de gedetailleerde aanpassingen zijn geweest die De Nève ter wille van een Hollands lezerspubliek in de mondaine Left Bank-verhalen aanbracht. Zo maakte hij van een enigszins louche café, gesitueerd in het Quartier Latin van de jaren twintig, een troosteloos provinciaals volkskoffiehuis uit de crisisjaren in Nederland (tgd 141-42, es 5-6). Als tegemoetkoming aan de zedelijke scrupules van zijn lezers, temperde of schrapte hij een aantal erotische passages. Dat was waarschijnlijk verstandig, want zelfs de gekuiste versie was voor sommigen nog te schokkend.Ga naar eind15 Zo is Dolly niet meer ‘sensual’ (d 15, ra 115), wordt ‘a dreadful-looking old tart’, ‘'n verloopen wezen’ (lgf 186, f 47) en raakt de betekenis van ‘for the express purpose of being made love to’ verbloemd: ‘alleen maar opdat hij van tijd tot tijd bij haar zou kunnen komen’ (q 92, M 54). De vele minnaars van Carlo worden teruggebracht tot één: haar grote liefde, de nietsnut Paul (bb 134, 140; c 22, 27). Zelfs de beschrijving van een minnekozende Leda-en-de-Zwaan op een schilderij, was kennelijk te gewaagd. De Nève maakte ervan: ‘de Leda en de Zwaan die haar tot fantaseeren aanzetten’ (ra 115, d 14). Dat drastische uitdunnen van het minnaarsbestand in ‘Carlo’ kan echter ook voortkomen uit andere, meer autobiografische, beweegredenen: die van Ed. de Nève-alias-Jean Lenglet, de (ex) echtgenoot van Ella Williams. In haar biografie over Jean Rhys oppert Carole Angier dat Carlo en Paul deels fictieve (zelf) portretten zijn. Dat zou erop kunnen wijzen dat Lenglet de relatie tussen deze figuren in het verhaal om persoonlijke redenen wat respectabeler wenste te maken.Ga naar eind16 Die veronderstelling wordt geschraagd door zijn
De Nève in de jaren dertig (foto Gemeente-Archief Tilburg)
| |
[pagina 80]
| |
duidelijk autobiografische exercities met enkele andere verhalen in Aan den Loopenden Band. Met ‘Nocturne’ bijvoorbeeld, dat in feite een geïdealiseerde variant is van het weerzien van Marya en Stephan in Quartet. De apathische en hulpeloze heldin van Rhys is bij De Nève een flinke jonge vrouw geworden. Zij heeft zich niet alleen staande weten te houden tijdens de gevangenschap van haar man, maar heeft daar ook een aardig sommetje aan overgehouden.Ga naar eind17 Een vergelijkbaar geval van fictionele ‘wish-fulfilment’ is De Nève's herschrijving van Marya's breuk met haar minnaar. De rollen, bekend uit Quartet, zijn in ‘Mado’ omgedraaid: hier breekt het meisje met haar minnaar en smeekt haar minnaar haar nederig om niet weg te gaan (m 63-65, q 114-116). Met ‘Gevangenisbezoek’ stapte Lenglet tenslotte ‘in eigen persoon’ een verhaal van Jean Rhys binnen. ‘From a French Prison’ geeft de observaties weer van een buitenstaander - waarschijnlijk een van de bezoekers aan de gevangenis. Het verhaal is opgehangen aan een haast rituele krachtmeting tussen al dan niet geïntimideerde bezoekers, bewakers die hen graag afbekken, en volledig gekoeioneerde gedetineerden. Het perspectief van waaruit de gebeurtenissen gezien en verteld worden, reikt niet verder dan de bezoekerskant van de tralies, en beperkt zich tot een bezoekuur. De Nève breekt deze vertelstructuur af, verslapt de spanningsboog van het verhaal en tast de dimensies van tijd en van plaats aan, door een ‘alwetende verteller’ in te voeren. Net als bij Rhys, gaat deze met het bezoek de gevangenis in, en later weer naar buiten. Maar ook keert hij samen met de gevangenen naar hun cel terug, en deelt hij hun gedachten; nu en in de toekomst. De twintig-regelige alinea die De Nève aan het verhaal toevoegde, doet sterk denken aan een passage uit Barred/Sous les Verrous/In de Strik.Ga naar eind18 Er zit een zweem van pathos, van zelfbeklag in, die Rhys vreemd is, maar voor het werk van De Nève juist kenmerkend. Ook op andere manieren eigende Lenglet, als de vertaler De Nève, zich het werk van Rhys toe. Hij verwijderde of veranderde zinsneden die herkenbaar háár obsessies, háár aversies, háár fobieën weergeven. Die deelde hij niet, dus moesten ze er maar uit, zo moet de redenering ongeveer geluid hebben. Een voor Rhys typerend angstvisioen van het sadisme der mensheid (‘their eyes are mean and cruel, especially when they laugh’ (an 109), keert bij De Nève niet terug (es 8), evenmin als de verbitterde conclusie in ‘Hunger’, dat het vooral vrouwen zijn die ‘not only walk [on the fingers of those clinging on for dear life]: they stamp (101, es 11).Ga naar eind19 Tegelijkertijd maakte hij haar verhalen tot spreekbuis voor zijn eigen complexen en frustraties: vooral zijn afkeer van het pseudo-artistieke snobisme van zoveel ‘Left-Bankers’, en van de huichelarij van de gevestigde burgerij. Zo wordt een speels-ironisch plaagstootje van Rhys naar de verwijfde flâneurs in de Dome (bb 131) bij De Nève een met minachting uitgedeelde schop: ‘Zoogenaamde “artisten”!’ (c 20). Ook verstoorde hij het ironisch-geamuseerde einde van ‘At the Villa d'Or’ met een misplaatste aanval op het wonderlijke nieuwe emplooi van de heldin: ‘het neerpennen van een hoop onzin [voor] would-be artistieke [...] snobs’ (164, vo 156).Ga naar eind20 Er staan in Aan den Loopenden Band twee verhalen, ‘Houdia’ en ‘Suzanne’, die vertalingen of bewerkingen zijn van werk van Rhys dat verloren is gegaan. Ze beschrijft die verhalen in twee brieven aan de (uit Nederland afkomstige) actrice Selma Vaz Dias. Daaruit blijkt duidelijk dat De Nève inderdaad háár ‘Houdia’ en háár ‘Story of Susan and Suzanne’ voor zijn bundel gebruikt heeft. Behalve die brieven, is van ‘Houdia’ alleen nog de variant van De Nève over; van ‘The Story of Susan and Suzanne’ bestaat nog één fragment van drie bladzijden, plus enkele alineas die Rhys later voor haar vierde roman Good Morning, Midnight (1939) heeft gebruikt.Ga naar eind21 Dat is voldoende om aan te tonen dat beide verhalen door De Nève op dezelfde manier | |
[pagina 81]
| |
bewerkt zijn als het materiaal uit The Left Bank. Het begin van ‘Houdia’ is bij hem bijvoorbeeld anders dan de beschrijving die Rhys ervan geeft; in ‘Suzanne’ heeft hij zelfs uit de drie bladzijden die ons nog resten, de spanning weten weg te halen. ‘Suzanne’ gaat over een jonge moeder die probeert om haar werkgevers te bestelen, opdat zij haar dochtertje uit een liefdadigheidsinstelling weg kan halen. ‘Houdia’ is het verhaal van een jonge vrouw die zich op haar ex-minnaar probeert te wreken. Dat laatste verhaal stapte Lenglet binnen zoals hij ‘Gevangenisbezoek’ was binnengestapt; ditmaal onder toeëigening van de visie van de verteller. Net als bij Rhys is deze verteller een vriend van Steiner en zijn vrouw, het stel waarmee Houdia in een moeizame verhouding verwikkeld raakt. Maar in de versie van De Nève stelt diezelfde verteller zich verbazingwekkend ‘on-vriendelijk’ op tegenover het echtpaar Steiner. Hij denkt over zijn vrienden in vijandige, zelfs minachtende termen en voegt ze in gedachten allerlei schimpscheuten toe. In feite is hij net zo onbarmhartig-kritisch ten aanzien van hen, als Jan van Leeuwen in In de Strik over het echtpaar Hübner denkt.Ga naar eind22 Tenslotte staan er in Aan den Loopenden Band nog twee verhalen die echt van De Nève zijn. Ze zijn voor de literaire geschiedschrijver niet zonder belang. Het ene verhaal, ‘Veertig’, gaat over een steenrijk stel dat op zijn dertigste uit verveling trouwt, met het voornemen om er op zijn veertigste - om dezelfde reden - een eind aan te maken. Het vertelcommentaar bevat een amusante verdediging van het ‘schone ambacht’ van de speculanten de oplichter. Het andere, ‘Een Dichter’, geeft ons het levensverhaal van een dichter-zwerver, die zijn verbitterde relaas over een huwelijk-uitliefde dat de dichterlijke vonk in hem heeft gedoofd, gebruikt als dekmantel voor de verkoop van niet-bestaande poëzie. Tijdens de eerste jaren van haar huwelijk met Jean Lenglet vertaalde Ella Williams dit verhaal in het Engels: ze wilde het slijten aan een Amerikaans blad in Parijs. Het Engelse manuscript van deze vertaling bevindt zich nog in haar literaire nalatenschap.Ga naar eind23 Een vergelijking tussen de Engelse tekst en de Nederlandse leidt tot de conclusie dat De Nève de Nederlandse versie gebaseerd heeft op zijn eigen Franse manuscript (‘Le Poète’?) en dat Rhys het Franse origineel gedeeltelijk herschreven en flink ingekort heeft: ze haalde er ongeveer een kwart uit, net zoveel als uit Sous les Verrous. Verder is het opmerkelijk, dat ‘Een Dichter’ het enige verhaal is in Aan den Loo-penden Band waarin niet alleen anglicismen, maar ook gallicismen voorkomen.Ga naar eind24 Alleen de beide laatste verhalen dragen dus met recht De Nève's signatuur. Met het uitbrengen van de tien andere schond hij feitelijk andermans auteursrechten, beging hij plagiaat en bracht hij niet-geautoriseerde vertalingen of bewerkingen uit. Maar zoals uit het voorafgaande mag blijken, is dat waarschijnlijk toch een te simplistische voorstelling van zaken. Ook Rhys hield in de jaren twintig de Engelse vertalingen van minstens drie verhalen van De Nève in portefeuille. Tenminste één daarvan, het verhaal ‘Vengeance’, heeft ze geprobeerd onder haar eigen naam te verkopen. Twee andere, ‘The Sidi’ en ‘The Chevalier of the Place Blanche’, zijn gepubliceerd in The Left Bank, haar eerste verhalenbundel, en in Sleep It Off Lady (1976), haar laatste. Maar in 1927 noemde zij Lenglet niet als bron! In datzelfde jaar (of misschien eind 1926) gaf Rhys kennelijk drie van haar verhalen aan een Parijse kennis, die hen al eerder met hun dochter had geholpen. Deze probeerde ze onder haar naam aan de man te brengen.Ga naar eind25 Er is bovendien erg veel bewijsmateriaal van de intensieve literaire samenwerking tussen Rhys en Lenglet die met hun huwelijk was begonnen, maar die daarna zeker niet ophield. Zelfs nadat ze uit elkaar waren, ook na de officiële scheiding, bleven ze commentaar leveren op elkaars werk, hielpen ze elkaar met redactioneel- of vertaalwerk, zochten ze uitgevers voor elkaar, of publiciteit. Een - wellicht stilzwijgende - overeen komst tussen hen beiden dat | |
[pagina 82]
| |
ze ook elkaars werk mochten gebruiken, zou maar een klein stapje verder zijn geweest.Ga naar eind26 Hun dochter formuleerde dat een halve eeuw later als volgt: ‘De litteraire samenwerking was na de Ford episode zeer groot. [...] Hun beider financiële situatie was treurig. Vertalingen en herschrijvingen zijn in elk geval met haar goedvinden gebeurd. Jean Rhys was zeer genereus en heeft meermalen korte stukjes geschreven die Ed. de Nève dan onder zijn naam publiceerde. Daartegenover stond dat Ed. de Nève weer thema's leverde...’Ga naar eind27 Uit de brieven van Jean Rhys is gebleken dat zij op haar vele omzwervingen allerlei documenten, ook manuscripten, kwijtgeraakt is. En dat ze in zakelijk opzicht wel zéér chaotisch was. Eind 1926 of begin 1927, op het dieptepunt van hun huwelijk, lieten Ella Williams en Jean Lenglet een pak papier - documenten en literair werk - achter bij die zelfde Parijse kennis.Ga naar eind28 Toen Rhys voorjaar 1928 na
Brief van Ed. de Nève met curriculum vitae aan W. Moll, 1 augustus 1946 (Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum, Den Haag)
een kort verblijf bij Lenglet in Den Haag naar Engeland vertrok, waren deze paperassen mogelijk nog niet uitgezocht. Misschien dacht ze er ook liever maar niet te diep over na, wat de consequenties konden zijn als ze ongepubliceerd materiaal bij haar man achterliet. Na 1928 kwam Rhys nog maar weinig in Nederland; ze kende geen Nederlands, en waarschijnlijk heeft ze over de publikatie van Aan den Loopenden Band nooit iets vernomen. In ieder geval zei ze van niet, toen ze er meer dan veertig jaar later mee werd geconfronteerd.Ga naar eind29 Ze schijnt er evenmin ooit achter te zijn gekomen, dat De Nève in 1937 opnieuw hele stukken uit Quartet leende. Dat was voor zijn vierde roman, Schuwe Vogels, die nogmaals op hun huwelijkscrisis terugkomt, zoals Rhys dat twee jaar later deed in Good Morning, Midnight. Of dat hij het jaar daarop, in 1938, aanspraak begon te maken op het co-auteurschap van The Left Bank, Quartet en After Leaving Mr Mackenzie, en later beweerde dat hij ze geschreven had ‘in collaboratie met Ella Rees Williams, onder het pseudoniem Jean Rhys’. Die beweringen kwamen in de Nederlandse kranten terecht en vandaar in de naslagwerken; waarna ze praktisch onuitroeibaar bleken.Ga naar eind30 | |
[pagina 83]
| |
Nog altijd zijn niet alle facetten van de beroemde literaire samenwerking tussen Jean Rhys en Ed. de Nève voldoende belicht; maar het patroon begint zich duidelijk af te tekenen. Hun samenwerking werd uit nood geboren, maar heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld tot een vorm van echtelijk debat, met de fictie als voertaal. Dat debat was allang begonnen vóór De Nève de verhalen in Aan den Loopenden Band samenstelde; en het ging ook daarna nog jarenlang door. |
|