Zo verloor het Letterkundig Museum zijn conservator in de buitendienst. Er is nooit iemand in zijn plaats benoemd.
Ett, altijd chic gekleed, op en top een heer, was een man met een geheim: hij was van buitenechtelijke geboorte. Hij wist dat zijn geheim was uitgelekt, maar hoever? Wie van zijn Posthoornvrienden wist het? Wist Jacques den Haan het? Wist Willem Hussem het? Marja? Natuurlijk wisten ze het allemaal. Hij, die à la Couperus zo graag over familles sprak, was zelf een man zonder famille. Wat was zo iemand, in aristocratisch Den Haag, anders dan een paria, een onaanraakbare? Je kon hem met goed fatsoen zelfs geen hand geven. Het maakte hem buitengewoon kwetsbaar. Altijd moest hij bedacht zijn op toespelingen.
Hij zat eens in genoeglijk gezelschap op een terrasje, toen Dolf Verspoor in het vuur van het gesprek argeloos een van zijn aforismen debiteerde: ‘Een ezel stoot zich in 't gemeen geen tweemaal aan dezelfde ezelin.’
Ett verbleekte, stond op, knoopte zijn colbertje dicht en verliet het terras. Wat was er met hem aan de hand? Iemand wist het: hij woonde sinds kort weer samen met zijn gescheiden vrouw.
In de Utrechtse Letterenbibliotheek ontdek ik een exemplaar van mijn scabreuze bloemlezing Razernij der liefde. Bijna een jaar is het nu geleden dat het boek verscheen. Ik neem het even van de plank, het ziet er nog uit als nieuw. Aan de rug kan ik zien dat niemand het zelfs maar heeft opengeslagen. Waarom hebben ze het eigenlijk aangeschaft? Weggegooid geld.
Voorzichtig schuif ik het weer op zijn plaats. Adieu, lief boek. Ik heb je met intens plezier op de wereld gezet, meer kan ik niet voor je doen.
Sinds begin 1993 heeft nrc Handelsblad een weinig in het oog lopend rubriekje op pagina 2, dat ‘Correcties en aanvullingen’ heet. Aanvullingen ben ik er nog niet in tegengekomen, maar de droge toon waarop blunders in de eigen berichtgeving worden rechtgezet, levert soms vermakelijke effecten op. De Telegraaf zie ik zo'n rubriekje nog niet beginnen. Dit blad heeft sinds de oprichting in 1892 nog nooit een rectificatie geplaatst, tenzij daartoe bij rechterlijk vonnis veroordeeld.
Alle lof dus voor nrc Handelsblad, dat er niet tegenop ziet zichzelf in zijn hemd te zetten. Als blijk van waardering wil ik hier ook een correctie aandragen. Hoewel, ik vrees dat er weinig kans is op plaatsing, want het betreft hier een blunder van veertien jaar geleden.
Op 11 mei 1979 verscheen in het Cultureel Supplement een bijdrage van Willem Frederik Hermans, waarin hij zijn hart luchtte over de zijns bedunkens uiterst verwerpelijke dagboekliteratuur. Daarin staan ook een paar zeer hatelijke passages over de Franse schrijver Paul Léautaud die, zoals bekend, een omvangrijk dagboek heeft nagelaten. Natuurlijk waren die passages niet voor de allang overleden schrijver bedoeld, maar voor zijn Hollandse lezers.
‘Paul Léautaud,’ schrijft Hermans, ‘had een grote bewondering voor de toneelstukken van Molière. Hij hield ook van veel geld. Er was in zijn tijd in Parijs veel geld te verdienen met het schrijven van succesrijke toneelstukken. Allicht zou Paul Léautaud liever de twintigste-eeuwse Molière zijn geworden, in plaats van voor een paar dubbeltjes kritieken op de stukken van anderen te schrijven in een literair tijdschrift. Een grote haat tegen succesvolle schrijvers maakte zich van hem meester. Dit gaf hem een scherp en veelal vermakelijk oog voor de belachelijkheden van de literaire roem. Maar ondertussen: geld, roem en mooie vrouwen gingen zijn neus voorbij, niet de hunne.’ (Ook te vinden in Klaas kwam niet, pagina 437).
Toen ik deze passage las, verbaasde ik mij al. Hermans vertelde hier bijzonderheden over Léautaud die mij onbekend waren, maar de mogelijkheid van een vergissing kwam nog niet bij mij op. Dit gebeurde pas toen ik dat artikel onlangs opnieuw onder ogen kreeg.