Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Kees Spiering Gedichten Schuur De schuur die hij bouwde breek ik af. Dertig jaar geleden sloeg hij planken tegen balken - het hout dat hij gebruikte was al oud. Kieren dichtte hij met flarden van een lat, palen smeet hij op het golfplatendak. Zo groeide zijn schuur tot mijn vijand Hij is dood maar ik hoor de rotzak lachen. Zijn palen trek ik omlaag, planken wrik ik los, balken graaf ik uit de natte aarde. Golfplaten snijden in mijn hand, de kieren die hij zag, zie ik opnieuw. Alles wat ik aanraak hield hij vast. Ik heb hem niet gekend. Hij maakte wat ik sloop [pagina 36] [p. 36] Aan de akker Ik kwam toen je zwart was. Je lijf in zware schotsen vergeten door je man die je daarna vermaalde tot een strand. Zo glad dat ik alleen nog durfde kijken hoe je verdween onder een waas van groen dat groeide tot het hoger stond dan ik. Liever was je mij in vachten tot mijn middel. Weken keek ik naar je zee die voor de wind uit joeg Je man schoor je kaal - ik mocht weer komen. Voorzichtig langs de stoppels op je huid. Je zoog mijn voeten vast, in mist in sneeuw mijn bruid. Later kwam je man, stortte zijn zaad opnieuw [pagina 37] [p. 37] Met schone lei Zij komt thuis met nieuwe kieren en gebak. Omdat we opnieuw beginnen zegt ze zacht. Ik omarm - haar lichaam is nog doof We tillen het kind erbij. Ik mag blijven en ben opgelucht - niet blij. Wat gaande is, begint men niet opnieuw. We moeten verder en voort, kopen een schommel, wandelen in een bos, het kind geniet, de hond - verzenuwd in ruzie en verdriet - leeft zich grimmig uit We zijn zo gezin als 't maar kan - toch loopt ze ver van mij. Verdriet verslijt ze als kledij. Ons ontgaat dat het kind geen capuchon draagt Vijf nachten doorwaakt uit angst hen te verliezen, maar alles is weer bijna wat 't was. Vanmiddag wordt ons kind voor het eerst verkouden Vorige Volgende