niet eens meer mocht komen) en, het ligt allemaal in dezelfde richting moet men in Moskou hebben gedacht, de Filippijnen.
Na zijn kortstondige Chinese avontuur kwam Sneevliet naar Nederland terug. Was zijn verblijf een succes? In ‘de beweging’ gold hij als de oprichter, althans de wegbereider, van zowel de communistische partij van Indonesië als die van China. Hij had zelfs de latere alleenheerser Mao Tse-toeng ontmoet. Dat laatste viel al wel op te maken uit de gesprekken die de Amerikaanse schrijver Edgar Snow in de jaren dertig had met Mao, die de naam liet vallen van een zekere Ma Ling. Slechts insiders wisten dat Sneevliet zich tijdens zijn illegale Chinese periode behalve van de schuilnamen Andresen, Mander, Sentot, Mr. Simons, Martin Ivanovich Bergman en Joh. van Son ook van de schuilnaam Maring bediende. Het is dus nog waar ook dat de Chinezen moeite hebben met het uitspreken van de r.
In 1953 schreef M. Perthus (ook al weer een schuilnaam), een vroegere bewonderaar en volgeling van Sneevliet, al het gedenkboek Voor vrijheid en socialisme. Daarin was ook aandacht besteed aan Sneevliets medestrijders die met hem op zondag 12 april 1942 bij Amersfoort door een Duits executiepeloton werden doodgeschoten.
In 1976 verscheen ervan dezelfde schrijver een uitvoerige biografie over Sneevliet. Het werd een met veel liefde en inspanning geschreven maar weinig kritisch boek. Perthus, een oud-Spanjestrijder die in werkelijkheid Piet van 't Hart heette en chef was van het redactiearchief van Het Parool, was een van de laatste overlevende strijdmakkers van Sneevliet. Het is verbazingwekkend om te zien hoeveel mensen zich met Sneevliet bezighielden. Fritjof Tichelman schreef een politieke biografie, Sal Santen noteerde zijn zeer persoonlijke en ook dramatische herinneringen aan zijn schoonvader, terwijl Wim Bot de laatste illegale periode van de groep-Sneevliet tijdens de Duitse bezetting uitploos. Ook is er iemand bezig zijn Bossche jeugdjaren in kaart te brengen. Dan was er verder aandacht voor Nederlands meest uitdagende revolutionair-socialist in de diverse memoire-literatuur. Jacques de Kadt schetste hem bij voorbeeld levendig en eerlijk maar weinig mild met zijn spontaniteit en Brabantse bonhommie in het nerveuze Moskouse hotel Lux, in de jaren twintig vaste verblijfplaats van buitenlandse afgevaardigden en functionarissen van de Communistische Internationale. Ik zelf stuitte uitgebreid op Sneevliet bij een onderzoek naar de Nederlandse spionnen die in de jaren twintig en dertig voor Moskou werkten. Ik maakte toen via vele gesprekken kennis met een zeer menselijke Sneevliet: emotioneel, womanizer, offervaardig, kordaat, prikkelbaar, hulpeloos want zich bewust van het isolement waarin hij voor 1940 al raakte. En altijd bereid tot het uiterste te gaan. Die laatste eigenschap erkenden ook zijn tegenstanders. Het Maleise Berani Karena Benar (Dapper zijn omdat het goed is) maakte hij tot zijn lijfspreuk.
Sneevliet was vooral een pragmaticus, geen theoreticus. Een doeër in het tijdperk dat het socialisme een levende beweging was en ervan uit werd gegaan dat er een wereld veranderd moest en zou worden. Daarvoor werden offers gebracht die ver uitgingen boven een maandelijkse contributie, het uitventen van opruiende lectuur of het schrijven van felle en dus beledigende artikelen waarin de tegenstander de kogel, of, mildere variant, de mestvaalt van de geschiedenis der arbeidersbeweging in het vooruitzicht werd gesteld.
Eindelijk is dan nu ook Sneevliets Chinese periode uit de doeken gedaan. Toen Perthus' biografie in 1976 verscheen, kon men in een voetnoot de wat bittere klacht lezen dat de schrijver geen gebruik mocht maken van de Chinese afdeling van het in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis bewaarde Sneevliet-archief. Het Amsterdamse iisg kocht dit archief in 1965, waarbij als voorwaarde werd gesteld dat de documenten en brieven van Sneevliet op een wetenschappelijke manier moesten worden uitgegeven.