Waaraan heb ik dit legaat te danken? De naam Karl Polak zegt mij niets. Maar dan duikt een herinnering op: midden jaren zeventig ben ik opgebeld door iemand die mij een Reve-collectie te koop aanbood. Dat moet Karl Polak zijn geweest. Nu circuleerden er in die tijd nogal wat gestolen brieven van Reve en ik had geen zin mij in een wespennest te steken. Om ervan af te zijn noemde ik de eerste de beste antiquair wiens naam mij te binnen schoot. ‘Die zal u zeker een behoorlijke prijs betalen.’ Dat is ook gebeurd.
Tussen de kopieën zit zowaar een echte prentbriefkaart, op 28 juni 1951 verzonden uit Parijs: ‘Ik heb me de laatste dagen onmatig veel afgetrokken, zodat mijn voorhuid er pijn van doet en Hanny er schande van spreekt.’
Foto's zijn erbij, Gerard in gepassioneerde omhelzing met het danseresje Carmen van Vliet, op een zolderschuit in de Amstel. Uit een brief van Karl Polak zelf blijkt dat hij geen vermoeden had van Gerards homoseksualiteit. Alle toespelingen daarop zag hij blijkbaar als grapjes, zelfs heeft hij het over ‘jullie kinderen later, de kleine Gerardjes’. Pas als Gerard is gescheiden en zich uitsluitend interesseert voor jongens (‘Ik heb nu een vrouw met een kraan’) sterft de vriendschap een snelle dood.
Uit een begeleidend briefje aan mij: ‘Ik heb De Avonden in manuscript gelezen en was op het feestje bij de oude Vanter thuis. Gerards moeder zei over mij: ‘Die grafoloog heeft de plee volgekotst.’
En aan het slot: ‘Schrijft of belt u mij niet, want als u deze dingen krijgt, ben ik dood.’
In zijn Herinneringen aan Slauerhoff vertelt Roel Houwink: ‘Zo schreef hij eens onder pseudoniem “als wraakneming” een satyrieke novelle, die hij tot zijn voldoening - en tot zijn schrik - terstond geplaatst zag in een achtenswaardig familietijdschrift.’
Dit verhaal is niet opgenomen in Slauerhoffs Verzameld proza, om de simpele reden dat het onvindbaar is. Volgens Kees Lekkerkerker heeft het gestaan in het weekblad Eigen Haard, in het voorjaar van 1922. Is dat dan zo moeilijk te vinden? Er zijn toch bibliotheken genoeg waar jaargangen van dit ‘achtenswaardig familietijdschrift’ worden bewaard?
Het probleem is dat dit blad, zoals in die tijd gebruikelijk, behalve een fraai glanzend middenkatern ook een bijlage had op krantepapier, gevuld met advertenties en, voor zover de ruimte het toeliet, korte verhalen. Op zo'n ordinaire advertentiepagina moet Slauerhoff als prozaïst hebben gedebuteerd.
En wat wil nu het geval? Bij het binden werden die bijlagen steevast verwijderd. Dus je hebt niets aan die jaargangen in bibliotheken. Het komt erop aan een niet gebonden jaargang van 1922 te vinden. Het zoeken naar zo'n jaargang - of dat speciale nummer - voert je naar uithoeken van het land. Bij Antiquariaat Junior te Nieuw-Buinen, het adres voor bejaarde huiskamerbladen, vond ik een hele stapel losse nummers van Eigen Haard. Niet één was erbij uit 1922.
Zou er een bibliotheek bestaan waar die bijlagen, om welke reden dan ook, zijn meegebonden? Met de gedachte ‘je weet maar nooit’ heb ik in de Utrechtse ub de jaargang 1922 opgevraagd. De bijlagen zaten er niet in. Wel vond ik, op glanzend papier, een verhaal van een zekere J.S., maar dat is beslist niet de gezochte ‘wraaknovelle’ van Slauerhoff.
Nog iets anders vond ik. Een bijdrage van Tom Schilperoort, met een foto waarop je hem glunder achter het stuur van een cabriolet ziet zitten. Het model voor de uitvreter! Dat plaatje had in het boekje Aandacht voor Nescio moeten staan, twintig jaar geleden!
Toen ik met mijn aanvraagformulier aan de balie was gekomen, had de assistente de routinevraag gesteld: ‘Thuis?’ Je kunt namelijk op de terminal zien of een boek ‘thuis’ is of uitgeleend.
‘Natuurlijk thuis!’ zei ik. ‘Er is toch geen mens meer die zich voor dit blad interesseert!’
Haar blik gleed over het kijkglas van haar eigen terminal. ‘Toch heeft iemand die jaargang kort geleden nog opgevraagd!’
Voor mij de vraag: wat zocht die onbekende voorganger? Het verhaal van Slauerhoff of de foto van Schilperoort?