hoort! Zinloos... maar ophouden kan nu ook niet meer.
‘Maria Isabel Anna Elvira de Souza Peres Neves Oliveira.’
Ik moet even zoeken voor ik een petieterig blank meisje opmerk, een poor white zo te zien, helemaal links achteraan, dat verlegen staat te draaien in haar bank.
‘Dr. Lazaro Jacinto Ricardo Mussa Mucussamuahene Ingulete...’ De dikke Frelimobaas verheft zich al plechtig. ‘Pronto, Senhora Profesora.’ Hij kijkt me aan met barse trots. Ik lach hem toe en gebaar hem te gaan zitten.
Alle achtendertig zijn present, niemand is zelfs maar te laat gekomen. ik knik goedkeurend. Wil beginnen. Maar neem uit mijn ooghoek een lichte beweging waar, op een leeg gebleven bank vooraan. Een leergierige saucijs en een rafelige sprinkhaan volgen mijn verrichtingen geboeid. Ik slik, wend mijn blik af. De man in Frelimo-uniform vraagt: ‘Tem medo?’
‘Sim, Senhor,’ beken ik. ‘I am afraid.’
Hij staat op, pakt een schrift uit zijn tas, schuift de beduusde insekten erop en draagt het zaakje naar buiten. Niemand durft te lachen. Maar als hij zonder de monsters terug is en ik mijn zucht van diepe dankbaarheid slaak, lacht iedereen opgelucht met me mee. Het ijs is gebroken.
Ik vraag in het Portugees wie er Engels verstaat. Niemand reageert. Ik steek mijn Portugese welkomstspeechje af. Ze horen het welwillend aan.
‘Do all of you understand English?’
Er wordt geschuifeld, hier en daar geknikt.
‘Okay,’ zeg ik ferm. ‘I'll dictate something to you.’
Iedereen peinst, kijkt bij buren, buigt zich in balpen-kauwende concentratie over mijn zelfgemaakte zinnen. Iets over de blanke coöperanten die Mozambique willen helpen, maar de weg nog niet zo goed weten en nog niet gewend zijn aan het weer. Het lijkt of ze driemaal zoveel opschrijven als ik dicteer. In het langslopen zie ik het blaadje van het blanke meisje. Het staat vol bibberige krullen, sidderende halen, maar geen letters. Geen enkel leesbaar woord.
‘Do you understand English?’ fluister ik meelevend.
‘Yes,’ knikt ze verschrikt.
De Frelimo-man heeft zinnen opengelaten. Hij kijkt ernstig als ik de velletjes ophaal, alsof hij bang is voor een reprimande. Toch was het een goed idee. Nu kan ik me thuis op mijn gemak beraden aangaande individuele behoeftes en niveaus.
Ik kijk steels op mijn horloge. Het is tien voor acht. Het insektenincident, plus mijn speech, het dictee, en het inzamelen van de blaadjes, heeft maar een kwartier in beslag genomen.
Ik moet nog een uur en tien minuten.
Mijn vragen... Met trillende vingers zoek ik in mijn blocnote. Ik kan ze niet vinden. Het is angstig lang stil in de klas.
‘Do you know how to count?’ improviseer ik. ‘How many fingers do you have?’
Het voorste meisje antwoordt, ernstig tellend, met overleg: ‘I have twenty fingers.’
‘I have only ten!’ zeg ik, perplex. Iedereen lacht. Ten fingers? Twenty fingers, toch!
Ach, natuurlijk! Dedo in het Portugees betekent zowel vinger als teen...
Wat nu?
Hun beroep! Maar dat was het noodscenario voor gevorderden. Ik had toch oefeningen bedacht. Ik durf niet weer in mijn blocnote te zoeken. Wat is beroep ook weer in het Portugees? Ik had het opgeschreven...
‘I am a teacher,’ leg ik uit. Ik schrijf de zin op het bord, onderstreep de a, en vraag de man met de rode muts: ‘What are you?’
Hij begint te giechelen en te draaien. Hij stoot zijn buurman aan. Ze overleggen in een taal die niets met Portugees te maken heeft en nog minder met Engels. Dan zegt hij keurig: ‘I am accountant.’