Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Ed Leeflang Gedrieën Het enig kind neemt het de dingen kwalijk dat het zo stil is in de kleine kamer waar het al wonen leert. De korte straat loopt dood. De schillenboer van stro stapt Amsterdam in over de verkroosde sloot. 's Morgens begrijpt het huis je niet, want het onthoudt alleen zichzelf. Straks heerst een vrouw over je kousen, die je dijen bijten tot je kruis. Dit vloerkleed zal nooit vliegen. De tafel ruikt naar as. Ze slapen. Op zolder ben je in één nacht vergeten als in de piramide. Het groene groen van deze keukenstoel is niet te dragen. Hoe kijkt dat kind? Hoe wil het teder en alleen zijn tegelijk? Waar heeft het haat vandaan tegen de even cijfers, tegen liguster en flanel? Het wil een zuster nu het toch nog oorlog wordt. Zij spookt, is even bang als jij bij luchtalarm. Wanneer ze schieten, springt ze in je armen. Het stiekeme in haar verdraag je wel. Vorige Volgende