Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 70] [p. 70] Jean Pierre Rawie Vier gedichten van Aleksandr Blok (1880-1921) Onder de eendere geluiden Onder de eendere geluiden, het loze grotestadsgedoe, loop ik met lege ziel naar buiten, naar sneeuwstorm, nacht en leegte toe. Ik breek de band met het vertrouwde en hoe en wat wordt ongewis... Rondom mij - sneeuwjacht, trams, gebouwen, en voor mij - vuur en duisternis. Ben jij - als ik in trance verkerend, mijn rede aan een zijden draad, de weg naar huis vernederd weervind - nog tot vergiffenis in staat? Jij, die het eind van ieder streven begrijpt in het geleidend licht, kun jij mij storm en sneeuw vergeven, mijn waanzin, duister en gedicht? Of liever nog: mij niets vergeven, als klokgelui er maar voor waakt dat 's nachts op ongebaande dreven mijn hof en haard verloren raakt? [pagina 71] [p. 71] Het tweede doopsel De sneeuwstorm heeft mijn deur geopend, zodat de kou het huis beving, en ik in een nieuw-sneeuwen doopvont het tweede doopsel onderging. En in een nieuwe wereld leerde ik mensen, dingen te verstaan, en dat gemeenlijk de verkeerden de brede weg ten hemel gaan. De liefde moe leef ik verbitterd in dit steeds kouder wordend land. Op mijn bevroren voorhoofd schittert een sneeuwvlok als een diamant. De trots van een opnieuw gedoopte veranderde mijn hart in ijs. Waar wou je nog dat ik op hoopte? Wat maak je mij voor lente wijs? Kijk toch hoe blij ik ben van binnen, sinds sneeuw de hemel voor mij sloot! Geen lente hoeft meer te beginnen: het derde doopsel is de Dood. [pagina 72] [p. 72] Alles op aarde... Alles op aarde - moeder, jeugd - moet sterven, je vrouw bedriegt je, je verliest je vriend. Maar zoek een nieuwe zoetheid te verwerven, het koude poolgebied rondom beziend. Ga scheep, richt naar de verre pool de steven langs wand na wand uit ijs - en stil, vergeet wat ginds in haat en hartstocht is gebleven... Vergeet het oude land van lief en leed. En leer in huivering en trage koude je uitgeputte ziel hoe op het eind hier niets is wat haar vast zal kunnen houden, wanneer het licht van gene zijde schijnt. [pagina 73] [p. 73] Je slaat de lichte schemer gade Je slaat de lichte schemer gade, maar in de stad gaan lichtjes aan, en zeelucht ademt door de straten, nu de fabriekssirenes gaan. En door de massa meegezogen gaat in de mist je ziel teloor... Een rode jas komt langsgevlogen, een vrouwenstem strijkt langs je oor. Je plannen plooien zich omzichtig, als in een eigentijds gewaad... En vrouwenwimpers flitsen schichtig, zo vaak je blikt in een gelaat. Wie zag je door het donker lopen? Waar zijn nog geen gordijnen dicht? De kroegen staan als kerken open, de kerk is als een kroeg verlicht... Zo dikwijls uitzichtloos bedrogen, is weer je ziel vergeefs misleid: de kroegen, en de meisjesogen, zij doven te bestemder tijd. Vorige Volgende