Maatstaf. Jaargang 41
(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Jan Meyers
| |
[pagina 51]
| |
als hier sprake was van hineininterpretieren, zoals op wel meer plaatsen in zijn gedenkschriften, en dat het kind in werkelijkheid is genoemd naar de sociaal voelende koningin uit Vorstenschool. Het was vooral het sociale element in Multatuli's werk dat Domela aantrok.
Begin 1878 hoorde Multatuli voor het eerst van het bestaan van Domela, die toen predikant was in Den Haag, waar hij in de late herfst van 1877Ga naar eind12 een preek hield die later in druk verscheen onder de titel Nog godsdienst? Reeds godsdienst?Ga naar eind13 - een ongemeen scherpe aanval op de kerkelijke godsdienst die geen hand uitstak om de zonden der wereld te bestrijden: oorlog, onderdrukking van de kleine man, ongelijkheid van rechten, slavernij van de vrouw... Ware godsdienst was ‘Goed drinkwater, goede woningen, goede lucht, goed voedsel en goed onderwijs voor allen’. Een sociale preek, geen socialistische zoals hij later zelf oordeelde. Weliswaar sympathiseerde hij al met de humane ideeën van het socialisme, naar het partijsocialisme wees hij nog af vanwege zijn eenzijdige en revolutionaire karakter. Politiek gesproken was hij in deze tijd vooruitstrevend liberaal. De preek lag bij de uitgever. Er begon al stof op neer te dalen, toen er plotseling vraag naar kwam, zozeer zelfs dat er een herdruk noodzakelijk was. Verklaring: in het voorjaar van 1878 en 1879 maakte Multatuli een lezingentoernee door het land. Hij sprak in een kleine zestig plaatsen, waarbij hij in totaal enige duizenden toehoorders moet hebben gehad, die hij Domela's preek aanbeval... Op 1 september 1879 trok Domela de consequentie uit zijn bezwaren tegen de kerk. Hij legde zijn ambt neer - niet uit ongodsdienstigheid, maar juist uit godsdienstigheid.Ga naar eind14 Zijn roeping was te doen wat de kerken verzaakten: Jezus volgen en opkomen voor de verdrukten en misdeelden. Inmiddels was hij socialist geworden - ‘Door invloed van uw baanbrekende werk Das Kapital,’Ga naar eind15 schreef hij aan Karl Marx. Wat acceptatie van het revolutionaire beginsel betekende. Aristocraat, gefortuneerd, academisch gevormd, van internationale allure, wijdde hij zich voortaan aan de minsten, de onwetenden, de verdierlijkten, die hij zijn broeders noemde, uitsluitend levend voor het socialisme dat de lente van de wereld was en waarvan hij een hemel op aarde verwachtte. Hij was niet alleen de leider van de socialistische beweging in ons land, hij wás die beweging: de enige Nederlandse socialist die uitstak boven Algemeen Polderpeil en naam en aanzien had in de hele socialistische wereld, een volksprediker zoals de Lage Landen sinds de dagen van Brugman niet meer hadden gezien, een moderne heiland voor velen. ‘Us forlosser’, zeiden ze in Friesland. Met name daar was er een direct verband tussen het succes van Domela en het optreden van Multatuli dat daaraan vooraf was gegaan. Tijdens lezingen in de jaren zeventig had Multatuli er verzet wakker geroepen tegen kerkelijke en wereldlijke autoriteiten die het sociale onrecht niet alleen tolereerden, maar zelfs begunstigden. Zijn aanvallen op dat kwaad hadden een soortgelijke toonzetting als die van Domela. Voor velen sloot diens optreden naadloos aan bij dat van Multatuli.Ga naar eind16 En beiden oogstten als alle grote vernieuwers zowel intense haat als vurige bewondering. Multatuli volgde Domela's activiteiten van verre en had voldoende belangstelling voor hem om een persoonlijke ontmoeting te ambiëren. Toen hij in het voorjaar van 1883 in Den Haag was, vervoegde hij zich bij Excelsior, de partijdrukkerij, in de hoop Domela daar te treffen. Die was er niet. Multatuli liet zijn visitekaartje achter met onder meer deze woorden: ‘Voor een paar dagen in Holland zijnde, kom ik u even de hand drukken. Wat uw en mijn streven aangaat, och, wat een getob [...]! Geheel sta ik niet achter uw standpunt. Ja, toch wel in oprechtheid. Dat is de hoofdzaak.’Ga naar eind17 Sindsdien stuurde Domela hem Recht voor Allen, het socialistische weekblad dat hij redigeerde - natuurlijk in de hoop de ander wel geheel en al voor zijn standpunt te kunnen winnen... | |
[pagina 52]
| |
Niet alleen Domela's eerste vrouw stierf in het kraambed, ook zijn tweede en zijn derdeGa naar eind18, laatstgenoemde, die de moeder van de socialistische partij werd genoemd, in februari 1884. Multatuli bood aan om een van Domela's kinderen in huis te nemen en beval zijn stiefzoon Wouter aan als speelmakker. Tevens nodigde hij Domela uit om te komen logeren. Het eerste sloeg Domela, die dol was op zijn kinderen, af. ‘Ik houd ze zo liefst mogelijk bij mij, om met hen te leven en te zijn,’Ga naar eind19 schreef hij aan Multatuli. Wel gaf hij gehoor aan de uitnodiging om te logeren. Die zomer reisde hij naar Nieder-Ingelheim, ‘waar men een onvergetelijk uitzicht had over de Rheingau met de Loreley op de achtergrond en het Niederwald met het bekende monument aan de overzijde van de Rijn’.Ga naar eind20 Domela was zevenendertig, in de kracht van zijn leven, een indrukwekkende verschijning en een bevlogen wereldverbeteraar, Multatuli een grijsaard van vierenzestig, zonder illusies omtrent mens en wereld. Niettemin konden ze uitstekend met elkaar overweg. Ook Mimi, Multatuli's vrouw, was Domela sympathiek en dat was wederzijds. Multatuli legde warme belangstelling aan de dag voor Domela's doen en laten. Weliswaar stond hij daar niet volledig achter, maar wat niet was kon komen. Domela was optimistisch genoeg om te geloven dat zulks vroeger of later het geval zou zijn. Sterker: hij was zo egocentrisch dat hij zich met de beste wil van de wereld niet kon voorstellen dat enig weldenkend mens anders zou kunnen handelen dan hij en het socialisme uiteindelijk niet zou omhelzen. Aangezien Multatuli in zijn ogen het toppunt van weldenkendheid was, kon het niet anders of het kwam wel goed met hem. Volgens zijn memoiresGa naar eind21 had Domela tegen het bezoek opgezien. In het persoonlijk contact met zijn idool school het gevaar van een afknapper. Zijn vrees was ongegrond. Hij ervoer het toeven in de nabijheid van de man met de scherpe logica die zo'n grote invloed op zijn ontwikkeling had gehad als een kostelijke belevenis. Hij had het gevoel dat hij hem zijn hele leven al had gekend. ‘Het was of wij oude vrienden waren,’ schreef hij later aan Multatuli. ‘Het waren onvergetelijke uren die wij doorbrachten op het balkon met het heerlijke uitzicht op de Rheingau [...]. Dank, hartelijk dank voor de bewijzen van sympathie die ik, de jongere, van u mocht ontvangen en voor de belangstelling betoond zo voor mijn taak als voor mijn persoon.’Ga naar eind22
In de zomer van 1886 bezocht Domela Multatuli opnieuw. Hij was vergezeld van zijn vriendin Cato Vernée, gescheiden vrouw van een politiecommissaris, en haar moeder, de weduwe Schuitemaker (‘tante, Riet’), die huishoudster was bij Domela sinds de dood van zijn derde vrouw. Het was een lange, hete zomer. In de Jordaan had het palingoproer gewoed en zowel de repressiepolitiek van de overheid jegens de socialisten als de hoop op revolutie was heviger dan ooit. Domela hing een jaar gevangenisstraf boven het hoofd. Voor een tamelijk onschuldig stuk in Recht voor Allen, dat hij bovendien niet zelf had geschreven, was hij wegens majesteitsschennis veroordeeld door de arrondissementsrechtbank te Den Haag. Het wachten was nu op behandeling van de zaak in hoger beroep, waar evenwel niemand heil van verwachtte, Domela zelf wel het allerminst. Het ging niet om recht, maar het ging erom de socialistische beweging te treffen en hoe kon dat effectiever worden gedaan dan door haar charismatische leider uit te schakelen? Domela hoopte Multatuli te winnen voor de rode heilsleer. Mensenkennis en realiteitszin waren niet zijn opvallendste eigenschappen. Noch voor de economische, noch voor de politieke kant van het socialisme had Multatuli begrip: een elitaire individualist die in de staat op zijn best een noodzakelijk kwaad zag en de invloed daarvan beslist niet groter wenste, laat staan verheven tot almacht. Hij was Domela toegedaan vanwege zijn hoogstaande karakter en nobele bedoelingen, maar | |
[pagina 53]
| |
verder vond hij hem een idealistische dweper die geen notie had van de aard van zijn vijanden en ook niet van die van zijn aanhangers. Hij oordeelde: ‘Die arme Nieuwenhuis! Ik heb redenen om hem voor een braaf man te houden, en betreur de ijdelheid van zijn pogingen.’ Hij voorzag dat Domela een drievoudige nederlaag tegemoetging: ‘1e. Door de kliek die hij bestrijdt. 2e. Door z'n eigen overtuiging, zodra hij inziet dat z'n ziekelijke, filantropische denkbeelden geen steek houden [...]. 3e. Door het volkje dat hij bevoordelen wil [...]. Don Quichot werd gestenigd door de galeislaven die hij verlossen wou.’Ga naar eind23 Domela ergerde zich aan het negatieve oordeel van zijn gastheer over zowel Marx als over Das Kapital, waarvan deze zei: ‘Ik ben eraan begonnen, maar het was taaie kost en ik merkte al spoedig dat de man niets van economie afwist.’Ga naar eind24 Daar kon Multatuli niet over oordelen, vond Domela, die zichzelf in deze als deskundig beschouwde. Van Marx' magnum opus had hij een beknopte Nederlandse bewerking gemaaktGa naar eind25 die de goedkeuring van de nukkige profeet had kunnen wegdragen, en hij had Marx en Engels pas nog in Recht voor AllenGa naar eind26 geprezen als de brengers van het wetenschappelijke socialisme dat de onafwendbare komst van de socialistische samenleving aankondigde. Dit alles nam evenwel niet weg dat de sfeer allerhartelijkst was en het een genoeglijk verblijf werd. Tussen Cato en Mimi Douwes Dekker klikte het meteen en dat was ook het geval met Multatuli en tante Riet. Cato en Mimi correspondeerden later met elkaar - ‘lieve Cato’ en ‘lieve Mimi’, en Cato zou nooit vergeten om ‘die lieve Wouter’ in gedachten een kus te geven. Multatuli en tante, leeftijdgenoten, zongen samen liedjes dat het een lieve lust was en hij beloofde een gedicht voor haar te maken. Hij was vlotter met beloven dan met dichten. Cato heeft in haar brieven aan Mimi nog een paar keer gevraagd om bij haar man aan te dringen op het gedicht - namens haar moeder die er kennelijk op zat te vlassen. Het is er niet meer van gekomen. Domela genoot van Multatuli's gezelschap en vond hem ondanks zijn kleine, broze gestalte en ouderdom indrukwekkend. Twee decennia later zei hij: ‘Nog zie ik ons in verbeelding zitten op een kleine verhevenheid, waar een steen stond ter herinnering aan Karel de Grote en aan Napoleon die beiden langs de grote heerweg waren getrokken, die naar ik meen door de Romeinen was aangelegd. Dat was met allerlei herinneringen eraan verbonden zijn lievelingsplekje. En dan voelde ik hoe iets van die mannen, de drang naar daden, ook in hem sluimerde [...]. Uit mijn geheugen is die combinatie Karel de Grote, Napoleon en Multatuli nooit verdwenen.’Ga naar eind27 Natuurlijk spraken ze ook over de gevangenisstraf die Domela naar alle waarschijnlijkheid zou moeten ondergaan. Mocht het beroep tegen het vonnis niets opleveren, dan zou Multatuli het onrecht met zijn scherpe pen aan de kaak stellen.Ga naar eind28 Hij en Mimi maakten zich ernstig zorgen over Domela. Ze vonden hem te fijn besnaard voor ‘ruwe aanrakingen’Ga naar eind29 en betwijfelden of hij wel zou zijn opgewassen tegen de beproevingen van het gevangenisleven. Ondertussen was Domela tot het inzicht gekomen dat de kans om Multatuli ooit als broeder in het socialistische geloof te begroeten niet groot was. ‘Hoe graag had ik in u beiden een medestrijder gevonden van de grote zaak,’ zei hij tegen Mimi. ‘Maar zonder de moed op te geven, toch twijfel ik of Dekker wel ooit aan onze zijde zal staan.’Ga naar eind30 Maar wanhopen kwam in zijn woordenboek niet voor. Vasthoudend als hij was, stuurde hij de vrienden in Nieder-Ingelheim een paar wervende brochures van zijn hand. Ongelezen terzijde leggen was er niet bij: gaarne vernam hij hun mening over de inhoud. Zoals gezegd ontving Multatuli ook al sinds drie jaar regelmatig het partijblad...
Op 23 september 1886 ging de Nederlandse justitie voort met zich te blameren: het gerechtshof van Den Haag bevestigde het vonnis | |
[pagina 54]
| |
van de rechtbank: een jaar cel. Diezelfde dag schreef Domela aan Mimi Douwes Dekker: ‘Zal Dekker zich nu laten horen over dit klasseschandaal? Het is te hopen. Laten allen van goeden wille protesteren tegen zoveel willekeur.’Ga naar eind31 Een paar dagen eerder had Cato Vernée iets dergelijks geschreven: ‘Het zou heerlijk zijn als mijnheer Dekker nu een woord van sympathie schreef.’Ga naar eind32 Het enige wat Domela nu nog kon doen was een verzoek om cassatie van het vonnis indienen bij de Hoge Raad. Dat deed hij inderdaad. Om propagandistische redenen. Andere waren er trouwens niet. Wie enig benul van de situatie had, kon onmogelijk geloven dat er ook maar een schijn van kans bestond dat het recht alsnog zijn loop zou krijgen. ‘Ik verwacht verwerping der cassatie,’ zei Domela tegen zijn verdediger, ‘zo is het machtwoord van boven en de heren juristen buigen daarvoor in ootmoed.’Ga naar eind33 De overheid - met achter de schermen de rancuneuze Willem iii (‘koning Gorilla’) -, de bourgeoispers, de hele klasse waartoe de rechters hoorden eisten een voorbeeldige straf voor 's lands grootste stokebrand. Onder deze druk was de onafhankelijkheid van de rechters even illusoir als die van handspeelpoppen. In plaats van een ‘woord van sympathie’ kwam Multatuli met een heel ander woord. In enkele bladen, onder andere in het Rotterdamsch Nieuwsblad, plaatste hij een advertentie, waarin hij verklaarde dat de meningen van de sociaal-democraten ter verbetering van de treurige toestand van een zeer groot deel van de bevolking van Europa hem in hoofdzaak onjuist voorkwamen. Hij was zo tactloos of zo eerlijk, wat vaak op hetzelfde neerkomt, om deze tekst ook aan Domela te sturen met een postwissel van twee gulden voor plaatsing in Recht voor Allen. Domela speelde de onnozele en deed of hij niet snapte wat de bedoeling was.Ga naar eind34 In zijn omgeving en ook door hem zelf werd Multatuli's stap ervaren als een dolkstoot in de rug. Cato Vernée aan Mimi Douwes Dekker: ‘Het spijt mij van die advertentie die mijnheer Dekker in enige couranten heeft doen plaatsen. Couranten als bijv. Het Handelsblad gebruiken zoiets natuurlijk weer tegen Nieuwenhuis.’Ga naar eind35 Had Multatuli uit boosheid jegens hem gehandeld? vroeg Domela zich af. Hij legde deze vraag voor aan een wederzijdse vriend: Sicco Roorda van Eysinga. Domela had hem in 1883 leren kennen op een vrijdenkerscongres in Amsterdam. Roorda was als ingenieur werkzaam geweest in Nederlands-Indië, aldaar ontslagen en door het gouvernement verbannen wegens een gezagsondermijnend gedicht: Vloekzang of de laatste dag der Hollanders op Java - dat Multatuli had opgenomen achter in Max Havelaar. Hij woonde in Clarens, Zwitserland, was in deze tijd als zestiger, ‘half afgestreden’Ga naar eind36, getrouwd met een jonge vrouw uit het volk die hem acht kinderen schonk. In oktober was Domela naar Zwitserland gereisd met zijn oudste zoon Ferdinand, die aan de Polytechnische school in Lausanne ging studeren, evenals Roorda's oudste zoon Henri. Beide jongens kwamen in de kost bij Roorda's schoonmoeder in Lausanne en Roorda zou een vaderlijk oogje in het zeil houden. Dat Multatuli boos was op Domela, geloofde Roorda niet, of het zou moeten zijn, omdat deze tijdens de oktoberreis niet bij hem in Nieder-Ingelheim was langsgekomen. Multatuli was nu eenmaal iemand die eeuwig en altijd in het middelpunt wilde staan. Roorda: ‘Hij schrijft bijna nooit. Zeker vrij inkonsekwent voor iemand die klaagt over gemis aan weerklank. Zijn hooghartige advertentie is verklaarbaar. Genieën zijn dictatoriaal. Ook hij werd bedorven door lof en geeft nu orakelspreuken af [...]. Zijn karakter is minder groot dan zijn geest.’Ga naar eind37 Domela plaatste Multatuli's advertentie niet in Recht voor Allen, wel deze: ‘Om misverstand uit de weg te ruimen verklaar ik dat de wijze waarop Multatuli zijn mening heeft gegeven over de middelen der sociaal-democraten ter verbetering van de treurige toe- | |
[pagina 55]
| |
standen waarin 'n groot deel van de bevolking van Europa verkeert, mij voorkomt in hoofdzaak onjuist te zijn’ - ondertekend met ‘Logica, gescheiden echtgenote van Multatuli’Ga naar eind38. Typisch Domela-sarcasme! De advertentiegeschiedenis leidde tot irritatie, maar niet tot verwijdering. Voor Domela was dat tamelijk bijzonder. In een zeldzame bui van zelfkennis heeft hij toegegeven dat hij op het stuk van de socialistische beginselen onverdraagzaam was.Ga naar eind39 Hij kon begrip opbrengen voor Robespierre, die niet uit wreedheid mensen naar de guillotine verwees, maar voor hun bestwil, omdat zij het geluk niet wensten te aanvaarden op de wijze die hij noodzakelijk achtte. Domela beschikte niet over een guillotine. Zijn weg werd niet gemarkeerd door afgehakte hoofden, wel door verbroken vriendschappen. Maar in plaats van vijandig te reageren, wat in zijn aard lag, schreef hij aan Multatuli: ‘Ondanks verschil van inzicht hoop ik mij steeds te kunnen beschouwen als uw vriend.’Ga naar eind40 En terwijl hij normaal aanvallen zo fel mogelijk pareerde, sprak hij tegenover Mimi Douwes Dekker zijn leedwezen uit over zijn reactie in Recht voor Allen, niet omdat het niet waar was wat hij zei, maar omdat hij ‘uit eerbied’ Multatuli graag had bespaard dat hij ‘afkeuring wegdraagt onder onze denkende arbeiders’Ga naar eind41. Domela identificeerde zich zozeer met het socialisme dat hij elke aanval daarop als een persoonlijk affront ervoer. Multatuli had evenwel beslist geen persoonlijke aanval bedoeld. Hij liet zijn vrouw schrijven: ‘Zeg toch aan Nieuwenhuis dat ik hem hartelijk ben toegedaan en dat wanneer de gelegenheid zich aanbood ik meer voor hem zou over hebben dan de meeste zijner aanhangers.’Ga naar eind42 Hij bedoelde dat hij bereid was om in Domela's plaats het gevang in te gaan, aan hem was toch niks verloren.Ga naar eind43 Dit mag goedkoop klinken, omdat het niet te verwezenlijken was, toch zegt het wel iets over de hartelijkheid van zijn gevoelens voor Domela, die later begreep: ‘Zijn meermalen gebleken ongeveinsde sympathie voor mij was strikt persoonlijk en betrof grotendeels het onrecht mij aangedaan, maar vooral niet de beginselen die ik voorstond.’Ga naar eind44
Op 29 november 1886 werd het cassatieverzoek door de Hoge Raad behandeld. Domela's raadsman was Sam van Houten van het roemruchte kinderwetje van 1874. Hij vocht het vonnis van de rechtbank en het gerechtshof aan op grond van het feit dat het berustte op smaad van de persoon van de koning, terwijl de gewraakte woorden geen betrekking hadden op de persoon van de koning maar op diens kwaliteit. Of Domela nu wel of niet de schrijver van het bewuste artikel was, liet hij als niet ter zake doend buiten beschouwing. Multatuli wond zich daarover op, raasde: ‘Grote goden! En die man had toch opdracht van u, wordt betaald door u, stond daar als uw dienaar en hij laat terzijde of gij de dader zijt van het vergrijp. Het is om woedend te worden.’Ga naar eind45 Van Houten werd niet gedreven door sympathie voor Domela, noch voor diens zaak, maar door de wetenschap dat die er warmpjes bijzat en hij hem een flinke poot kon uittrekken. Maar hij hield een knap pleidooi. Domela was dik tevreden. Multatuli, legde hij Mimi uit, begreep de functie van de Hoge Raad niet. Die behandelde een zaak niet opnieuw, oordeelde alleen over een verzoek om vernietiging van een vonnis van een lagere rechtbank en verwees de zaak daarnaar terug om opnieuw te worden behandeld, wanneer het verzoek ontvankelijk werd verklaard. Het wachten was op de uitspraak van de Hoge Raad, een leven tussen hoop en vrees, weinig hoop, veel vrees. Domela ontving een portretfoto van Multatuli waarom hij al lang geleden had gevraagd.Ga naar eind46 Hij liet hem inlijsten voor zijn studeerkamer, waar hij werd omringd door de beeltenissen van een groot aantal personen die hij bewonderde. De belangrijkste daarvan was Jezus. Anders dan deze had Multatuli geen blijvende plaats in de portretgalerij. Dat hij daaruit naderhand is verwijderd, wijst op morele bezwaren van later datum bij Domela. | |
[pagina 56]
| |
Oudejaarsavond 1886. Die dag werd Domela veertig, wat hij vierde in huiselijke kring. Waarover sprak hij met Cato en tante Riet behalve over de brandende vraag waar hij zijn eenenveertigste jaar zou doorbrengen? Over de vrienden in Nieder-Ingelheim.Ga naar eind47
Op 10 januari 1887 ontving Multatuli een telegram van Domela met deze inhoud: veroordeeld!Ga naar eind48 Die dag had de Hoge Raad het cassatieverzoek verworpen. Donderdag 19 januari ging in de gevangenis aan het Wolvenplein in Utrecht de deur van cel A1/14Ga naar eind49 achter Domela dicht. In die ‘stenen grafspelonk’Ga naar eind50 ontving hij een maand later het bericht dat Multatuli dood was: een slag die hij nooit zou vergeten.Ga naar eind51 In een brief die hij kort daarna ontving, benadrukte Mimi Douwes Dekker nog eens hoezeer ‘Dekker geleden heeft om hetgeen gij thans ondergaat, hij heeft het zo smartelijk gevoeld’.Ga naar eind52 Hoe had het Domela verdroten dat de vriend die hij zo bewonderde, niets van het socialisme had willen weten, hoewel hij er praktisch met zijn neus bovenop had gestaan: ‘Zo was hij toch tijdens de jaren 1863 en 1864, dat is tijdens de campagne van Lasalle in Duitsland en nooit heb ik gemerkt dat hij zich met deze heeft bezig gehouden of dat hij kennis heeft genomen van diens geschriften.’Ga naar eind53 Later heeft Domela verklaard dat hij had opgezien tegen het persoonlijke contact met zijn idool, omdat hij een teleurstelling vreesde. Hiervóór is aangetoond dat daarvan geen sprake was. Toch verzucht hij in zijn gedenkschriften: ‘O, had ik hem niet gekend, was hij mij groter gebleven!’Ga naar eind54 Hier is andermaal sprake van hineininterpretieren. De afknapper kwam pas toen hij Multatuli's gepubliceerde brieven onder ogen kreeg en erachter kwam dat Max Havelaar niet het produkt was van nobele sociale aandrift - dat Multatuli wel van publikatie had willen afzien, mits dat voor hem aantrekkelijk genoeg was gemaakt: resident op Java, herstel van zijn diensttijd voor zijn pensioen, een ruim voorschot, de orde van de Nederlandse leeuw.Ga naar eind55 Domela begreep: ‘Het was dus gekrenkte ijdelheid die hem zo welsprekend had gemaakt.’Ga naar eind56 Het liefst had hij het boek in een hoek getrapt. Toch was zijn oordeel uiteindelijk opvallend mild: ‘Elk mens heeft zijn zwakke ogenblikken [...] en ook die zwakheden moet men op de koop toenemen.’Ga naar eind57 Een mildheid waar dankbaarheid achter zat. Hij was zich ervan bewust dat hij bij Multatuli diep in het krijt stond. Niet alleen had deze richting gegeven aan zijn geestelijke ontwikkeling, ook was hij zijn wegbereider en moest hij erkennen: ‘Als het mij gelukt is binnen zo korte tijd het socialisme te doen ingang vinden in een land welks bevolking niet gemakkelijk is in beweging te brengen, dan komt dit mede door Multatuli, “de zaaier die uitging om te zaaien”.’Ga naar eind58 Ten slotte is volgens Domela de door hem zozeer begeerde ‘verwantschap des geestes’ met Multatuli toch tot stand gekomen - over het graf heen. Dat was toen Domela anarchist was geworden. Multatuli, zo redeneerde hij toen, had alleen maar de sociaal-democratie gekend met haar onvrijheid, gereglementeer en parlementarisme, vandaar zijn afwijzing. Domela wist zeker: ‘Was hij op de hoogte geweest van [...] het vrijheidslievende socialisme [lees: anarchisme, jm], hij zou er anders over gedacht hebben.’Ga naar eind59 In deze overtuiging werd hij gesterkt door Multatuli's weduwe die hem verzekerde: ‘Gij zoudt elkander nu veel beter begrepen hebben.’Ga naar eind60 Wat niet waarschijnlijk is. Domela verwachtte het heil van een tot volledige vrijheid voerende omwenteling door de massa: de progressieve utopie van het anarchisme. Multatuli moest van de massa niets hebben. Volgens hem zou de regering moeten worden uitgeoefend door hoogstaande, begaafde naturen gespeend van eigenbelang: de reactionaire utopie van het verlichte despotisme. Niet bepaald standpunten die naast elkaar liggen. | |
[pagina 57]
| |
Noten:Afkortingen: add - archief Douwes Dekker; adn - archief Domela Nieuwenhuis; fdn - Ferdinand Domela Nieuwenhuis; dd-hs - Douwes Dekker-Hamminck Schepel; dn - Domela Nieuwenhuis; Gedenkschr. - F. Domela Nieuwenhuis, Van christen tot anarchist. Gedenkschriften, Amsterdam 1910; iisg - Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis; rva - Recht voor Allen. |
|