| |
| |
| |
L.Th. Lehmann
Phantasieën
Walter van den Broeck, die al eerder blijk gaf van interesse voor het koningschap, laat een ik met zijn eigen naam en oeuvre met burgemeester en fanfare van huis halen. Hij zal naar een koninklijk paleis gevoerd worden. Voor sommigen lijkt het duidelijk wat hier aan de hand is. Ik is de jaarkoning, de Tanist, of hoe hij nog mag heten. Eigenlijk is de koning er alleen maar voor een jaar. Hij heeft dan in ieder seizoen gefunctioneerd en moet dood. Daar werd iets op gevonden; aan het eind van elk jaar werd een plaatsvervanger aangewezen. Die genoot dan enige dagen alle koninklijke privilegiën en werd daarna ritueel vermoord. De echte koning moest zich in die tijd wel schuilhouden want als de plaatsvervanger erin slaagt de koning te doden, is hijzelf legitiem koning. Wie over deze mythe en/of historie meer wil weten moet maar The White Goddess van Robert Graves lezen. Er zijn vele indices in de litteratuur, onder andere een opera, Si j'étais roi, en de komedie Jeppe på Bjerget van Ludvig Holberg, die eindigt met een schijnexecutie. En dan is er natuurlijk Prins Carnaval.
Ik wordt naar het koninklijk park Laken gebracht, daar worden griezelige dingen gesuggereerd, onder andere door het rondhangen van vele militairen. Maar Ik belandt enigszins veilig, maar niet gerust in een slordige villa. Daar wordt hij verwelkomd door drie kamermeisjes. Ja, drie, het is duidelijk, hier ontmoet hij de Triple goddess, die ook zoveel te maken heeft met de jaarkoning en andere mannelijke slachtoffers, al is haar plaats in het heelal geusurpeerd door mannelijke goden. Ongetwijfeld zijn de mooswiever van Maastricht een schijngestalte van de drievoudige godin, en een sterk voorbeeld van macho-usurpatie van de mythologie is het feit, dat aan het eind van het Carnaval, als mijn informatie juist is, het mooswief wordt opgehangen, in plaats dat zij de leiding heeft bij de rituele dood van Prins Carnaval!
De villa heet villa d'Ubésor. Daar is geen woord Frans bij behalve, d', maar hier sluipt een andere mythologie binnen; Rosebud, het merk van het sleetje uit de vergeten jeugd van Citizen Kane.
Voorlopig gaat het verhaal een andere kant op. Een klusjesman vertelt in een Vlaams dialect een zeer gedetailleerd relaas over de lotgevallen van enige generaties van de Belgische koninklijke familie. Dan wordt medegast in de villa een wel zeer excentrieke en nu eens Franstalige notaris. Deze vertelt zeer lange stukken uit zijn autobiographie, waarbij ontvoering in naam des konings ook een rol speelt. Zijn levenswerk blijkt te zijn het schrijven van een verhandeling, waarin duidelijk moet worden uiteengezet waarom aanleg van het park van Laken, architectuur van het kasteel Schoonenberg daarin en enige andere monumenten daarbij, symbolische signalen zijn van rampen, die het koningshuis zullen treffen. Welke rampen is weer niet duidelijk. De titel van die verhandeling moet zijn Flatus fati, de adem van het lot. De notaris wil beslist dat Ik dat allemaal begrijpen zal. Ik heeft inmiddels een taak gekregen. Van de Koning? De opdracht is alleen een vraag: Waarom schrijft U? En Ik begint een plausibele en zeer leesbare autobiographie. Of die
| |
| |
ook de jeugd beschrijft van de Walter van den Broeck die het boek schreef waarover wij hier schrijven, weten wij niet. Eén ding lijkt wel duidelijk geworden. Ik maakt deel uit van een vrij florissant gezin, verder bestaand uit een vrouw, twee zoons, twee katten en een hond. Wat hij in Laken beleeft is blijkbaar een sterk verhaal dat hij in dit gezin vertelt. Een blijk daarvan is, dat Lakense personen soms alle klinkers in een zin door i's vervangen, wat, naar ons in het begin is verteld, een ‘in-joke’ is in het gezin Van den Broeck.
Wat Ik schrijft wordt af en toe weggenomen uit de villa als ware het vuilnis en later vindt hij het fraai uitgewerkt en gecopieerd weer terug; een procedure die hem ergert. Hij krijgt ook een brief van de koning (?) naar aanleiding van de autobiographie, met analyse van Iks persoonlijkheid en wenselijkheden over het ware werk van de mens, onder andere nader tot zijn beeld komen, wat ons tegenwoordig moeilijk gemaakt zou worden door op de voorgrond tredende lieden.
Wie met de drievoudige godin te maken krijgt, ontkomt niet aan sex. Er is een onvriendelijke sexscène tussen Ik en een van de kamermeisjes, die niet erg met de mythologie schijnt te kloppen, maar wij behouden ons voor Robert Graves maar zeer ten dele te geloven, maar het moet gezegd hij was een vaardig documentator, zoals degenen die zijn twee romans over keizer Claudius hebben gelezen, en zelfs zij die de filmbewerking voor televisie ervan hebben gezien wel weten; misschien is de jaarkoningmythe wel een archetype volgens Jung, maar daarover kan ik niet oordelen.
Het boek gaat als een nachtkaars uit, met een belofte van een vervolg. In een artikel in de nrc stond te lezen, dat dit vervolg bestond onder de titel Gek leven na het bal. De bespreker zei dat hij dit boek niet had kunnen vinden. Zo iets is een uitdaging. Lang daarna vond ik het in de boekwinkel in het Brusselse Paleis van Schone Kunsten. Het is van hetzelfde formaat als het eerste deel, maar kwam van een andere uitgeverij; Houtekiet (Antwerpen, Baarn). Op de kaft ziet men een phantasietekening van de Titanic en haar ijsberg, die binnen nergens te vinden zijn behalve in de toespelingen in de voornoemde huiselijke gesprekken. Gek leven bevat voor het overgrote deel een voortzetting van de autobiographie van Ik, na een voorbeschouwing over de revolutionaire denkbeelden van de koning. Ik besluit dat hij hier zich toch niet mee kan verenigen. De op de voorgrond tredende lieden zijn blijkbaar de burgerij en een verbond tussen arbeiders en adel lijkt hem eenvoudig een cadeautje aan de laatsten. De autobiographie is zeer lezenswaard, jeugdliefde, militaire dienst. Jeugdliefde vergeefs, jeugdliefde herbezocht, vergeefs, afscheid van jeugdliefde, jaren later, ook vergeefs. Het is allemaal goed en overtuigend schrijven. Ergens duikt dan ook weer het rituele gegeven op. Ik, nog verblijvend in villa d'Ubésor, krijgt een uniform en een fraai pak aangemeten. Het mensenoffer nadert! Maar verder merkt men daarvan niets.
Ik had het boek al weken in huis, toen ik merkte, dat Gek leven na het bal een anagram is van Het beleg van Laken. Elk fragment dat hij terugkrijgt, heeft zo'n titel, of zelfs maar aantekening. Zoals N.B. gave, H,Ell te Aken. De episode met het laatste weerzien van de penpal-jeugdliefde (te Aken) heet: Hengelt blanke Eva?
Aan het eind van dit deel komt onverwacht inderdaad koning Boudewijn op bezoek. Maar hij verwacht daar Albert Verwaendonck te vinden en begroet Ik als zodanig, benevens vraagt hij naar het welzijn van diens vrouw Aliene. Nu zijn misverstanden in het schaarse contact tussen vorsten en onderdanen geenszins zeldzaam, maar het bijzondere is hier, dat Albert Verwaendonck een anagram is van Walter van den Broeck, en de vrouw van Ik ook nog Eliane heet.
Maar dat is nog niet alles, de koning brengt ook weer een stapel papier mee, met
| |
| |
de titel: Het gevallen baken. Telt en herkent U de letters maar. Na twee verdienstelijke egoboeken zijn we nog maar weinig verder in het kaderverhaal (of is de autobiographie dat juist?). In ieder geval, terwijl schrijver dezes naar zijn slotzin werkte, werd er voor het najaar 1992 weer een Broeckboek aangekondigd, ditmaal uit te komen bij De Bezige Bij, met de titel: Het leven na beklag. Heeft al drie hele woorden gemeen met; Gek leven... Het wordt ons wel gemakkelijk gemaakt.
Zover was ik (L.Th.L.) toen er in nrc Handelsblad een stuk verscheen van P.M. Reinders: ‘Het weggegoochelde Prinsje’ (CS-Literair, 23-10-1992). Hij had alles gelezen. Het gevallen baken was ook een boek (welke uitgever?). Niets jaarkoning, niets Triple goddess. Sorry, wrong archetype, maar ik ben geen Jungiaan. Boudewijn heeft een tweelingbroer!
Eén aanmerking, ik geloof niet dat Moortgat iets met dagdroom heeft te maken. Eerder met de duivel.
Wellicht de meest virtuoze prozaschrijver in Nederland en misschien daarbuiten, sinds de dood van Vestdijk, is A.F.Th. van der Heijden, groot chroniqueur van het ‘marginale’ Amsterdam. Al weer een tijd geleden verscheen van hem Het leven uit een dag (Querido), een phantasie dicht bij de variant science-fiction. Het speelt in een andere wereld, die bijzonder veel op de onze lijkt, behalve dat een mens er maar één dag leeft. Ze doen echter heel wat af in die ene dag. Benny Wult, de mannelijke hoofdpersoon, gaat 's morgens naar school en brengt het 's middags tot luchtmachtofficier, terwijl hij ook nog leert pianospelen. Men gaat kijken naar aanwijzingen, dat deze mensen ook sneller leven, zodat alle handelingen en reacties er een veelvuldig duizendste deel beslaan van de tijd, die wij daarvoor nodig hebben. Hier van is alleen een blijk bij bouwvakkers. De stad waarin het verhaal zich afspeelt verandert in die ene dag ingrijpend van silhouet. Dat overkomt onze steden ook weliswaar snel, maar niet zó snel. De mensen lijken soms wel onvoorbereid op hun leeftijd, zoals wanneer de bh van de vrouwelijke hoofdpersoon, Gini Trades, in minuten te klein wordt.
Er zijn ook priesters en godsdienstonderwijs in die wereld. In de theologie is de herhaling het grote kwaad. In de hel wordt alles herhaald, in de hemel is alles voorbij na één flits van zaligheid.
De hierboven al aangeduide Gini Trades en Benny beleven de liefde in een ‘sexscene to end all sexscenes’. Zij hebben het hier zeer menselijke, maar daar abnormale en tegennatuurlijke verlangen dit te herhalen. Daartoe moeten zij in de hel zijn. Dus vermoorden zij een blinde, welbespraakte en alcoholische zwerver met sterk Mephistophelische trekken. Zij worden ter dood veroordeeld, door de electrische stoel en in feestkledij, wat even het verhaal laat wijzen in de richting van het ook bij Van den Broeck te verwachten mensenoffer. Benny's executie wordt uitvoerig beschreven. Hij overleeft die, wat niemand verwondert, en wordt de gevangenis uitgestuurd. Hij is weer in dezelfde stad, die nu in onze wereld schijnt te liggen, want men leeft er langer. Hij ontmoet er zijn slachtoffer, die er in een kartonnen doos woont en spiritus drinkt, maar wel zijn mentor wordt. Nu hij langer leeft moet hij geld verdienen en daartoe vindt de blinde het raadzaam voor hem een ongewone gigolo te worden van een mevrouw Rorqual (een polair zeezoogdier, maar ik weet niet meer in welke taal), en het meewerken aan homosexuele sexshows! Wat hij eigenlijk probeert is Gini te vinden, maar dat lukt niet. Zijn blinde leider verzekert hem, dat zij ook wel in de prostitutie werkt. Er zijn ook kerken in de hel en men kan er biechten. De Van der Heijdense heils- en onheilsleer doet zeer katholiek aan.
Eénmaal, in een hôtel wat hij denkt het studentenhuis te zijn waarin Gini woonde, beleeft hij in een fractie van een seconde de coïtus met haar weer en meent hij haar stem te horen, waarna het dagelijks leven doorgaat.
| |
| |
Wat moeten wij aan met dit intermezzo? Heeft zij alleen met de moord meegedaan uit liefde voor Benny, en ondergaat zij daarom de zeer kortstondige hemel, die zij als speciale gunst met hem mag delen? Het doet denken aan Dante's verhaal; dat de al dode Beatrice vanuit de hemel enige faciliteiten regelt voor zijn, Dante's, conducted tour in het hiernamaals (Inferno, canto 2). Misschien zou het nog een link met de Divina Commedia kunnen zijn, dat het cirkelvormige homosexuele luchtballet waaraan Benny meewerkt, doet denken aan de vliegende kringen engelen in Doré's prenten bij Paradiso.
Ieder hoofdstuk van Van der Heijden wordt op panoramieke wijze uitgewerkt, met zeer grote suggestieve kracht en zonder het zijpad te schuwen. Toch is het hele verhaal minder dan de som der delen. Voor deze lezer zijn er te veel vragen. Is de herhaling voor de auteur werkelijk zo verschrikkelijk en waarom? Is de hel homo en hemel hetero?
Het vorige verhaal mag een tour de force heten, maar als zodanig werd aangekondigd de roman Possession, door A.S. Byatt (Chatto & Windus), die in 1990 de Booker prize won. Om de lezer op ongewone zaken voor te bereiden, noemde de schrijfster het ook nog een romance, een qualificatie die ook toegepast wordt op wat in het Nederlands bekend staat als een kasteelroman, welk genre nog nauwer gedefinieerd wordt in het Engels door de uitgeversnamen Mills & Boon.
Behalve dat deze roman meer dan 500 bladzijden dik is, is de krachttoer erin er niet alleen een van uithoudingsvermogen. Nee, de echte stunt is dat niet alleen er twee nieuwe Victoriaanse dichters gecreëerd worden, Randolph Henry Ash en Christabel Lamotte, maar dat de schrijfster van de roman ook een deel van het poëtisch oeuvre van deze twee schrijft, om nog maar te zwijgen van hun correspondentie. Byatts constructie van Ash's lange verhalende en bespiegelende gedichten dwingt respect af, ze klinken bladzijden lang goed en zijn consequent van inhoud. De maakster heeft er vermoedelijk veel Robert Browning voor doorgewerkt. De kortere lyriek van Christabel Lamotte is minder overtuigend. Wie zou ze daar wel voor gelezen hebben? Christina Rossetti? Die was wel zeer veel beter.
Roland Michell, assistent van professor Blackadder, vindt in London Library bij Trafalgar Square, een brief van Ash in diens exemplaar van Giambattista Vico's Scienza Nuova. Hij steelt de brief. Waarom? Mocht hij hem niet photocopiëren? Of moet een succesroman altijd iets crimineels hebben? In ieder geval wordt er in deze een mysterie opgelost, al is er geen sprake van de vraag: Whodunit? Wie, is duidelijk. Lamotte en Ash hebben een verhouding en een kind gehad, en Ash zijn huwelijk was een sexloze puinhoop. Dit alles komt uit steeds meer ontdekte brieven. Eigenlijk is het moeilijker, deze brieven te maken dan de gedichten, want hier worden meer direct mensen gemaakt en men ziet het bekende phenomeen: door twintigste-eeuwers bedachte Victorianen zijn zoveel Victoriaanser dan de echte waren. Die wisten nog niet dat ze Victorianen waren, zoals blijkt als men echte brieven uit die tijd leest. Het geheel wordt een wat houterige ‘historische roman’. In het heden beijveren zich litteratuurbestudeerders uit Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten om elkaar deze papieren vliegen af te vangen. Er ontstaat een Onder professoren, grotesk, maar heel wat minder overtuigend dan het boek dat werkelijk deze naam draagt. Dit verhaal is geen juweel van romankunst. Hoe Roland zijn vriendin Val kwijtraakt aan een yuppie-advocaat, wordt zeer summierlijk geconstateerd terwijl andere zaken in veel te veel detail en woorden worden beschreven.
Ten slotte; deus ex machina geeft klap op de vuurpijl! De grote boze Amerikaanse professor Mortimer Cropper wil een Dante Gabriel Rossetti doen. Dat is een graf openen om manuscripten uit de kist te halen, hij doet het illegaal, zoals alles wat hij doet (Rossetti
| |
| |
had een officiële vergunning). De concurrenten zitten hem op de hielen. Net als de graafwerkzaamheden zullen beginnen barst de grote herfststorm van 1987 los, die zoveel bomen ontwortelde in Zuid Engeland. De wandaad wordt net niet gestopt door puur natuurgeweld. De internationale good guys onder de professoren, Val en haar advocaat, kortom de rest van de cast, heeft hem omsingeld. De advocaat roept: ‘U bent omsingeld’ en bekent later dat hij dat altijd al eens had willen roepen. Croppers escape-car, een Mercedes, is inmiddels ook al verpletterd door een vallende boom.
Het verwaaide en verregende gezelschap, met Cropper weer enigszins geaccepteerd, in Croppers luxueuze hôtelkamer en geleende kleren, heeft een slotbijeenkomst met conclusie als bij Agatha Christie. Eén brief uit het graf wordt voorgelezen en ziet: één van de aanwezigen, Maud Bailey, blijkt af te stammen van Lamotte en Ash. Zij wordt ook nog Rolands nieuwe vriendin. Wow!
De eerlijkheid gebied te vermelden dat dit verhaal ook scherpe persoonsqualificaties bevat, en goede grappen, vooral literatuurhistorische.
De drie hiervoor behandelde romans vereisten een zeker ploegvermogen. Niets van dien aard is vereist na het openen van Diana Ozons roman Kraker Jack (In de Knipscheer). Men wordt zoiets als in het diepe gegooid, waar het overigens geenszins onaangenaam toeven is. ‘Jack Kerouac is een zak,’ verklaart de latere Jack. Manifest van een jonge generatie? Nee, zo eenvoudig is het niet. Kraker Jack is geen cultuurheld, wel een anti-held. De schrijfster heeft een zekere reputatie als pleitster voor punks en andere randfiguren, maar leest haar kritiek, die is niet mals! Grove taal wisselt af met puntige qualificaties. Veel slang, die merkwaardige taallaag, die soms verwantschap vertoont met Sanskriet (zeiken!), wisselend maar soms ook zeer standvastig. Sommige termen herinner ik me uit mijn langvervlogen schooltijd.
Jacks achternaam is Hermans. Hij blijkt ook familiebanden te hebben met andere Nederlandse personen en instellingen met die naam, bijvoorbeeld een supermarkt-keten, over wie en welke merkwaardige verhalen verteld worden.
Kraker Jack is een vooraanstaand kraker, zijn feilen wordt breed uitgemeten, onder andere zijn vuilheid. Terloops wordt ons verteld dat krakers een theorie over huidvet zouden hebben ontwikkeld, volgens dewelke wassen zeer ongezond is. Klinkt bekend.
Au fond lijkt dit verhaal mij bloedserieus. Het gaat namelijk over niets minder dan de morele ondergang van een goedbegonnen beweging, zij het niet van alle bewegers. Alle corrumperende machtsverschijnselen, hoe gering ook, vindt men hier. Machtsconcentratie; Jack behoort tot de ‘harde kern’ van de krakers, die ondanks onderling wantrouwen een geheim beleid voert, waar gewone krakers niet van weten. Er is manipulatie, onder andere door vergadertrucs (kunnen we het even centraal houden?). Dit komt te pas wanneer de Oosteuropese staatsvormen als puddingen in elkaar zakken. Een Colombiaans cocaïneconcern ziet een veelbelovende markt in Rusland. Het schakelt de Amsterdamse krakers in om Amsterdam tot doorvoerhaven te maken, zoals het vanouds al voor van alles was. De commercieel ingestelden moeten dit aan de andere krakers ‘verkopen’, wat een beetje lukt. Zo ontstaat de comotrade: Colombian Moscovian Trade Department. ‘Een gigantisch netwerk van ontgoochelde kgb-agenten stond klaar om een grijpstuiver mee te pakken.’ Politieke en zakelijke drogredenen vallen alom om gewetens te sussen. Diana Ozons inzicht in deze zaken is imposant. Daarom kan zij er ook zulke onverwachte grappen over maken.
Er komt veel zwart geld en vooral duister crediet onder de krakers. De kraakpanden zullen opgekocht worden, dus geen zorgen
| |
| |
meer. Sommigen geven zichzelf de vreemdste cadeautjes, bijvoorbeeld: ‘Een andere kraakster had haar eigen helikopter. Ze moest alleen haar vliegbrevet nog halen. Met de meidengroep van de Heftige Hex wilde ze gaan vliegen bij volle maan.’ Flauw, overdreven, en effectief! Er is een zeer overtuigende beschrijving van een cocaïnetransport door Amsterdam, per schuit, met krakers aan boord zich gedragend als feestgangers in de schertsvlootschouw ter gelegenheid van sail: ‘In de stuurcabine stond Aad in een maffe India-uitrusting met discozonnebril en veelkleurige soulpet op aan het roer... De anderen, die het zagen als hun eerste gratis reisje, stonden aan het gangboord extravert andere schippers af te duwen.’
Natuurlijk treft de kritiek niet alleen de kraakbeweging. Men mag rustig zeggen: de gehele maatschappij. En dan is er het handboek van de raf, de paranoia van verslaafden, hondenhaat, met enige sympathie beschreven, kinderen, macha-kraakmoeders. Het verhaal eindigt met een panoramiek hoofdstuk. Natuurlijk loopt alles mis, er komen politie-invallen en dan volgt de uittocht uit Amsterdam van ongeveer alle krakers, autonomen, stadsnomaden. Niet iedereen kan weg, maar in de ‘goede’ tijd heeft Jack een grote Russische duikboot aangeschaft. Zeer tot zijn ongenoegen moet hij van de harde kern daarin zoveel mensen pakken als er maar in kunnen. Met een vissersboot worden ze er heen gebracht uit de haven van IJmuiden. Op het strand vindt een uitgebreid achterhoedegevecht plaats met de me. Velen moeten achterblijven en zijn woedend. De harde kern en velen van de achterban varen weg.
‘Na een uurtje varen kwamen ze bij de onderzeeboot. De Russische instructeurs stonden op de commandotoren en bliezen riedels op een scheepsfluit.’ Men zal maanden opgesloten zijn.
‘“Mensen, laten we niet gaan stressen.” Opperde Ted. “Positief blijven. Anders dump ik jullie op Groenland om af te koelen en gaan we niet naar de grote punkjamboree op Newfoundland.”
“Gaan we naar een feest,” vroeg iedereen enthousiast.
“Ja, het is volgende maand Sid Vicious dag.”’
Men mag dit alles een lichtgewicht injoke vinden, maar eigenlijk is dit verhaal nog het minst phantastische. Op kleinere en minder spectaculaire manier gebeurde en gebeurt wat hier verteld wordt zeer vaak.
Omdat Rusland ook meedoet, wordt het zoeken naar de territoriale wateren schendende duikboot gestaakt. Ozons verklaring is juridisch subtieler.
Aan boord ‘was Kraker Jack weer eens grensoverschrijdend bezig. Onregelmatig kon hij worden beluisterd op de scheepsfrequentie’.
Maar Jack is niet een der grote handigaards, hetgeen hem waarschijnlijk nog wat sympathie van zijn schepster heeft opgeleverd.
|
|