Maatstaf. Jaargang 41(1993)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Anna Enquist Gedichten Een herfstlied Wanneer de herfst komt de opluchting. Men is tot in de grond vermoeid en leeggegeten, heeft te weids en onverhoeds gebloeid. Wie luistert beluistert de schrille zang van angst onder koepels van zomerzon. Het lichaam ligt verdoofd op het zand; wie durft weet dat hij wacht, op lucht. Voor het bevriest, voor sneeuw het bevrorene toedekt, het gekleurde zijn kleur opgeeft, nu het seizoen van waarheid. Nooit was het raam meer raam, nu het toeschuift voor rookworst en lamplicht; nooit was er onder broek en trui meer besef van huid. Nu eist het vermolmde zijn windrecht. De storm mag de bomen bestormen, het bos mag zich vernielen in regens van bloed en barnsteen. Er komt tijd voor wie tijd is gekomen, onder de slagwind is het meer buiten dan ooit tevoren. Nu mag de bange wachter tegen de grond te gronde, wordt hij in aarde genoemd en genomen. [pagina 23] [p. 23] Leugens in bessentijd Welke constructie is steviger, heeft langer standgehouden. En hoe meer er wonen, hoe minder je wegkomt. Waarheen. Het verlangen is een zomerhuis zonder kookplaats en zonder geschiedenis. Hier ben ik omdat ik hier ben. Vannacht was ik wakker, het waaide, regen striemde de kastanje terwijl het al licht werd, de nacht had geen rust gebracht. Ik wist wel hoe dat zat, ging slapen en ontwaakte in een stille morgen, wit van verdriet. Men kan niet blijven zeuren. De pruimen ploffen rottend van de bomen, in de koude tuin worden de kleuren snel ouder. Alles er- varen zonder verdoving, pannen klaarzetten en suiker, archieven beheren, scherven bewaren. Aap Het kind van twee staat voor de kooi en legt contact. Geconcentreerd doen zij elkaars gebaren na, de woordeloze bos- bewoner en zijn erfgenaam. De ouders staan terzijde, zwaar van denken, lachen, taal. Hun schuldbeladen aapgedachten vliegen blozend uit: de laborant voert het fatale virus aan de vreugde van de orgelman; roemruchte overwinnaar van de knekelgeest, chinese dames nemen hapjes uit je blootgelegde hersenpan. En o, de vreemde afgunst: hoeveel hechter de omhelzing met die handen als voeten, die beloftevolle rekbaarheid van de liezen! Tussen de wal van reflectie en het schip wellust heeft het kind niet te kiezen en rijst schaamte op als een dieproze bloem. Vorige Volgende