Maatstaf. Jaargang 39(1991)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 134] [p. 134] Jean Pierre Rawie Gedichten Aula Eén van de heetste zomerdagen stonden wij rond zijn kist geschaard waar men, opdat wij hem nog zagen, een ruitje in had uitgespaard. Hij lag in zijn te groot geworden en voor dit weer te warme pak met de verweerde ridderorde die altijd in zijn knoopsgat stak, en leek zo opgebaard nog kleiner dan in de dagen voor zijn dood. (Indien Gij zijt, ontferm U zijner, want zijn zachtmoedigheid was groot.) Men sprak, maar geen herinneringen deden dit vreemde leven recht: de onuitsprekelijke dingen bleven ook nu weer ongezegd. En het verliep zoals het hoorde; na ‘lijdensweg’ en ‘droeve plicht’ zei ik als zoon wat laatste woorden. Toen ging de voorhang langzaam dicht en voelde ik de lichten doven, en met een plotselinge pijn het tussen hem en mij geschoven, nooit meer te openen gordijn. [pagina 135] [p. 135] Kentering De stoere stad waar ik al jaren woon weet mij nog ieder najaar te ontroeren; wat overdaad was, bombast en bravoure, bindt in en spreidt zijn nietigheid ten toon Er komt iets tijdelijks in de contouren en het gewone doen wordt ongewoon. Nu zou het goed zijn op gedempte toon gesprekken met gestorvenen te voeren. Het onontkoombare heeft overal betekenis en samenhang gekregen; je voelt de hemellichamen bewegen op hun fatale tocht door het heelal, en vreemd voldaan bespeur je allerwegen de geuren van verwording en verval. Vorige Volgende