boven mijn aspiraties dat ik mrs. Moyer ongelooflijk chique vond. Ze droeg altijd dezelfde kleding: een zwart jurkje, een korte nertsmantel en een handtas van krokodilleleer. Toch hoorde ik haar bitter klagen dat ze zich niet zo elegant kon kleden als ze had gewild, omdat ze door haar beroep verplicht was geen betere indruk te maken dan onze klanten.
Haar assistente, miss Watt, hield de afdeling onder controle en wees de verkoopsters, ofwel de ‘meisjes’, zoals men ze noemde ook al waren ze ver boven de veertig, toe aan de klanten. Miss Watt rammelde haar botten onder een hooiberg van ongelooflijk blonde krullen, kennelijk een pruik. Om haar pols droeg ze een grote verzameling rinkelende gouden bedeltjes. Deze bejaarde vogelverschrikster manipuleerde haar ‘meisjes’ op uiterst vaardige wijze, want ze had oog voor de kwaliteiten van een klant die maakten dat ze het best door één bepaalde verkoopster kon worden geholpen. Er waren bij voorbeeld Portoricaanse vrouwen die wel op onze afdeling moesten kopen omdat ze gezet waren; aan de andere kant waren ze nog jong en hielden ze van japonnen met rode rozen en soortgelijke opwindende patronen. Miss Watt liet hen over aan mrs. Zack, een nuchtere vrouw uit Brooklyn die met het volk kon omgaan. Lieve oude joodse dametjes kregen mrs. Zuckerman, een mollige vrouw die mij eens toevertrouwde dat ze uitsluitend zijden ondergoed wenste te dragen. Miss Watkins kreeg beschaafde oudere dames met een beperkte beurs, die altijd onopvallende jurken met een werkje kochten. Met haar verwarde grijze lokken en bezorgde blauwe ogen, was miss Watkins zelf een behoeftige beschaafde dame, van Engelse afkomst. Hoe ze ooit op de woeste kusten van Amerika was aangespoeld ben ik nooit te weten gekomen.
Miss Corr, de beste verkoopster van de afdeling, was een ‘lady’, hoewel ik nooit heb kunnen analyseren wat haar daartoe maakte. Zij behandelde de lastige gevallen, oftewel ‘ladies’ zoals zij er zelf een was. Op een dag, toen ze klaar was met een klant die was binnengekomen met een buitensporige zilvervos om haar hals, en die het haar heel moeilijk had gemaakt over een uitgaansjapon, fluisterde ze me toe dat ze barstende hoofdpijn had gekregen; kon ik even de zaak uit hollen naar de drogist om een buisje aspirine voor haar te kopen? Ik was dolblij iets voor haar te kunnen doen, en vertrok op vleugels. Ik neem aan dat ze overeenkomstig haar rol als ‘lady’ handelde toen ze me na mijn terugkeer een fooi van vijfentwintig cent in de hand drukte, met de aanbeveling om er een flesje prik voor te kopen. Ik had nooit eerder van mijn leven een fooi gekregen, en ik was zo geschokt door dit gebaar van iemand die ik beschouwde als van gelijke status, dat ik geen stem vond om mee te protesteren. Zo geschokt zelfs, dat ik deed wat me was opgedragen.
Rare wereld, van bijna vijftig jaar geleden! Tegenwoordig zullen de tientallen meisjes die kassabonnen sorteerden op de bovenste verdieping van Macy's zijn vervangen door één enkele computer, aangesloten op alle kasregisters in het gebouw. De meisjes die de hendels van de telmachines overhaalden zullen ook overbodig geworden zijn. Op de verkoopafdelingen waar het ooit wemelde van dienend personeel zal men nu één vrouw aantreffen, die de complete afdeling onder haar hoede heeft - als ze tenminste te vinden is. De klant wordt niet meer voorgelicht en begeleid, maar aan de andere kant wordt ze ook niet meer gevleid en beïnvloed: de laatste afdelingen waar nog evenveel personeel als vroeger werkt, zijn make-up en parfum. En de vrouwen achter de toonbanken daar hebben inmiddels recht op kleine klapstoeltjes, waarop ze kunnen leunen als het niet druk is.
Net als de wereld heb ook ik me verder ontwikkeld.
Toch is er één ding in die verre tijden waaraan ik met verwarring terugdenk. Op een avond, toen ik het warenhuis Gimbel's