Maatstaf. Jaargang 39(1991)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Esther Jansma De oude ogen van de nacht, eronder Fakkels, het was heet, mensen dansten, rook dreef tussen bleke gezichten als olie, een oude man schreeuwde, enzovoort. Tussen ons in stond de sneeuwkoningin die ik herkende aan haar dunne schouders rond vlerken als messen. Ogen alsof ze brak van te veel ijs in haar, maar toen ze mij zag zakte ze vriendelijk lachend in elkaar. Niemand lette op haar toen ze smolt. Misschien had ik haar lichaam druipend en al in mijn armen kunnen nemen, maar ik stond heel stil te wennen aan een wereld waarin ijsmeisjes doodgaan van liefde en toen ik gewend was, was ze weg. ‘Het blijft koud,’ dacht ik. Een vrouw stapte met rode laarsjes in het vocht en vloekte. Ik gaf haar een lel. Ik boog me en dronk wat ik plotseling liefhad van het asfalt op, ik zeg je, ik knielde erbij als een minnaar; voordat jij met je dronken kop over me viel, Chau Pei, was deze kade bruidsbed. Vorige Volgende