Maatstaf. Jaargang 39(1991)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende P. van Klaveren Gedichten [Geen weg weet ik met de duiven] Geen weg weet ik met de duiven in mijn kooi, met de stille bloemen en de gedempte stemmen achter mijn glazen vitrine, ik wou niet tot nut zijn genoopt. Ik was liever dood dan in een kolbert een harnas van hout te lopen te liggen te liegen totdat ik mijn kist inglijd en ter aarde zoals dat heet word besteld. [pagina 44] [p. 44] [De nacht is een dame van draad] De nacht is een dame van draad ik ben te oud en te kil (het is al laat) voor erbarmen met de blikken lichtekooi langs de blauwe trottoirband. Kaaimannen roeien in en uit verduisterde ramen; golfplaten lengen de stemmen uit. De nacht is een vlakte met rails, stemmen liggen plat op de tegels, zigzaggen de portieken in. [Hoe dit leven heet] Hoe dit leven heet als de uien uit mijn ogen en de zandsteen uit mijn hart zijn opgelost, weet ik niet: ik ben de namen vergeten, ik ben een plant in de zon, ik kan het bloeien niet laten, christusdoorn of judaspenning, want knoppen springen open bladeren ontvouwen zich en dat gaat alles vanzelf. [pagina 45] [p. 45] Meisje Meisje dat jij niet was en daarom droevig; je kinderbenen, gebronsd klepelend uit je tennisklokje wit, wippend, deinend; aan je hand het sleepkoord over het zondagse gravel, en dan de zon, die je zo triest en triester tekende, tot de donkere jongen je geheven lippen kuste met langzaam heimwee, om het meisje dat jij niet was. Lof der luiheid Tussen denken en doen ligt het tedere gebied van wat nog zou kunnen. Wat je ook doet, het zal kansen doen krimpen of keren. Daarom moet nietsdoen zalig worden verklaard, al was het maar met het oog op jou en je ongerepte staat. Vorige Volgende