Zo'n solipsistisch, Vestdijkiaans avontuur is ook Advocaat van de hanen. Net als in de genoemde Vestdijk-romans blijft de hij-figuur ten slotte, verlaten door vrouw en vriend, alleen achter. Net als zovele Vestdijk-helden heeft de hij-figuur een handicap: hij is een kwartaaldrinker, maar het is juist, net zoals dat bij Vestdijk zo vaak het geval is, deze handicap die hem in staat stelt om af te dalen in de eigen binnenwereld. Roes en kater vormen de plus- en minpool van het krachtenveld van zijn bestaan. Alcoholverslaving, altijd al een typisch Van der Heijden-thema, heeft hier een dimensie extra gekregen. Hier is alcoholverslaving niet een min of meer toevallige eigenschap van de hoofdpersoon zoals het geval was bij de vader-figuur in de voorgaande romans van De tandeloze tijdcyclus, nee, hier heeft de alcoholverslaving dezelfde functie als de tuberculose in Der Zauberberg. Zij dient als confirmatie van het individu op weg naar eigen behoud, welk behoud in het oog der wereld mislukking is. Bij de beschrijvingen van de alcoholverslaving denkt de lezer dadelijk aan romans als Antoine et Julie van Simenon en Under the Vulcano van Malcolm Lowry, maar het verschil is dat Van der Heijden die verslaving niet als symptoom van neergang beschrijft, maar als een kracht Gods tot zaligheid.
Het gaat eigenlijk slecht met Quispel. Hij raakt zijn vrouw kwijt, hij wordt uit de Orde van Advocaten gegooid, en hij begint aan het eind van de roman ‘mondjesmaat aan zijn zelfmoord’ en toch heb je, na lezing van de roman, het gevoel alsof hier, en niet door Biesheuvel, ‘de weg naar het licht’ werd beschreven.
In geen jaren heb ik na lezing van een roman zo sterk een gevoel van verruiming, van verrukking ervaren. Er gaat van het boek een geweldige kracht uit, het is Schopenhaueriaans in de beste zin van het woord. Het leven wordt beschreven als aanhoudende misère, en toch ontspruit, om het slot van Der Zauberberg te citeren, uit ‘dood en lichamelijke ontucht een droom van liefde’.
Er is nog eén andere opvallende overeenkomst tussen Advocaat van de hanen en menige Vestdijk-roman. Veel van Vestdijks hoofdpersonen worden geteisterd door kwelgeesten. Denk aan de kwelduivels die Meneer Visser's hellevaart begeleiden, denk aan de duiveltjes die het leven van Olivier in Een moderne Antonius vergallen, denk aan de demonische jongens in De redding van Fré Bolderhey, denk aan de duivels uit De kellner en de levenden. Bij Vestdijk kunnen die kwelduivels een enkele keer ook reële personages zijn - bij voorbeeld in Het genadeschot waarin zij als dwergen in het begin van de roman een bus bestijgen - maar dan zijn ze lang zo beangstigend niet. Welnu, ook Ernst Quispel wordt geteisterd door kwelgeesten, maar het zijn in dit geval geen schimmige figuren, geen kwelduiveltjes zoals zo vaak bij Vestdijk, nee, het zijn echte, reële, bestaande figuren: de hanekammen. Omdat zij echt bestaan, en niettemin steeds zo Vestdijkiaans optreden in het leven van Quispel, heb je het gevoel alsof Van der Heijden met een superieure vondst een typische Vestdijk-trouvaille een dimensie extra weet te geven. Immers, het is de meesten van ons niet gegeven om de kwelduiveltjes uit Een moderne Antonius met eigen ogen te aanschouwen, maar bij mijn laatste bezoek aan Amsterdam kwam ik nog twee hanekammen tegen. Met die hanekammen heeft Van der Heijden Vestdijk op eigen terrein glansrijk verslagen, zoals hij Vestdijks roman Op afbetaling, die in menig opzicht aan Advocaat van de hanen doet denken, glansrijk heeft overtroffen. Daarbij doet het er niet eens zoveel toe dat Van der Heijden, zoals hij mij toevertrouwde, Op afbetaling nooit heeft gelezen, want de verwantschap tussen Vestdijk en Van der Heijden is niet de verwantschap van meester en leerling, maar een verwantschap
voortvloeiend uit gelijke geaardheid.
Eer we er echter toe overgaan om Van der Heijden te typeren als een nieuwe Vestdijk, dient gezegd te worden dat Van der Heijden ook wortelt in een andere traditie. Hij is een rasechte verteller, met alle barokke uitweidingen van dien, en het is tekenend voor het Nederlandse literaire klimaat van dit ogenblik dat men Advocaat van de hanen honderd bladzijden te lang heeft genoemd. Honderd bladzijden te lang? Dan zijn ook Madame Bovary en Moby Dick en Oorlog en vrede honderd