van de jongen wordt gezegd dat hij de beesten liefheeft. In taal kan alles licht worden.)
Behalve een romantisch jongensboek is De iguanodons van Bernissart een filosofisch-satirische tijdzang, die eindigt met de Apocalyps, het omgekeerde van de prehistorie dus. Daartussenin speelt zich heel even de geschiedenis af van luttele eeuwen. Van Istendaels favoriete eeuw is de negentiende, waarin het nieuwe koninkrijk België in de vaart der volkeren op de vleugelen van het vooruitgangsgeloof...
Satire. Het lange gedicht dat ik hiervoor aanhaalde, is afkomstig uit een Lof van België getitelde afdeling. Het is uiterst satirisch, maar ook erg serieus: de satire draagt de ernst, zoals de vijfvoeters de iguanodons. Die prehistorie, toen er nog helemaal geen Belgen waren, Sire. Een grap. Die ene jonge kilometer die België beroemd maakt, terwijl het metrieke stelsel in Frankrijk is bedacht. Een grap. De verstopte grap over de patriottische Belgische kladschilder Wiertz, maker van het werkstuk Brussel wereldhoofdstad, Parijs provincie. Eigenlijk is de geschiedenis ook een grap.
De ondertitel van De iguanodons van Bernissart luidt Een Belgisch gedicht.
Om Van Istendael nader te typeren als de Belgische dichter die hij is, moet ik ook een korte toelichting geven bij Plattegronden. Ik zal dat doen aan de hand van twee gedichten, maar de lezer dient wel te beseffen dat een dergelijk commentaar niet veel meer dan een legende kan zijn.
De bundel bestaat uit drie cycli: Ensor, Plattegrond en Het lange lopen. De rijkdom van onze moedertaal, die met haar uitgebreide woordenschat en talloze semantische subtiliteiten tussen twee haakjes een werkelijk ideaal voertuig zou vormen voor de betrekkingen tussen beschaafde mensen in dat zich zo geestdriftig verenigende Europa, - die rijkdom blijkt in Plattegronden onder meer uit de drie betekenissen die Van Istendael aan het in de titel vervatte begrip weet te geven. Zo gaat Het lange lopen over langlaufen, en het woord ‘plattegrond’ is hier letterlijk de ‘platte grond’, bedekt met de sneeuw waarin de skiloper zijn sporen achterlaat:
wie glijdt beschaaft de woestenij.
Zo gaat Plattegrond over de stad Brussel, die er op het plan van de verzen anders uitziet dan in werkelijkheid, maar ook anders dan op de horizontale projectie van een echte plattegrond. En zo verwijst ‘plattegrond’ in Ensor naar de tweedimensionale wereld van schilderijen, waarop in het geval van die bizarre kunstenaar maskers en skeletten opnieuw als schema's of plattegronden gezien kunnen worden. En voor alle drie de reeksen geldt dat ‘plattegronden’ ook nog eens ‘gedichten’ betekent, want wat zijn gedichten anders dan een onruimtelijke weergave van alle denkbare ruimten, in de ziel van de dichter en in de wereld om hem heen? Zoals ieder tot poëzie betoverd wordt, schittert plattegronden met die vele facetten als een juweel dat men tegen het licht houdt.
Langlaufen in de Ardennen, wandelen door Brussel, stilstaan voor de doeken van James Ensor: evenals in De iguanodons van Bernissart wordt in Plattegronden het België van Van Istendael beschreven.
Het eerste gedicht dat ik wil citeren is afkomstig uit de reeks over Brussel, de stad waar ik Van Istendael heb leren kennen. Die reeks is aan mij opgedragen, wat me des te gelukkiger maakt omdat zij tot Van Istendaels beste werk behoort: