Maatstaf. Jaargang 39(1991)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Frans Hoppenbrouwers Gedichten [Ik zag een paus gehuld in vrouwekleren] Ik zag een paus gehuld in vrouwekleren en de tiara niet meer op het hoofd nabij de laatste steenrots mediteren. Een nietig man, van pracht en praal beroofd, het hoofd gebogen en bereid te boeten voor alles wat hij er had bijgeloofd. Opnieuw gedwongen tot een heilig moeten onttrok hij zich in verre woestenij om naar het wezen van het woord te wroeten. En hij hernam zich, leerde langzaam bij en wist na veertig lange, zware dagen: gerechtigheid maakt slechts de zielen vrij. Toen stond hij op, bevrijd van alle vragen die hem belastten, al zo'n twintig eeuwen. Gerechtigheid gaf al genoeg te dragen. En aan de einder brulden reeds de leeuwen. [pagina 19] [p. 19] [Hij zit een uur al roerloos op zijn tak,] Hij zit een uur al roerloos op zijn tak, een landjuweel, getooid in blauw en rood, verbeten loerend naar het laatste wak. Daar ligt de wet van leven en van dood, want dagenlang wacht hij vergeefs op buit nu vorst en ijs regeren in de sloot. Hij zet zijn veren maar wat verder uit en soms schudt hij het kleumen van zich af; een wanhoopsvlag wordt dan zijn witte stuit. Zo scheidt de winter feilloos graan en kaf en slechts de sterkste vindt voldoende kracht om te ontkomen aan een roemloos graf. Het donkert al, straks komt de lange nacht met strenge vorst, die ook het laatste wak wel dichten zal; een zaak van overmacht. Zo sterft de visser aan zijn eigen vak. Vorige Volgende