Maatstaf. Jaargang 36
(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Frits Boterman
| |
[pagina 230]
| |
hij Nietzsche gelezen had. De oorsprong van zijn kunstenaarschap lag in het bezweren van al zijn angsten, - angst noemde hij in Der Untergang des Abendlandes het meest creatieve oergevoelGa naar eind5. - en in zijn ‘Sehnsucht’ naar schoonheid, warmte en het zonnelicht van Italië, waar hij ‘seltene Augenblicke des Glückes’ beleefde.Ga naar eind6. Tevens kenmerkend voor Spengler was zijn gevoel van minderwaardigheid, zijn zelfverachting, die hij compenseerde met een ongekend superioriteitsgevoel, zijn ‘geniale blik’. Ongetwijfeld was Spengler een intelligente, veelzijdige gymnasiast en student, die veel van zijn leeftijdsgenoten in intellectuele ontwikkeling ver vooruit was. Zijn belangstelling was breed: hij hield zich even intensief bezig met geschiedenis, literatuur en geografie als met natuurwetenschappen. Hij las, toen hij nog op het gymnasium zat, Nietzsche, Goethe, Shakespeare en Ibsen maar ook Darwin en Haeckel. In 1899 begon hij zijn studie in Halle (wis- en natuurkunde) en na de dood van zijn vader in 1901 vertrok hij naar München en Berlijn. Hij studeerde in 1904 af op een dissertatie over de Griekse filosoof Herakleitos, wiens aforistische stijl en aristocratische levensgevoel Spengler deelde. Tijdens zijn universitaire opleiding had hij allerlei kennis in zich opgezogen zonder dat hij wist wat hij ermee wilde. Spengler ontwikkelde een grote afkeer tegen systematisch en vakmatig denken, vooral op filosofisch gebied en tegelijkertijd ontdekte hij dat zijn kracht lag op het associatieve en intuïtief-literaire vlak.Ga naar eind7. Wat voor beroep moest hij kiezen? Kunstenaar, toneelschrijver, dichter, schilder of wetenschapper? Hij stelde de keus uit of liever gezegd hij voelde zich verplicht leraar te worden. Dit werd aanvankelijk een compleet fiasco. Zijn eerste school in LünebergGa naar eind8. heeft hij nooit betreden; huilend keerde hij terug naar huis. Na deze zenuwinzinking gaf hij les in Saarbrücken en Düsseldorf, later aan twee gymnasia in Hamburg. Ondertussen bleef hij schrijven, vooral toneelstukken die nooit opgevoerd werden en, op één fragment na, allemaal door hem werden vernietigd. De titels kennen we uit zijn autobiografie: drama's als ‘Cäsar, Malstrom, Montezuma, Menschenfrühling, Herostrat’.Ga naar eind9. Ook schreef hij proza, zoals Die Novellen des Kastellans en Der Müncher Roman. Aan deze laatste werkte hij nog tot in de Eerste Wereldoorlog, toen hij Der Untergang des Abendlandes al bijna had voltooid. Spenglers leven is in te delen in voor en na de publikatie van het eerste deel van Der Untergang des Abendlandes in 1918. Een eerdere caesuur is het jaar 1911, toen hij ‘hongerend, eenzaam en mensenschuw’ uit Hamburg vertrok en zich dank zij een deel van de erfenis van zijn moeder (zij was in 1910 gestorven) in München als ‘freier Schriftsteller’ kon vestigen. Achteraf dramatiseerde hij zijn tocht over de Rubicon: ‘Toen ik naar München kwam en nu helemaal alleen was en niemand sprak, liep ik rond als een blinde dromer, bang voor al het werkelijke en uitgestoten.’Ga naar eind10. Wat hij zocht was het München van rond de eeuwwisseling, de stad waar hij in het semester 1901/1902 had gestudeerd, zich voor het eerst van zijn leven had bevrijd van zijn familie (‘Erweckung’) en zijn eerste vriend, de dichter Adolf Weigel, had ontmoet. Maar het liep anders; hij moet in 1911 niets minder dan een ‘cultural shock’ hebben meegemaakt. De cultuurstad München, het ‘Athene aan de Isar’, was tien jaar na zijn studententijd in het niets verdwenen. Er was een nieuwe generatie schrijvers en dichters opgestaan die in Spenglers ogen niet de Duitse cultuur vertegenwoordigden, maar het ‘afval’ van de natie waren: ‘Dummköpfen und Hanswursten.’Ga naar eind11. Meedogenloos bekritiseert hij in Eis heauton - een zelfde vernietigend oordeel treffen we ook in Der Untergang des Abendlandes aan - de Duitse literatuur sinds het einde van de negentiende eeuw: ‘In een Russisch getto kan niet zoveel vuiligheid en gemeenheid vergaard zijn als in de Duitse literatuur sinds 1890.’Ga naar eind12. Na Wagner, na Manet, Cézanne, Leibl en Menzel, na Ibsen en na Schopenhauer en Nietzsche was de westerse cultuur in handen gevallen van derderangs kunstenaars en ‘Kathederphilosophen’. Met een mengeling van walging, jaloezie en schaamte beschrijft hij het ‘smerige literatenvolkje', dat in de cafés van Schwabing luidruchtig hun bierkeldermeningen uitschreeuwde, homoseksueel, vunzig in huwelijksaangelegenheden was en dat bezig was | |
[pagina 231]
| |
met louche zaakjes, met hun tijdschriften en feuilletons.’Ga naar eind13. Spengler, de academische dropout, die zichzelf als de aristocraat van de geest beschouwt, voelt zich ver boven hen verheven en beklaagt zich met deze ‘larven’ te moeten omgaan. Na zijn aankomst in München in 1911 moet Spengler in de gaten hebben gekregen dat de oude cultuurwaarden niet meer zouden terugkeren en dat er een nieuwe tijdgeest in Duitsland rondwaarde. In Eis heauton noemt hij zijn leven een ‘typischer Lebenslauf aus der Zwischenzeit’, een overgangsperiode van de Duitse cultuur naar de ‘Zivilisation’, de ijskoude winter van de westerse cultuur.Ga naar eind14. De tegenstelling tussen ‘Preussentum’, de Pruisische geest van Berlijn en het culturele klimaat van de kunststad München onderging hij als een onopgelost conflict in zichzelf. Deze an-tithese, die het hoofdthema van Der Untergang des Abendlandes werd, was uiteindelijk een persoonlijk conflict in Spengler zelf: de twee zielen die in zijn borst huisden, de spanning tussen degene, die hij was en degene die hij wilde zijn, de dichter, denker, dromer tegenover de doener, de man van de praktijk. De ‘Tatsachenmensch’ en de
dichter zullen elkaar nooit begrijpen, schreef hij in Der Untergang des Abendlandes. Had Spengler niet vroeger al van zo'n Afrikaans rijk gedroomd? Wat toen uitsluitend op papier werd uitgedacht, kon nu gerealiseerd worden, maar ook dit werd een teleurstelling: Duitsland werd door Frankrijk en Engeland tot een smadelijke aftocht gedwongen. Later, na 1918, zag hij de ‘Panthersprung’ van de Duitse marine naar Marokko als het voorspel van de Eerste Wereldoorlog, maar was dit niet een rationalisatie achteraf? Herkende hij in de strijd van Duitsland om een plaatsje onder de koloniale zon ook niet zijn eigen eenzame strijd tegen de vijandige buitenwereld? Het is de vraag of alleen dit ene politieke incident de stoot heeft gegeven tot zijn hoofdwerk. Mijns inziens waren in de periode na 1911 zijn ressentiment tegen de literaire kringen van München, zijn pessimisme over de algemene culturele teloorgang zoals hij die in geheel Duitsland constateerde, en bovenal zijn persoonlijke crisis, zijn eigen onzekerheden en angsten, zoals die in Eis heauton naar voren komen, even belangrijke motieven
Boven: Brief van Spengler aan zijn zuster Adele.
Onder: Oswald Spengler. Karikatuur van Olaf Gulbransson, 1930.
Ga naar eind15. | |
[pagina 232]
| |
Boven: Oswald Spengler. Buste van Fritz Behn, 1928.
Onder: Het graf van Spengler.
om Der Untergang des Abendlandes te gaan schrijven. Meer dan ooit werd Spengler onder invloed van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in zijn isolement teruggedreven. Op de dag dat zijn landgenoten de ‘frische, fröhliche Krieg’ tegemoetmarcheerden - 1 augustus 1914 noemde hij in Eis heauton de belangrijkste dag van de wereldgeschiedenis - zat hij ‘eenzaam thuis en dacht niemand aan hem’. Afgekeurd voor de dienst vanwege zenuwzwakte en een aangeboren hartafwijking, benijdde hij de soldaten aan het front, want zij konden wel laten zien wat ze waard waren. In het begin van de oorlog begon voor hem, van God en iedereen verlaten, de persoonlijke ontreddering pas echt en overvielen hem intense gevoelens van schuld en overbodig zijn. Hoe nutteloos leken hem zijn eigen geschriften vergeleken bij wat er op de Europese slagvelden gebeurde. ‘Mijn God, hoe anders, hoe veel mooier had mijn leven kunnen zijn, als de grote oorlog mij gegrepen zou hebben, toen ik 18 jaar was of 20, in de tijd dat ik daar steeds van droomde en veldslagen en landkaarten met veroveringen tekende. Ik zou dan hard uit mijn dromen wakker geschud zijn, maar aan het front zou misschien meer van mij geworden zijn dan nu het geval is.’Ga naar eind16. Eis heauton is voornamelijk het verhaal van Spenglers frustraties, van het creatieve onvermogen en de twijfel aan zijn literaire capaciteiten, het steeds met iets willen beginnen, maar niets kunnen afmaken. ‘Ik kan alleen maar ontwerpen en in mijn hoofd iets afmaken. Iets uitvoeren staat mij tegen. ik kan niet eens besluiten te beginnen.’Ga naar eind17. Hij verweet zichzelf alleen maar te kunnen schrijven en juist dat verachtte hij in zichzelf. Het gevoel mislukt te zijn, zijn toekomst vergooid te hebben met een leraarsbaantje, het idee daardoor ‘zu spät’ te zijn, de vrees om voor zijn veertigste gek te worden, zijn zelfhaat, al dit mateloze ‘grübeln’ dreef hem regelmatig tot zelfmoordgedachten. Waar Spengler aan dacht, voerde zijn zuster, Adele, uit; zij sloeg op 2 februari 1917 de hand aan zichzelf. In dieptste wezen was Spengler ervan overtuigd dat het leven zinloos was, dat de mens zichzelf niet kon veranderen en dat er geen | |
[pagina 233]
| |
andere liefde op deze wereld bestond dan amor fati. De enige uitweg voor hem was het omarmen van zijn eigen profetie. Wat hij met het schrijven en publiceren van Der Untergang des Abendlandes wilde bereiken was het doorbreken van zijn eigen sociale en intellectuele isolement en het weer in de pas te raken met zijn eigen tijd die, hoe gruwelijk ook, beter was dan het verleden. Nu de cultuur blijkbaar niet meer een vrijplaats voor de geest kon zijn, een ‘machtgeschützte Innerlichkeit’, zoals Thomas Mann eens verwoordde, werd de nationale politiek, Duitsland als politiek tehuis, de surrogaat-oplossing om aanzien en macht te verwerven en zo de eigen nietigheid en machteloosheid te overwinnen. Uit de correspondentie met zijn vriend Hans Klöres, die wel aan het front vocht, blijkt dat hij tijdens de oorlog de literatuur als expressiemiddel steeds meer vaarwel zei en zijn verlangen ‘aus der Denkstube fort ins grosse Leben’Ga naar eind18. steeds groter werd. Hij bewonderde die figuren uit de geschiedenis, die als denker politiek actief waren geweest: Goethe, en die als staatsmannen literair actief waren geweest: Napoleon. Zijn dilemma was dat er onder de Duitse denkers en dichters van zijn tijd geen ‘innere Tüchtigkeit, geistiger Rang und Charakter’ meer te vinden waren, maar volgens hem uitsluitend onder de mannen van de praktijk: de ingenieurs, officieren, industriëlen en kooplieden.Ga naar eind19. Tot een nieuwe Goethe zou Duitsland het niet meer brengen; hij beschouwde zichzelf als de laatste denker van formaat. De toekomst was aan een nieuwe burgerlijke elite naast de Pruisische adel, de ‘Leute von Ideen, Autorität und Tatkraft’, mensen met organisatorische en technische talenten.Ga naar eind20. Zijn wens voor het Duitse ‘Imperium Romanum veel te kunnen doen’, betekende een keerpunt in zijn leven. Uit zijn brieven uit de jaren 1915/1916 komt een zelfverzekerde Spengler te voorschijn, die zich optimistisch uitliet over de oorlogskansen van Duitsland. Wat een verschil in toon vergeleken met de faalangstige klaagzangen vol ‘Selbsthass’, zoals die in Eis heauton vallen te beluisteren. Spengler offerde tijdens de oorlog de Duitse cultuur op aan het Pruisische imperialisme van de civilisatie. Om uit zijn eigen creatieve impasse te geraken, besloot hij zijn poëtische en filosofische talenten - Der Untergang des Abendlandes is behalve een cultuurfilosofisch ook en vooral een literair werk - in dienst te stellen van het nieuwe Duitsland. Niet l'art pour l'àrt, niet de zuivere literaire of filosofische activiteit was meer van belang,Ga naar eind21. maar de kunst en filosofie gedegradeerd tot een hulpmiddel van een politiek ideaal en sociale ambities: de vervulling van zijn jeugddroom van een groot en machtig Duitsland. Op zijn diagnose van de crisis van de westerse cultuur, zijn ‘cultural despair’, die voortkwam uit zijn zelfkritiek, volgde de prognose van een harde, maar mooie toekomst: de schoonheid van het ‘Römertum’, dat wil zeggen van het Duitse keizerrijk.Ga naar eind22. Door onvermoeibaar de onvermijdelijkheid van de civilisatie, de ondergang van het avondland, te voorspellen, verschafte hij zich een toegangsbewijs voor zijn eigen toekomst. Hij besloot niet langer als intellectueel in de marge van de maatschappij te blijven zitten, maar de stoffige studeerkamer te verlaten en zich politiek te engageren. In de inleiding van Der Untergang des Abendlandes, waarschijnlijk in 1916 geschreven, werd zijn boodschap duidelijk: ‘Wanneer mensen van de nieuwe generatie, onder de indruk geraakt van dit boek, zich wijden aan de techniek in plaats van aan de lyriek, aan de marine in plaats van aan de schilderkunst, aan de politiek in plaats van de filosofie, dan doen ze wat ik wens en men kan hen niets beter toewensen.’Ga naar eind23. Met de publikatie van Der Untergang des Abendlandes op 20 april 1918, waarvan de afronding Spengler eindelijk een gevoel van ‘Glück’Ga naar eind24. bezorgde, verviel de noodzaak zijn autobiografische aantekeningen voort te zetten en begon zijn politieke carrière. |
|