| |
| |
| |
H.G. Liebentrau
Ago
Inleiding door Paul van Capelleveen
Zaterdag 29 maart 1986 vond in Amsterdam bij David Simaleavich de eerste lustrum-bij-eenkomst van het oorspronkelijk Nijmeegse Genootschap voor Tegennatuurlijke Letteren plaats. De dichter Peter Heringa (1945-1987), toen nog slechts in kleine kring bekend en dan nog onder pseudoniem, verzorgde, hoewel hij geen lid was, op uitnodiging van David een van de officiële gedeeltes van de festiviteit (die ook voorzag in enkele boek-presentaties en zich verder op de gebruikelijke manier onderwierp aan de wetten der hilariteit). Heringa stelde zich 's middags in zijn tropenkostuum voor als H.G. Liebentrau en las een twintigtal gedichten. Sommige daarvan verkeerden nog in een voorlopige staat, andere doorliepen eerder al enkele correctie-fasen, en maar een handjevol gedichten was gevorderd tot het typoscript: alle verzen waren minutieus uitgeschreven en gedateerd. De voordracht werd op gepassioneerde, bijna woedende toon gehouden. De woorden (sommige gedichten schreef hij in het Engels, dat de voertaal van zijn vriend was) werden, duidelijk en apart gearticuleerd, voorzichtig aan elkaar gewaagd in zinnen die welluidend maar niet vloeiend waren. Ook de humor kreeg iets verbetens. Hij staarde naar de tekst, alsof hij meer vertrouwde op de zowel afschrikwekkende als heilzame potentie van afzonderlijke woorden dan op welke persoonlijkheid ook. Het uitspreken van de symbolen had een sacrale toets, maar ook een platvloerse en een element van protest, geïllustreerd door het (min of meer uit gewoonte) verkrampen van zijn lichaam, terwijl hij de lippen samenkneep op de wijze van iemand die vastbesloten is, eerlijk en die ervan overtuigd is getalenteerd te zijn.
Hij deelde enkele exemplaren uit van het zojuist gepubliceerde bundeltje Arcanum, geparafeerd met de ‘l’ van zijn tweede pseudoniem Peter Leberecht. Als frontispiece was een tekening van Madeleen Brinkman afgedrukt. De zeven gedichten vormden de aanzet tot een complete emblematabundel, die niet kon worden afgemaakt, want de illustratrice overleed op 25 maart 1986. Vier dagen na haar dood, diezelfde lustrummiddag dus, presenteerde Paul Snijders het door hem gedrukte gedicht Quasi una Romanza van Henk Liebentrau, met een tekening van Madeleen Brinkman. Naast de gewone oplage van 35 exemplaren (en enkele hors série op japan) verscheen een lila editie, waarin de feestdatum was vervangen door haar sterfdatum.
Hierna nam de bijeenkomst het karakter aan van een vergadering, die door Peter Heringa, als niet-lid, niet kon worden bijgewoond. Een van de agendapunten bleek de quasi-opheffing van het ‘periodiek voor de leden van het Genootschap voor Tegennatuurlijke Letteren’: Tegendeel. Op verzoek van de redactie koos Peter Heringa in de week na zijn lezing enkele gedichten voor publikatie in het tijdschrift uit. Begin juni 1986 schreef hij aan Ton Leenhouts:
‘Waarde Ton, kolofoon Tegendeel, dat zal je toch begrepen hebben, is prima zo. l.t.t. hgl. Lontano dus nog even, ma poco. Die avondtuin zal ik graag komen zien. Dank, Peter’. (Datum poststempel is waarschijnlijk 7 vi 86.)
Heringa bezat een kleurrijke en imposante collectie tuin-literatuur, waarop hij met een zekere regelmaat zinspelingen maakte en waaraan hij een paar motto's ontleende, bijvoorbeeld in het door Ger Kleis voor Antiquariaat Huijer gedrukte Leberecht's Van Wou-Straat (nieuwjaarswens 1986). De ‘avondtuin’ was zijn samenvatting van de door
| |
| |
de adressant beschreven rozenbloei. Zijn passie voor tuinen bracht Peter Heringa in contact met Ian Hamilton Finlay en diens vrouw Sue, voor wie enkele van de hier afgedrukte gedichten bestemd werden. Met het kolofoon voor Tegendeel bedoelde hij zijn eigen verklaring van het omslag (zijn door Ger Kleis gedrukte ex-libris): ‘Omslagtekening het enige ex-libris van de schilder Schumacher, gestorven 5 juni, 92 jaar oud. Door hem in vriendschap de dichter Liebentrau geschonken, en door de drukker Kleis in vriendschap opgelegd. (p.h)’ De zin was hem ter verificatie voorgelegd door de redactie. De aflevering, jaargang 3, nummer 6, juni 1986, bevatte de reeks ‘Gen ots hap’ (acht gedichten) en een ‘p.s.’ (vier gedichten). De correspondentie over deze gedichten bracht Ton Leenhouts op het idee onder het imprint van zijn Tight End Press een aantal gedichten van Peter Heringa uit te geven. Oorspronkelijk doopte de dichter dit project ‘Lontano’.
‘Ik bekijk me nog even die teksten maar verzend ze dit weekeinde. Het wordt dan: h.g.l. - lontano (7 gedichten van 7 [3-1-3] regels) en een citaat - zeer vrij naar Theokritos - van William Carlos Williams.
Als je 't wil: met genoegen wat mij betreft. Druk je ooit op klein formaat? Het is ook zo een privé-uitstorting’. (Ansicht van 22 mei 1986).
Het bedoelde motto was afkomstig uit zijn laatste lievelingsboek The Desert Music and other poems by William Carlos Williams (1954). De slotregels van ‘Theocritus. Idyl 1. A Version form the Greek’ kon hij als een persoonlijke opdracht beschouwen: ‘I hold nothing back. Begin my friend, for you cannot, you me be sure, take your song, which drives all things out of mind, with you to the other world.’ De aangekondigde verzending vond niet plaats. Een in Stockport Cheshire afgestempelde ansicht van ‘Wordsworth's Lakeland’ maakte nog eenmaal melding van het project: ‘Lontano, ma non troppo’ (25 juli 1986).
De tocht door Engeland en Schotland (waar Little Sparta, de tuin van de Finlays, werd bezocht), in gezelschap van Ger Kleis en Adelaide Cameron-Ramsay, resulteerde in de zwarte reeks Traject, die onder meer gewag maakt van de zelfmoord van zijn ‘neef’, de zoon van Adelaide Cameron. Het gedicht dat aanvangt met de regel: ‘Ach lees ik weer gebrekkig kaart’ verwijst naar een incident dat een running gag werd gedurende de reis. Peter Heringa was (ongeveer zo als Lodewijk van Deyssel) niet in staat zonder dwang, zonder aanleiding of zonder schema te werken. De details van de Engelse reis werden dan ook als het ware voorbeschikt. Een restrictie bleek echter onvoorzien: het tijdschema was berekend op de ideale auto van Ron Ramsay (zijn vriend) en niet op de huurauto, een Austin Morris. Dat liet weinig ruimte aan spontane uitstapjes. (Het gedicht is overigens een acrostichon op ‘ger’ en ‘ik’, ingesloten tussen alfa en omega.)
Traject verscheen in november 1986 bij de Tight End Press in een oplage van 33 exemplaren. Kort daarvoor, op 2 oktober 1986, overleed Ron Ramsay, aan wie het eerste gedicht was opgedragen. De luxe editie werd op 21 maart 1987 in Den Haag gepresenteerd in aanwezigheid van Ton Leenhouts, David Simaleavich (binder) en Paul Snijders (men was bij mij te gast). De zeven exemplaren op japans papier, in halfleer gebonden door Bindery Phoenix, konden voor Peter Heringa arriveerde uitvoerig bekeken worden, want hij kwam laat aan, naar zijn zeggen door een wilde staking van de ns, maar waarschijnlijk ten gevolge van een moedgevende portie drank. Hij was via Utrecht van Amsterdam naar Den Haag gereisd. We voerden een nogal schommelende conversatie. Hij at bijna niets (prikte een beetje in het rond en nam alleen op bevel een hap), dronk wijn en vertelde dat zijn medicijnen dat niet gedoogden. De stroom sentimenten (een jaar vol doden - Madeleen Brinkman, Wim Schuhmacher, Ron Ramsay - culminerend in een volledig in het zwart uitgevoerd boek), hier en daar onverwacht van koers veranderend bij een geïrriteerde uitbarsting (hij had een hekel aan Jugendstil, T.S. Eliot en grote gezelschappen), kwam na mid-dernacht uit in een scherpzinnige en polemische monoloog over de voorkeur die concrete poëzie verdiende boven elke filosofische abstractie. Sinds die avond groepeerden de plannen van Peter zich niet langer rond de titel ‘Lontano’.
| |
| |
Half april 1987 ontving de Tight End Press drie gedichten, gezamenlijk getiteld: ‘Driedelig pak’, door H.G. Liebentrau: (1) ‘Avec plusieurs instruments’; (2) ‘Chambre obscure’; (3) ‘Sans titre’. (Datum poststempel: 17 iv 87). In de nagelaten handschriftmappen is het eerste gedicht gedateerd: 26 maart 1987. De andere twee werden geschreven op 4 april 1987.
Regelmatig telefoon- en telegramverkeer bracht beide partijen tot correcties en aanpassingen van het werkplan. Hij belde het liefst vroeg in de ochtend, wij bij voorkeur laat op de avond. Zijn bedachtzaamheid nam zulke onrustbarende proporties aan dat herhaaldelijk moest worden gevraagd of hij nog aan de lijn was. Dan kwam er een antwoord, op dicteersnelheid voor beginners. Zijn gesprekken (fel en exact), zijn briéfjes en meticuleus uitgezochte ansichtkaarten (kort, met onduidelijke verwijzingen) ademden dezelfde sfeer en waren gesteld in dezelfde toonaard als zijn gedichten. Ook zijn Engelse gedichten weken niet af van deze stijl, die de indruk maakte zorgvuldig ontwikkeld en in stand gehouden te zijn om verwantschap uit te drukken met het werk van ‘Valéry, Stevens, Loerke & Guillén’ (Leberecht's Van Wou-Straat).
De door Ton Leenhouts voorgestelde wijziging van de titel ‘Driedelig pak’ in ‘Ago’ (weer alfa-omega) veroorzaakte een vermenigvuldiging van het aantal projecten. Het eerstvolgende briefje was in het Engels, niet alleen de taal van zijn vriend, maar in de late, minder glorieuze jaren, ook de taal van de wanhoop of de vermoeidheid.
‘Dearest Anthony. Proposal fine. But in the meantime I finished the five-piece suite I promised on the phone, & I hope it will reach you [tomorrow] [today] tomorrow. Shall we keep your splendid idea for a project called Three Dinges? That would mingle Anglophilia and Death. Love, get better.’ (Brief, 24 april 1987.) In het genoemde telefoongesprek op 21 april gaf hij één correctie door: in ‘Avec plusieurs instruments’ werd, om herhaling van het woord in de reeks te voorkomen, het Nederlandse ‘lichaam’ veranderd in ‘body’ (het betrof tenslotte dat van zijn Canadese vriend). Uit de handschriftmappen blijkt dat hij even met de tijd gegoocheld heeft. In ‘Chambre obscure’ (laatste strofe) wijzigde hij aanvankelijk de tegenwoordige tijd in de verleden tijd. Later kwam de tegenwoordige tijd terug. ‘Sans titre’ (eerste strofe) was oorspronkelijk in de verleden tijd gesteld. In regel 5-6 stond: ‘dat je foto's liet/afdrukken’. (Zelf nam Peter Heringa zelden of nooit foto's.) In de laatste regel veranderde hij ‘daarmee’ in ‘is nog’.
Eind april werd de titel ‘Ago’ voor iets anders gereserveerd en kregen de drie gedichten er in handschrift een begin- en slotgedicht bij: ‘Caillot’ en ‘Croûte’. De reeks moest nu als geheel ‘Blessure’ heten, met als ondertitel ‘Kleine suite voor Ton Leenhouts’. De begeleidende brief luidde:
‘dit is allemaal wat slordig: de schrijfmachine staakt en mijn goede oog is nog niet in orde. Als iets niet duidelijk is, laat het me dan weten tweede helft volgende week.
Rechants zijn voor een andere keer. En ik wou in de titel ook niet de dood te berde brengen. Alle beterschap gewenst. Liefs. Peter’.
[De achterzijde van de brief vervolgt:]
‘De nummering is toch wel duidelijk? Caillot is veel eerder: na de dood van Wim Schuhmacher. De rest is van de afgelopen maand; Croûte is van gister. Hij had nog wonden, de titel is niet voor niets. - Ik gireer je wat voor de kosten.’
Die overschrijving werd met het project opgeschort. De ‘hij’ met wonden was Ron Ramsay, die op 55-jarige leeftijd overleed in hun huis Singel 33. De titel ‘Blessure’ werd na de dood van Heringa gegraveerd aangetroffen op een wijnglas in de nalatenschap. Er bestond een grote serie naar zijn werk verwijzende glazen - die wellicht geïnspireerd waren op de houding die de Franse dichter Francis Ponge aannam tegenover ‘het ding’.
Terwijl de gedichten van ‘Blessure’ een rondgang langs de Haagse drukkers maakten (om de mogelijkheden af te tasten), werkte Heringa aan de vijf tuin-gedichten voor de Finlays. Hiervoor gebruikte hij de titel ‘Ago’. Het typoscript is gedateerd: ‘10-12/4/87’. In de marge stonden aantekeningen in handschrift: ‘To Ian & Sue Wil je het drukken: deze opdracht moet erbij: het zijn de Finlays’
| |
| |
en: ‘als je dit zou overwegen, wil je dan op de titelpagina zetten: The igf Battle Fund. Waarvoor dan extra vergoeding. Ook aan hen.’ De slotopmerking op het typoscript luidde: ‘dit is denk ik het beste uit de laatste tijd’.
Aan de Hollandsche Mediaeval, waaruit een Haagse drukker bij wijze van proef de tekst van ‘Blessure’ ten slotte zette, bleek Peter Heringa een hartgrondige hekel te hebben: die letter herinnerde hem teveel aan schoolboeken. Door tijdgebrek kwamen ‘Ago’ en ‘Blessure’ bijna stil te liggen, hoewel gedurende de hele zomer over en weer contact werd opgenomen over details, over enkele van zijn vertalingen uit het Portugees (‘Twee Kinderszenen van Afonso Lopes Vieira’) en over nieuwe typografische plannen.
Op 13 juni 1987 stuurde hij aan Harry G.M. Prick het ‘Trio voor Harry Prick’, gedateerd ‘mei 1987’: ‘Clarinetto’ (met een variant in de vierde regel: ‘Het gruwelijk optreden’ werd ‘Dat gruwelijk spectakel’), ‘Flute’ (‘een meerdistrict’ werd ‘het meerdistrict’) en ‘Hautbois’ (‘dacht’, regel 2, werd ‘vond’; ‘En in het woud’, regel 5, en ‘dat’, regel 6, werden ‘In de maquis’ en ‘die’). Daarbij het voorbehoud: ‘Voorlopige versie’. Over ‘Clarinetto’ schreef hij al op 1 juni 1987: ‘Met het eerste van 3 zojuist geschreven gedichten voor hgmp houdt deze kaart verband’: een afbeelding namelijk (Musée du Louvre) van ‘Gilles’, een in 1721 door Antoine Watteau geschilderde Pierrot. De titel ‘Trio...’ verwijst al naar Pierre Kemp (die op Watteau evenzeer gesteld was als op de ook vernoemde Petrouchka van Igor Stravinsky), de dichter van diverse trio's, onder andere van het ‘Trio voor Gabriël Smit’, waarin dezelfde hgmp figureert. ‘Pierre l'Englouti’ (in ‘Hautbois’) is de naam die Pierre Kemp zichzelf als een hommage aan Claude Debussy's ‘La Cathédrale engloutie’ gaf in het slotgedicht van de Engelse verfdoos (1956). Een netwerk van
allusies, speciaal gericht op het interpretatievermogen van degene aan wie het gedicht werd opgedragen, was tekenend voor het persoonlijke karakter van Heringa's poëzie, dat de direct autobiografische en de algemeen literaire aard ervan op een charmante manier aanvulde.
Voor de verjaardag van Harry Prick wilde de Tight End Press een gedicht van Peter Heringa laten drukken, maar dit plan, de laatste relatie van de pers met de dichter, liep door elkaar inhalende afspraken mis. Peters gezondheid was al wankel en zijn concentratie te grillig om te verwerken. Op 8 september 1987 dicteerde hij mij 's ochtends per telefoon het gedicht ‘Herdenking van pk, voor Harry Prick’. Voor een uitgave was het toen al te laat, bovendien bleek Harry Prick een paar dagen later een afschrift ervan per post van hem te hebben ontvangen, met enkele curieuze notities: ‘Compliment van Peter’ en: ‘Troost Margriet. Camille is dood’. Hij schreef het gedicht in 1962, maar had het uit verlegenheid nooit voorgelegd aan de begunstigde. Omdat het door en door Nederlands was, verzocht hij ons de regels met kleine letters te laten beginnen (behalve daar waar een nieuwe zin aanvangt). Enkele verworpen varianten betreffen regel 8: ‘bloemenuitdeling’ werd ‘bloemenverdeling’, en regel 4, die oorspronkelijk luidde: ‘Ambtshalve is hij dichter van het licht’.
Gedurende de jaren zestig en zeventig was Peter Heringa werkzaam bij Antiquariaat Schuhmacher te Amsterdam. Op 1 december 1966 werd in Maastricht een aantal bewonderaars van Kemp een nieuwe uitgave van de ‘Kleine suite over bloemmotieven’ (1955) voorgehouden, die uitgegeven door Schuhmacher redactioneel begeleid werd door Heringa. Hij was een fervent verzamelaar van Kemps oeuvre. Hij had het initiatief voor deze editie genomen, maar vond de in zijn geheel al gedrukte oplage typografisch niet perfect en vroeg alle exemplaren terug. Alleen Pierre Kemp zelf sloot het zijne onmiddellijk weg in een bureaulade. Weinig is er sindsdien van dit project vernomen. Overigens hebben er waarschijnlijk drie van deze edities bestaan. In die jaren schreef Heringa al aan zijn oeuvre, waarvan een beredeneerde bibliografie met een biografische schets door Ger Kleis in voorbereiding is. Eind jaren zeventig begon hij aarzelend met zijn werk in de openbaarheid te treden. Het merendeel van zijn poëzie laat zich nu lezen als het verslag van een teloorgang en van de verwoede pogingen tot overleven. Zijn poëzie had iets spartelends. Wie, zoals ik, hem
| |
| |
alleen in de latere jaren van zijn leven heeft gekend, merkte toch al snel dat de verwondende doodsvisioenen van zijn op zichzelf teruggeworpen geest en zijn bijna onophoudelijk huiverende lichaam steeds opnieuw opzij gedrongen konden worden door koppig te volharden in zijn tot een literair bouwwerk herschapen leven. Het was stevig gefundeerd op zijn vele vriendschappen en op zijn uitzonderlijke geheugen. Hij was een beminnelijk mens en had het vermogen elk willekeurig citaat te verbinden aan een situatie in zijn eigen leven, en dat van anderen. Hij was bovendien een verwoed collectionneur van perfecte tekstedities en een sympathiek, erudiet en nauwgezet begeleider van Sub Signo Libelli. Als dichter met een ruime kijk op de poëzie in negen talen koos hij zeer bewust voor een bescheiden maar betekenisvol dichterschap.
Veel werk van Heringa (in totaal veertien nummers), gedrukt door Ger Kleis (Sub Signo Libelli) en Paul Snijders of uitgegeven door David Simaleavich (Phoenix Editions) en Ton Leenhouts (Tight End Press), was te zien op de tentoonstelling ‘Bibliofiele begeerten’, gehouden in het Nijmeegs Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’. De opening op 26 september, verricht door Johan Polak, werd niet bijgewoond door de dichter, die dit wel toezegde aan verschillende leden van het Genootschap voor Tegennatuurlijke Letteren, dat de expositie, in weerwil van enkele museumbeambten, organiseerde en inrichtte. Peter Heringa overleed enkele dagen daarna, op 2 oktober 1987, in zijn huis te Amsterdam. Vijftien dagen later pas ontving Paul Snijders een telegram dat om onduidelijke redenen door het Museum niet tijdens de opening was overhandigd. Het was die dag om 09.13 in de ochtend verzonden: ‘aan zeker genootschap verhinderd maar aanwezig allen gegroet liebentrau’.
| |
| |
| |
Blessure
Caillot
Kraplak is niet voor levenden bedoeld.
Wie ooit voor zijn penseel die brute kleur
aanroert, zal ondervinden hoe het voelt
- dit zijn maar woorden van een non-valeur -
wanneer de verf je aan de handen plakt.
Magenta is al teken van verderf.
Aan solferino kleeft een hels pigment.
| |
Avec plusieurs instruments
Het eerste laat ik onbesproken, want
het wordt niet meer bespeeld. Het tweede is
verschenen in een droom van licht genot.
Zaad lag over zijn hele body heen.
Het derde is de stem van wie beseft:
er is geen vrede voor de minnaar die
de vierde stem bezit en beeft van angst.
| |
chambre obscure
Een droom vannacht waarin je weer verscheen
maar niet kon spreken ook al vroeg ik je:
hoe gaat het? kun je zeggen hoe het gaat?
Een stilte van het graf was resultaat.
Maar toch kan ik nog zien hoe hij bewoog.
Hoe hij zich aftrok weet ik ook nog wel.
Ik heb alleen een vuiltje in mijn oog.
| |
| |
| |
Sans titre
De camera moet worden ingesteld
want anders komen er geen foto's van.
Ik ben afhankelijk van anderen.
Was ik nog maar afhankelijk van jou.
De laatste zomer dat ik foto's kon
maken waren de dagen al geteld.
Je naakte lichaam is nog vastgesteld.
| |
Croûte
Veel doodgaan is een bloederige zaak
of eindigt in gekreun en in gehijg.
Jij lag in eigen huis, kalm, naakt en zat.
Of had je een vuil onderbroekje aan?
Dacht je nog in dat laatste ogenblik?
Aan vliegenier zijn? Aan op aarde zijn?
Aan bloei van afrikaantjes op het plat?
(Peter Leberecht)
| |
| |
| |
I
Wanneer ik in de mooiste tuinen dwaal,
vermoeid van afscheid en herinnering,
komen er enkele momenten voor -
de Finlays willen wel getuigen zijn -
dat een schakering bijblijft, of een zucht
van rêverie de wandeling belooft
in tinten, timbres die betoveren.
| |
II
Chionodoxa uit mijn kindertijd
komt nu weer in de geest - de kleine bloem
die zich ontworstelt boven het seizoen -
de Finlays kunnen wel getuigen dat
clementie niet bestaat in de natuur
maar dat er nog voldoende overblijft
om óp te bloeien, moeizaam en geslaagd.
| |
III
Protea van mijn halfvolwassenheid,
blijf bij me, bij me, tot het avond wordt.
Verdroogd en wel ben je een souvenir.
De Finlays weten dat mijn lieve Ron
hun Little Sparta niet heeft kunnen zien.
Moge dat wonderwerk voorgoed bestaan.
Ik stel het met een plant die niet vergaat.
| |
| |
| |
IV
We zulllen niet meer reizen in een streek
waar velden vol van witte bloemen staan
in voorjaar van een ongekende pracht.
De Finlays weten waar ik over spreek.
Het is hier koud geworden nu ik weet
dat zulk een florilège me ontschiet
als de bestuurder niet meer bij ons is.
| |
V
De twijfel is begin van het besef
dat weten is wat je niet weet. En toch
ontkiemt, ontstaat, groeit vrijuit als een plant -
de Finlays, zweer ik, hebben weet ervan -
de notie die tot een notitie wordt
omdat een laatste sprietje van esprit
in lange niet zal worden neergemaaid.
| |
| |
| |
Trio voor Harry Prick
Clarinetto
Peter, Pierrot, Pierino? Weet ik veel.
Ik ben een marionet in poppenspel.
Kermis vermijd ik al sinds jaar en dag.
Dat gruwelijk spectakel wordt mijn dood.
Petrouchka ben ik, en de spullebaas
kent veel te goed de smaak van het gemeen.
Optreden in een plunje groen en geel.
| |
Flute
Ik ben geen dichter van het meerdistrict.
Ik mag al blij zijn als ik door het gras
met vlugge stappen de bestemming vind
van het Dryadenrijk, al slaat een tak
me in mijn nedersaksische gezicht.
Hoor ik het goed? De essen lispelen.
Hun Engelse accent is voorbeschikt.
| |
Hautbois
Pierre l'Englouti hield niet van schril geluid.
Wat vond hij van hobo, vraag ik me af.
Toch pastoraal genoeg als instrument
voor die mislukte faun aan zijn bureau
in zijn benauwd vertrek? In de maquis
van de verbeelding, die zijn schuilplaats was,
botten de takken duizendvoudig uit.
| |
| |
| |
Herdenking van PK, voor Harry Prick
Herfst van getrouwe bomen, in de zon
minutieus verguld, kalligrafeert
een arabesque van het stralenrijk.
Hij wordt beambte van het gulden licht.
Zijn knopen zijn ordeversierselen.
De inspiratie lijkt wel officieel.
Zijn wezen vlucht, in curven van muziek,
bloemenverdeling, schemerkleurig feest.
De kansen gaan verloren in de nacht.
|
|