over een jeugdliefde van Paul. Deze werd, gebundeld met In memoriam, in Nederland uitgebracht als Onvoltooid verleden tijd. Het behoeft nauwelijks betoog dat deze drie boeken van Léautaud geen romans zijn in de eigenlijke betekenis van het woord. Het zijn, ondanks dat er af en toe een naam wordt veranderd, onverhuld autobiografische geschriften, waarbij enkel het eerste deel van Le petit ami sporen vertoont van een poging tot een wat objectievere literaire vormgeving. Begrijpelijk, omdat Léautaud toen nog aan het begin stond van zijn loopbaan en zijn eigenlijke draai nog niet had gevonden. Later heeft hij wel geprobeerd het boek te herschrijven maar tot een vernieuwde uitgave is het nooit gekomen.
Een autobiografische bezetenheid zoals men die tegenkomt bij Léautaud kan niet anders dan nieuwsgierig maken naar de plaatsen die als achtergrond gediend hebben voor zijn leven. Het plezierige van Léautaud is dat hij het zijn lezers niet moeilijk heeft gemaakt om deze nieuwsgierigheid te bevredigen. In heel zijn lange leven heeft hij Parijs en de directe omgeving op een paar vakanties in Pornic na nooit verlaten. Toen ik in het najaar van 1987 aan een lang uitgestelde speurtocht begon, verrastte mij niettemin het grote aantal adressen waar Léautaud ondanks zijn lokale gebondenheid gewoond blijkt te hebben. Men is geneigd om zijn leven vooral te situeren in Montmarte waar hij zijn jeugd doorbracht en in Fontenayaux-Roses, het voorstadje ten zuidwesten van Parijs, waar hij zich in 1911 vestigde en dat hij elke ochtend weer verliet voor zijn werkzaamheden bij het uitgevershuis de Mercure de France in de rue de Condé. Maar, bemerkt men al snel, tussen deze beide periodes in heeft Léautaud blijk gegeven van een grote rusteloosheid op woongebied. En dat ondanks het feit dat alle woningen waar hij gedurende langere of kortere tijd vertoefde een, althans naar het uiterlijk, grote onderlinge verwisselbaarheid vertonen. Op veel variatie in bouw hoefde men bij de Parijse appartementen niet te rekenen.
Zijn jeugd bracht Léautaud zoals gezegd door in Montmarte, met als middelpunt de rue des Martyrs, waar hij met zijn vader woonde op de nummers 13 en 21 (1 en 3). Het huis op nr. 13 bezat een grote salon waar Pauls vader met de acteurs en actrices bepaalde scènes kon doorspelen. Om daarbij en bij zijn amoureuze escapades geen last te hebben van de kleine Paul werd deze 's avonds altijd meegenomen door de oude kindermeid Marie Pezé naar haar woning aan de rue Clauzel 14 (2). Het huis op nr. 21 grensde aan de achterkant aan een huis in de rue Notre-Dame-de-Lorette waar een actrice van de Comédie-Française woonde en waar Paul op vijftienjarige leeftijd vanachter een venster de begrafenisstoet van Thiers langs heeft zien komen (4). De diepste herinnering uit de Montmartretijd dateert uit het jaar 1881. Paul was toen negen en bracht op een ochtend een bezoek aan zijn moeder die weer eens in de buurt was en logeerde in een hotelletje in de passage Laferrière (tegenwoordig rue Laferrière) (5). De herinnering aan deze ontmoeting met zijn moeder zal Paul zijn leven lang blijven koesteren.
Een jaar later verhuist hij met zijn vader naar Courbevoie en het zal tot 1891 duren voordat hij, samen met zijn jeugdvriendin Jeanne Marié, op zoek gaat naar een kamer waar hij voor het eerst zelfstandig zal kunnen wonen. Het wordt een zolderkamertje op de zesde verdieping van de rue Monsieur-le-Prince 14 op de linker Seine-oever (6). Een gedenkplaat op de gevel geeft aan dat de componist Saint-Saëns hier eveneens woonde, van 1877 tot 1889. Het feit dat Léautaud op dit adres zijn literaire carrière begon blijft onvermeld...
In 1893 heeft Paul een belangrijke en waarschijnlijk laatste ontmoeting met zijn tante Fanny. Hij spreekt met haar af in de Passage Jouffroy, bij de ingang van het Musée Grévin (7). De bocht die de passage hier zou maken bestaat niet meer maar het kan natuurlijk ook zijn dat Pauls geheugen hem in de steek laat. Op grond van deze ontmoeting besluit Paul definitief bij zijn vader, bij wie hij toch weer was teruggekeerd, weg te gaan en betrekt met goedkeuring van Fanny een kamer in een pension aan de rue Amyot 12, een klein straatje achter het Panthéon (8).
In deze tijd heeft Paul een hernieuwde verhouding met Jeanne, hoewel zij dan al een vaste relatie heeft met de man die ook haar