‘Jazeker, jazeker,’ zei ik.
‘Ja, ja,’ zei ze en ze knikte langzaam en keek even naar het witte tafelkleed, alsof ze iemand of iets binnenin raadpleegde. Toen zei ze: ‘Dan zult ge 't waarschijnlijk wel niet begrijpen. Ik ben ook lid van de Partij. Al vanaf het begin. Meteen toen we getrouwd waren. Maar ik ben wel altijd katholiek gebleven. Dat zult ge waarschijnlijk wel niet begrijpen. En ik heb 't ook altijd een beetje voor mezelf gehouden. Omdat mijn man het er niet mee eens was.’
En ze keek op naar het brede raam aan de waterkant en naar de drie feestende vrijheidsstrijders en ze zei: ‘Maar nu geeft dat niet meer. En als ge iets voor me zou willen doen - die heren daar bij het raam - die heren zijn wat luidruchtig. Als ge die zou willen vragen - ik zou namelijk voor het eten graag even willen bidden.’
Mevrouw Van Overbeeke zweeg. De begeleidster keek mij gespannen aan en vroeg: ‘En? Wat wilde de Genossin vragen?’
‘De Genossin wil niks bitten,’ zei ik. ‘Ze wil beten.’
‘Bidden?’ zeiden de ober en de begeleidster stomverbaasd en iets te hard.
‘Ja,’ zei ik. ‘Maar die Genossen daar bij het raam maken zo'n herrie.’
Ik stond op, ik wilde de vrijheidsstrijders tot de orde roepen, maar de begeleidster kwam snel achter mij aan, ze legde haar hand op mijn schouder en knikte vriendelijk en zei: ‘Klein moment, Genosse,’ en ze stuurde me terug.
‘Het komt wel in orde, hoor,’ zei ik tegen mevrouw Van Overbeeke. ‘Ze gaat voor u vragen.’
De begeleidster kwam statig en waardig terug en ze schrok zich dood toen ze merkte dat de vrijheidsstrijders haar op de voet volgden, met hun bierflessen in de hand. De drie mannen gingen met al hun grote lijven en hun volle buiken om mevrouw Van Overbeeke heen staan en schudden haar plechtig en zwijgend de hand. Toen begonnen ze te spreken.
‘It's a great honor,’ zei de ene.
‘Niet vaak hebben wij de gelegenheid,’ zei een andere.
‘Dit is een bijzonder ogenblik,’ zei de derde.
De oude mevrouw Van Overbeeke zat er doodongelukkig tussen en ze piepte tegen mij: ‘Wat zeggen ze? Ik versta geen Engels.’
De begeleidster en de ober keken met open mond toe.
De vrijheidsstrijders namen een goeie slok en zeiden:
‘Er is een onverbrekelijke en historische band!’
‘Van fundamentele solidariteit!’
‘Tussen de onderdrukte massa's van Zuid-Afrika!’
‘En de arbeidersklasse van België!’
‘En van het werkende volk van Kopenhagen in het bijzonder!’
‘Genossen! Genossen!’ jammerde de begeleidster wanhopig, maar de vrijheidsstrijders stonden pal.