| |
| |
| |
August Willemsen
Portfolio/Het Rio de Janeiro van Machado de Assis in foto's van Sérgio Zalis
Mensen met romantische of realistische literatuuropvattingen, die een ordelijk verlopend chronologisch verhaal met begin, midden en eind willen lezen, mensen dus die vaak niet veel op hebben met het werk van schrijvers als de Braziliaan Machado de Assis (1839-1908), verwijten deze schrijver vaak een tekort aan beschrijving. Beschrijving van interieurs, kapsels, kleding, van de stad Rio de Janeiro, waar vrijwel al Machado's romans en verhalen zich afspelen. Dat verwijt is voor een deel terecht, maar getuigt niet van intelligent lezen. Machado was een ander soort schrijver. Hij deed eigenlijk een beetje als de Sofia uit Quincas Borba: hij ‘sloot de ogen om beter te zien’. Hij was meer geïnteresseerd in wat er achter de gevels der huizen school aan spanning tussen de mensen, en wat zich achter de gevels der gezichten afspeelde aan onbegrijpelijks in de kronkels van de hersenen. Door de kronkels van Rio de Janeiro dwalen voortdurend zijn personages, en daarmee is Rio, al ontbreken beschrijvingen in de traditionele zin, het meest aanwezige personage in Machado's werk.
Hoe de simpele vermelding van straatnamen een stadssfeer, en in die stad de sfeer van een wijk kan bepalen, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat Nescio's summier gewag van de Sarphatistraat in Amsterdam deze straat voor voorlopig eeuwig aan zijn naam geklonken heeft. Machado's personages (overigens net als die van Dostojevski) zien heel wat van hun stad, hetzij te voet of per rijtuig. Hele wandelroutes zijn nog te traceren, alleen dragen de straten vaak andere namen en zien ze er vaak anders uit. Het Lissabon van Fernando Pessoa staat er nog vrijwel intact, het Rio van Machado niet. Eén reden is het klimaat. Vocht en hitte, plantjes en beestjes, vermolmen elk huis vóór het honderd jaar oud is, tenzij het met bijzondere zorg in stand gehouden wordt. En daar ligt de tweede reden. Lissabon is ‘Oude Wereld’, Rio is ‘Nieuwe Wereld’. Het verleden staat er niet in zo hoog aanzien als ‘bij ons’. Van dat instandhouden komt vaak niet zo veel. Én er is de economie, kwesties van grondprijs en dergelijke, waar ik geen verstand van heb, maar die te maken schijnen te hebben met de gewoonte het oude te slopen en er iets nieuws en hoogs voor in de plaats te zetten.
Dus geen Rio van Machado? Sérgio Zalis is bezig de gangen van Machado's personages na te gaan. Van de grote fotoreportage die daarvan het resultaat moet zijn is dit een bescheiden voorproef. Ik geloof dat Sérgio een tweeledig doel beoogt - wat hier niet hetzelfde is als hinken op twee gedachten. Er is het aspect dat verwoord wordt door het onvertaalbare Braziliaanse gezegde Quem te viu, quem te vê..., letterlijk: ‘Wie je ooit gezien heeft, wie je nu ziet...’ Bedoeld is hiermee de situatie van een ontmoeting, na lange tijd, met iemand van eertijds eclatante schoonheid, die nu tot deerniswekkend verval blijkt te zijn geraakt. Zo'n ontmoeting gaat gepaard met gevoelens van saudade: verlangen, treurnis, weemoed, vaak komt er ook liefde en alcohol aan te pas, enfin, u kent die gevoelens, en zo niet, des te beter voor u. Maar toch (en dat is het tweede aspect), iets van dat vroegere is gebleven. In dit verval moet nog iets aanwezig zijn van de toenmalige schoonheid, van de sfeer die deze zelfde persoon in en om zich had en heeft. Dát laten de foto's van Sérgio zien: het vergane en het geblevene van het Rio van Machado.
In Rio is sinds Machado veel veranderd. Niet alleen het stadsbeeld, zelfs delen van de natuur. Stranden zijn vervangen door kaden, steen uit de bergen werd in de baai gestort om wegen en een vliegveld aan te leggen, door de
| |
| |
bergen werden tunnels geboord, over de baai spant zich een brug, het Suikerbrood heeft een kabelbaantje gekregen, maar net zoals Amsterdam (waar toch veel bewaard is gebleven) niet meer het Amsterdam van Jacob Olie is, of zelfs maar van Cas Oorthuys, en desondanks zijn onverwisselbaar karakter heeft behouden, zo waart in Rio (waar veel méér veranderd is) toch nog de geest van Machado de Assis - of van zijn personages. Een strand van Saco do Alferes is er niet meer, op die plaats lopen nu twee snelwegen: een beganegrondse en een bovengrondse. Maar op opengebleven (of opengevallen) stukjes strand liggen nog steeds roeiboten, er spelen, en werken, kinderen, en het zicht op de horizon zal nauwelijks veranderd zijn. De Engelse begraafplaats, niet ver daarvandaan, zal zelfs helemaal niets veranderd zijn. En in dezelfde wijk, Gamboa, staan nog steeds huisjes die beantwoorden aan de beschrijving van het rendez-vous-huis van Virgília en Brás Cubas. Tijuca is het rustoord gebleven voor de door stress geplaagde inwoner van Rio; het strand van Flamengo is een ander strand van Flamengo, er raast verkeer over een vierdubbele snelweg, er staat een vliegtuigje uit de eerste wereldoorlog, er wordt gevoetbald en gevolleybald - en aan de waterkant verliefd gedroomd. Santa Teresa, tegen de helling aangebouwd die naar Rio's hoogste berg, de Corcovado, leidt, is, waarschijnlijk vanwege die steilte, gespaard gebleven voor sloop en hoogbouw (niet voor criminaliteit) en biedt nog dezelfde vergezichten als aan Sofia en Rubiao. Bijzondere vermelding verdient de Rua das Laranjeiras, die van het Largo do Machado, in Botafogo, omhoog kronkelt naar Cosme Velho (waar Machado de laatste vierentwintig jaar van zijn leven heeft gewoond), naar het trammetje dat de toerist naar de Christus op de Corcovado brengt en naar tunnels die toegang bieden naar andere stadswijken. De straat is uiteraard geplaveid en zelfs Theocritus' schaduw zal intussen de geest gegeven
hebben, maar voor het overige beantwoordt de straat geheel aan Machado's beschrijving. Geheel? In veelvoud. En ik kan het weten. In 1984 en 1985 heb ik, bij mijn vriend Vavá, gelogeerd in Cosme Velho, ter hoogte van waar het huis van Machado moet hebben gestaan, en onderaan, in een bocht van de Rua das Laranjeiras, bevond zich het in kleine kring beroemde ‘gele café’ waar ik 's avonds placht uit te rusten van de dagelijkse cultuur. Bij mijn laatste bezoek aan Rio, in 1987, wilden Vavá en Sérgio eindelijk wel eens weten wat nu dat geheimzinnige café was. We gingen erheen, maar ach, ik zei het al, in Brazilië wordt het bestaande niet erg gekoesterd: er stond een Mac Donald's.
| |
Personalia
Sérgio Zalis, op 19 augustus 1955 geboren in Buenos Aires, Braziliaan van nationaliteit, beëindigde zijn studie fotografie aan de ‘Hadassa Community College’ te Jeruzalem, in 1980, en studeerde van 1981 tot 1983 aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten, faculteit visuele communicatie, te Amsterdam. Zijn eindwerkstuk aldaar bestond uit een fotoboek bij en over 20 gedichten van Carlos Drummond de Andrade (1902-1987), met vertalingen van August Willemsen. In Israël kreeg Sérgio Zalis de ‘Hazel Greenwall Prize’, in 1980, voor zijn gedocumenteerde fotoproject over het ‘Mamilla Quarter’ in Jeruzalem. Later maakte hij, in opdracht van het Diaspora Museum in Tel Aviv, een fotoproject over de joodse kolonisatie in Zuid-Brazilië en in het Amazone-gebied. Sinds zijn terugkeer in Brazilië, 1983, is hij in Rio de Janeiro werkzaam geweest als fotograaf bij diverse dag- en weekbladen; sinds 1986 runt hij, in het in bovenstaande artikel vermelde huis in Cosme Velho, Rio, een foto-agentschap met publikaties in diverse periodieken binnen en buiten Brazilië.
| |
Verantwoording
De teksten bij de foto's zijn ontleend aan de bij De Arbeiderspers verschenen uitgaven van Machado de Assis, in vertaling van August Willemsen, uitgezonderd het laatste citaat, dat een fragment is uit een kranteartikel van 15 september 1876.
| |
| |
| |
| |
Inmiddels ging het strand er anders uitzien. Het maakte de bocht naar Saco do Alferes, en de huizen aan de zeekant kwamen in zicht. Nu en dan waxen het geen huizen, maar roeiboten, vastgetrokken in het slib, of ondersteboven op het droge. Naast een van die roeiboten zag hij jongetjes spelen.
Quincas Borba
| |
| |
Hij ging nog lange tijd te voet verder, voorbij Saco do Alferes, voorbij Gamboa, bleef even staan voor de Engelse begraafplaats, met zijn oude grafmonumenten heuvelopwaarts, en kwam ten slotte bij Saúde.
Hij zag smalle straatjes, andere die steil omhoog liepen, op elkaar gedrongen huisjes in de verte en op de top van de heuvels, stegen, veel oude huizen, sommige nog uit de tijd van de koning, aangevreten, gebarsten, verbrokkeld, het kalkwerk besmeurd en het leven daar binnen. En dat alles wekte in hem een zeker heimwee op...
Quincas Borba
| |
| |
Keren wij terug tot het huisje. Je zou er nu niet meer in kunnen, nieuwsgierige lezer; nadat het oud, zwart en bouwvallig was geworden, liet de eigenaar het slopen om het te vervangen door een ander, drie maal zo groot, maar ik zweer je: veel kleiner clan het eerste. De wereld was te eng voor Alexander; voor de zwaluwen is een stuk dakgoot de oneindigheid.
Posthume herinneringen van Brás Cubas
| |
| |
Oei! Daar schoot mijn pen bijna uit naar het pompeuze. Laten we eenvoudig blijven, zoals ook het leven eenvoudig was dat ik leidde in Tijuca, gedurende de eerste weken na de dood van mijn moeder.
Posthume herinneringen van Brás Cubas
| |
| |
‘Ik was er; ik liep langs het Catete, al vrij laat, toen ik het idee kreeg naar het strand van Flamengo te gaan. Het was een heldere nacht; bijna een uur heb ik daar gestaan, tussen de zee en uw huis. Ik wed dat u niet van mij droomde. En toch kon ik u bijna horen ademen.’
Quincas Borba
| |
| |
Palha kuste haar schouder; zij glimlachte, zonder irritatie, zonder hoofdpijn, in tegenstelling tot die nacht in Santa Teresa, toen ze haar man vertelde van de brutaliteiten van Rubião. Dat komt omdat heuvels ongezond zijn, en strand gezond.
De volgende dag werd Sofia vroeg wakker, bij het getjilp van de vogeltjes in huis, die haar een boodschap van iemand leken te brengen. Ze bleef in bed liggen en sloot de ogen, om beter te zien.
Quincas Borba
| |
| |
Misschien zijn mijn lezers even veeleisend als de bewoners van de Rua das Laranjeiras (Straat der Sinaasappelbomen), die om het hardst roepen dat hij geplaveid moet worden, alsof het niet genoeg is te wonen in een straat met een zo poëtische naam.
Toegegeven, wanneer het regent is de straat slechts weinig minder modderig dan ongeacht welk moeras in Paraguay. Ook is het waar dat twee personen die elkaar dringend iets moeten mededelen, van Cosme Velho tot aan het Largo do Machado de straat af kunnen lopen, elk aan zijn kant, zonder kans te zien de straat over te steken.
Ten slotte lijdt het geen twijfel dat uitstappen uit de tram, waar dan ook in diezelfde straat, een onderneming is die slechts te vergelijken is met de oversteek van de Rode Zee, die daar trouwens zwart is.
Dat is allemaal waar. Maar daartegenover: welk een mooie naam! Sinaasappelbomen! Dat doet denken aan Napels; het heeft iets idyllisch; de schaduw van Teocritus moet daar ongetwijfeld rondwaren.
|
|