Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Lenze L. Bouwers Gedichten Puber De felle merrie vecht voor haar bestaan; acht man met touw drijven haar naar één punt, de wagen veevervoer. Ze weet: je kunt seizoenen nooit slim ontwijken, ze slaan je wreedaardig tam. Kop er tegen aan, dorgroen lokt de ruimte; het hart bonst, gunt zich risico's. Opnieuw een aanval, stunt- krakkemikkig die mensen op haar baan. Ze staat voor het raam, ziet hoe alles sterft. Haar lichaam dertien maanden volle maan. De jongens kun je met een smoes ontlopen. De spiegel is glashelder, ogen open. Idolenfoto's spreken niet meer aan. Ze heeft de kamerwanden wit geverfd. [pagina 63] [p. 63] Mens/mens Ga staan. Plaats de ruggen tegen elkaar. Denk na. De armen gestrekt laten hangen. Hakken tegen hakken. Weer het verlangen. Tussen gedachten zitten plukjes haar. De kuiten vormen per persoon een paar. Schouderbotten zijn knokiger dan wangen. Nog even volhouden, zo gaat de waar- heid door je lichaam stromen. Wandelgangen. Laat je nu van de andere kant zien. Altijd zijn daar weer die tastende ogen, hoewel, de kin daar zit beweging in. Niet uit de diepte, je loopt al gebogen. Niet uit de hoogte, verticaal stramien. Zeg maar zacht je complete eenwoordszin. Wiegedood Verkleinwoord. Bloemenmandje. Vlinderstruik. Paradijsvogels aan de wand. Blauw water neuriet een slaapliedje. Klankrijk gesnater: stil, linker- of rechterwang, op de buik. Voel maar dichtbij, moeder, een warme kruik. Kinderboerderij, een lammetje blaat er. Vandaag wordt het vast niet vroeger of later. De babykrul is alles wat ik ruik. En vader kent de volhardende vorst, timmerde stevig een hardhouten luik. Het nestje dat hij construeerde staat er. Buiten wacht een visvijver zonder fuik. Maar toen het niet meer huilde van de dorst vond men het zo angstig stil. In Grafhorst. [pagina 64] [p. 64] Nachtgezicht De stalen deur gaat vanzelf open, aan haken daalt een glazenwasserstrap: het besluit om voorzichtig te gaan lopen wordt pas genomen met de eerste stap. Landing? Ruimtevrees. Dokumentenmap kloppend op m'n huid. Wat nog valt te hopen ligt aan m'n voeten. Een komediegrap? Maar zonder parachute. Afgeschoten. De eerste stang zit vrij dicht bij de tree die smal en rond is en voorover stort ik niet omdat ik als een aap kan hangen. De volgende steun schijnt op factor twee en daarna vier totdat m'n lengte kort van stuk is. Wakker naar de grond verlangen. Meerdimensionaal Zwarte bessen plukken. Alleen de plek is anders. Tijd en ruimte zijn gelijk. Heerlijk en fris zoals de vrucht. De nek net iets verrekt maar toch binnen bereik. Moeder was ginds druk doende met de wek. Hier ben ik zonnig creatuurlijk rijk. Het klopt echt: wat er wijzigt is de stek, de wolken staan al eeuwen zo te kijk. Alleen, ik sta hier nu alleen en jaren brengen haar lok in de keuken niet dicht - heel dichtbij. Zwijg over theedoek en zeef. Het sap vertelt misschien meer van het licht dan haar stem. Wie de nacht dood wil verklaren heeft mijn zegen. Proost bij de heildronk: leef! Vorige Volgende