Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] J. Eijkelboom Twee gedichten De schrale man langs de kant Soms baad ik in weelde van taal en speel wat, zelfs met verdriet. De schrale man langs de kant vervloekt dat, spreekt van zelfbehagen. Hij hoort niet, ziet niet, voelt ook niet hoe goed zo'n bad kon zijn na alle kille plagen waarmee een norse god je lang geteisterd had. En trouwens, man, ook jij doopt soms een teen in 't nat, brengt daar verslag van uit in dorre verzen eer je de klok weer prikt bij 't handelsblad. [pagina 65] [p. 65] These trees stand... Deze bomen staan uiterst hoog onder de lucht. Terwijl zij staan, doorkruisen als ik loop de sterren de stijle hemelgolf die hun takken karteren. Al slaan minnaars voor elkaar op de vlucht en zijn beschavingen gedoemd te sterven, hier wandelt Snodgrass door het universum. Ik kan geen wereld om jouw huis doen draaien. Maar zie die maan. Denk hoe de nachtzuster haar ronde doet en, mild reflecterend, haar zaklamp op haar bloes doet stralen. Je naam staat borg, in liefde of in verzen; hier wandelt Snodgrass door het universum. Je naam is dwaas, als sperma wonderbaarlijk en net zo resoluut. Al word je niet betrokken bij iets buiten jezelf, je blijft toch de poëet! Onstuitbaar waaieren atomen, bepalen zelf hun lot, vormen Lucinda's rokken. Zij is 't niet die voor jou beslist. Als je dat weet, hoe sterk en tastbaar wordt jouw firmament. Al wordt de wereld slagveld of nog erger, kom, veeg je bril af aan je overhemd: hier wandelt Snodgrass door het universum. (naar W.D. Snodgrass) Vorige Volgende