Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Anton Korteweg Zes kwatrijnen Straatorgelpop. Als zij aan 't draaien slaat, word ik tot een hortende pirouette bewogen en toon ik me in al mijn onbeholpen gratie. Ik wacht maar tot het eindelijk overgaat. ■ Hoe kan ik langer nog met je bestaan? Wat eens mijn lenden zacht liet branden, verwerd tot inspanningsverplichting, te kwader ure aangegaan. ■ IJsmuts op. Langs de Vliet. Aldaar twee zwanen gezien, in ijs gevat. Ze dreven samen hun water nog een tijdje langer nat. Een beeld dus. Goddank wist ik niet van wat. ■ Ik moest de Hema in. Voor vruchtentaart. Goed en goedkoop. Want junior verjaart. Als je nou kijkt wat daar los loopt aan vrouw, dan wil je wel naar huis. Naar die van jou. ■ [pagina 44] [p. 44] Het is geen vogel. Enkel latjes en papier. De jongen haalt en viert naar het hem uitkomt. Het touw waaraan ik stijg is ook mijn band. Ik blijf, hoe ver ook, altijd in je hand. ■ O, ver van me vandaan eens aan te spoelen op een strand en dat geen kerend tijd nog helpen kon. Niet meer dan massa zijn en traan. Vorige Volgende