tijdschriften, waarvan Vlaanderen rijkelijk is voorzien. Daarna volgden de literaire wedstrijden, maar toen ik de eerste waaraan ik deelnam, nl. die van Initiatief (Antwerpen), ook won, was het spannende ervan af.
Enkele weken later lanceerde Herman de Coninck mij in het grote circuit met ‘De Macht van het Getal’ in het aprilnummer van het nwt.
Tijd dus om een bundel samen te stellen. Onder de titel De Macht van het Getal verstuurde ik hem naar 10 uitgeverijen, 8 Nederlandse en 2 Vlaamse. Van die 10 reageerden er 5 in min of meer hevige mate positief. Ik koos voor en tekende bij Manteau-Antwerpen. De bundel, waarvan het eerstvolgend nummer van Kreatief een voorpublicatie bevat, zal in maart '88 verschijnen. Ondertussen voltooide ik ook mijn eerste roman De Afstand der Dingen, die door mijn uitgever nog in '88 bovenop mijn verhalenbundel zal worden gegooid.
Ten slotte neem ik deel aan een in oktober '87 te verschijnen verzamelbundel erotische verhalen, gepleegd door de jonge auteurs rond het Antwerpse tijdschrift Initiatief. Titel van de bundel: Vieze Oude Mannetjes, een repliek op Mooie Jonge Goden.
Hiermee hoop ik u redenen genoeg te hebben bezorgd om mijn verhaal ‘Het Kowalski-effect’, dat ik hier bijvoeg, met meer dan gewone belangstelling te lezen. Het is een van mijn langere verhalen, maar het illustreert naar mijn gevoel voortreffelijk de vreemde mengelmoes van filosofische, fantastische, wetenschappelijke en narratieve elementen die voor mijn verhalen kenmerkend zijn. Ik durf u voorstellen het verhaal bij wijze van aankondiging van mijn debuut in een van de volgende nummers van Maatstaf op te nemen - als het u bevalt, vanzelfsprekend.
In verband met het ‘Vlaamse Borges’ van De Coninck, nog dit: voor mij is het duidelijk dat die oorverdovende kwalificatie niet zozeer betrekking had op het in het nwt gepubliceerde verhaal - dat bevatte immers niet zo veel Borgesiaanse karakteristieken - dan wel op het geheel van mijn werk. De verhalen die De Coninck van mij gelezen had, waren inderdaad allemaal nogal ‘verbeeldingrijk, opvallend on-Vlaams en gebouwd op een fikse Borgesiaanse plot’ (citaat uit begeleidende brief van De Coninck).
Toch besef ik wel dat zulk epitheton bij mijn komend debuut - als het niet ijzersterk is - voor critici een uitnodiging zal zijn mij plat op de buik te doen gaan. Ik vertrouw dus maar op de feeling van mijn uitgever die er blijkbaar nogal gerust in is dat het epitheton geen hyperbool is.
Ten slotte signaleer ik u nog dat ik ook voorpublicaties nastreef in andere Nederlandse tijdschriften, o.m. De Gids, Bzzlletin, Revisor, omdat ik tot nog toe vanuit Nederland erg interessante reacties op mijn werk kreeg (o.m. van de uitgeverij Bert Bakker, u wellicht niet onbekend) en omdat ik niet