Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 59] [p. 59] Anton Ent Vier gedichten Je rook de warme zwarte teer Je rook de warme zwarte teer en kroop bij mij in bed. Je zweeg en keek. Je hand raakte mijn wang, meer niet. Je luisterde aandachtig, bewoog ternauwernood, wachtte op de morgen. We lagen daar kapot en stom Dood was mijn moeder, was ze vermoord? Heb ik haar laatste woorden niet gehoord? Je bleef die nacht en klom bij mij aan boord Je verwijt dat ik doortastend streel Je verwijt dat ik doortastend streel Eens vroeg je, de kin geheven, toen ik onder maritieme kleding woorden zocht: moet ik de meester taalles geven? Voorzichtig beet ik in je hete keel Je lach klonk hoog. Je hebt zo vaak gesmeekt: zwijg, tref me intiem, raak me waar ik naar het absolute neig [pagina 60] [p. 60] Ik ben geen christus meer Ik ben geen christus meer, jij bent geen hoer Wat ervan komt, geen mallemoer kan het me schelen, geen maatstaf en geen poëzie: we gaan de dichtkunst zelf beleven. Je vest door mij zo mooi beschreven raak ik nu aan: mirjam en meester om het even Misschien ben ik nu opgestaan en wil je levend water geven. Ontvang, neem aan Het spel van witte man Het spel van witte man en zwarte vrouw heb je gestaakt uit vrees voor publikatie In ieder woord heb ik me blootgelegd Ben ik voor jou de dood flink ingegaan om nu weer dom en angstig op te staan? Jaar en dag heb ik je geselend gezegd dat je door en in mij blitsend overleeft zodra je knielt en mij de zalfbus geeft Vorige Volgende