Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Petra Kottman Twee gedichten Lopende band Ze zegt: ‘Ik laat mijn haar knippen vanavond.’ (Ze is na zessen vrij.) In de cadans van mijn verslaafde handen, in de dans van bitterkoek en band, knik ik beamend. Ik vraag: ‘Door iemand die je kent?’ Ze ademt ja aan mijn oor en pakt gelijk haar kans: ‘Mijn zus heeft een vriendin die kappen kan.’ Ze pakt zes koekjes in en lacht, verradend, ‘Mijn zusje is niet goed.’ (Ik denk: je zusje? Je vage ogen die op staren staan!) ‘Van de verkeerde kant. Dus lesbisch. Dus je houdt meer van vrouwen dan.’ Ik kijk haar aan. En voor mijn ogen wordt haar mond een kusje, terwijl de koekjes spoorloos verder gaan. [pagina 45] [p. 45] Bezoek Eén bank, twee stoelen en een tafel hurken hier in de gang, bij Haematologie. Ik kijk rond, of ik nog bekenden zie, en voel de droogte in mijn keelgat schurken. Achter de vloerenboeners sluipen Turken tussen de zusters door. Mijn fantasie maakt van elk zuchten een behaarde knie die opglijdt binnen engelwitte jurken. Nu gaan de deuren open. Weer een gang. Ik zie het meisje, ze probeert een pruik. Ik sta voor Eriks kamer. Ben niet bang. Hij ligt te slapen, stil herrijst zijn buik. Ik kus hem zachtjes op zijn koude wang. (Het is niet erg dat ik urine ruik.) Vorige Volgende