Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Rob Schouten Vier gedichten Hoofd Was ik, om te beginnen, hoofd der werklijkheid dan vloog met uiteraard terugwerkende kracht de slapeloze nacht eruit, waarin je staart en er niet uitkomt, het idee van een verleden doorboort en dat het nooit wordt wat je niet zelf vlooit. Te voorschijn stommelt het heelal en het weerkaatst, terwijl het nota bene pikkeduister is en je jezelf onzichtbaar waant, je inzicht maar. Aan bed gekluisterd in ontzaglijke gedachten... Iedereen heeft het, neem ik achteraf graag aan. Was ik, dan schreef ik een Neanderthaler voor of Bach de hele dag. Het eindige moet blijven; dat vind ik wel een nuttig, concreet onderscheid, want het is goed dat ik niet altijd of nooit ben. [pagina 41] [p. 41] On a pea Last night once more I lay upon the pea, brooding under the canopy, studded with stars beyond any idea, why should I be on it, why me? (Vannacht lag ik weer op de erwt te piekeren onder het baldakijn, zeer onbegrijpelijk besterd, waarom ik er zo nodig op moest zijn.) [pagina 42] [p. 42] Drs Faustus Een vrije dag, zijn ziel onder de arm, gaat doctorandus Faustus door de stad, zoekende wat hij meer wil dan slechts dat. Langs clubs in geblindeerde herenpanden en clowns in parken. Wil hij hier een ketting of daar het smalle pad naar het geluk? Veel ondergaan gaat hem slecht af. Voor straf moet hij meetellen: tegels, fontanellen op grachten en klokslagen om zijn kop. Uit rusteloosheid keert hij weer naar huis, volmaakt teleurgesteld, en leest een pil die hem opzettelijk van niets geneest. Dus weer de uitgeperste stad betreden. De mensheid, net gevoederd en ververst, pikt films en stommelt over promenades. ‘Nu gaat het komen,’ denkt hij, ‘alles is en wil ik weten, wat er ook niet mag.’ Maar elke toekomst heeft een snipperdag. Hij streeft nog even al zijn beetjes tegen tot het hoog tijd is en hij uitgeput zich ophangt of met ziel en al indut. [pagina 43] [p. 43] Last Volgens Montaigne maakt het niet veel uit en is het tijdverspilling. Ik geloof 'm wel, de wijze. Neemt niet weg: bij mij gaat het vaak anders toe en duisterder. Last van de verste levens kun je hebben, hoe ze het rooien, ergens neergesmeten, en dat je rug geen verrekijker is; terugzwaaien is er ook vast niet bij. Sterren, net zoiets, het voormalige, of, als het helemaal mis is, ‘was here’ gekrast tijdens het pissen: klare taal uit het heelal dat er waarschijnlijk heerst. ‘Vreemd ijlt geluk voorbij oneindig missen,’ maar nee, in een geschikt geboortehuis baart iemand mij nou juist, een kik en leven, even onwaar als wat ik niet bemerk. De klamste denkbeelden drijven me 's nachts uit bed, ik sidder van het platonisme, doelloze feiten treffen paradoxen, de geest ritst open en wordt dichtgetrokken etcetera... de hele poppenkast... maar even later wil ik het weer weten, de grote taaie raadsels om ons heen, en zit recht overeind, mijzelf tot last. Vorige Volgende