Maatstaf. Jaargang 34
(1986)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermdHendrik Henrichs
| |
[pagina 54]
| |
José Bergamín, de Russische communist Alexis Tolstoi en de Nederlandse katholiek Johan Brouwer. Bergamín maakte in een lang, subtiel vertoog onderscheid tussen de ‘Quichoteske’ eenzaamheid van het Spaanse volk en het ‘Hamleteske’ isolement van de moderne, van het volk vervreemde intellectueel. De strijd op leven en dood van het eenzame Spaanse volk was een strijd voor alle menselijke waarden, waarbij de intellectuelen zich moesten aansluiten. Al even enthousiast bezong Alexis Tolstoi de spontane volkscultuur die in Spanje net zo zou gaan bloeien als in de Sovjetunie, wanneer men tenminste niet zou verzuimen de Trotzkistische volksvijanden te vermorzelen.Ga naar eind3. Daar was men, op het ogenblik dat Tolstoi deze woorden sprak, overigens druk mee bezig. Na deze twee sprekers was de beurt aan Johan Brouwer. Hij richtte zich, na een in het Spaans uitgesproken inleiding, in het Frans tot het congres met de volgende woordenGa naar eind4.: ‘Gebruikmakend van een eer die mij eigenlijk niet toekomt, zou ik, alvorens mijn eigenlijke toespraak te beginnen, enige woorden in het Spaans willen spreken. Het feit dat ik mij bedien van de Spaanse taal is al symbolisch, want ik dank vrijwel de gehele vorming van mijn geest, en ik zou ook willen zeggen van mijn hart, aan het lezen van de Spaanse klassieken. Als ik mij dat mag veroorloven, zou ik mij graag een aangenomen zoon van Spanje willen noemen.’ Hier klonk, althans volgens één bron, applaus. ‘Juist doordat alles wat ik aan edels geleerd heb voortkomt uit de Spaanse cultuur, voel ik voor Spanje een diepe verering, alsof het mijn eigen moeder was. Toen ik hoorde dat er een misdadige opstand tegen het Spaanse volk was losgebarsten, had ik het gevoel dat men mijn moeder te lijf ging; er is geen rechtgeaard zoon die in een dergelijk geval niet, met ontblote borst, voor zijn moeder zou gaan staan om haar te verdedigen. Wie dit zou nalaten zou geen zoon van Spanje zijn, maar een bastaard, een zoon van een verbasterd ras.’ Na deze woorden verhieven de congressisten zich van hun zetels en brachten de spreker een warme ovatie. Vervolgens kwam Brouwer tot zijn eigenlijke betoog, dat hij in het Frans hield: ‘Er is, kameraden, iets symbolisch in de gehele wereldgeschiedenis en dat is: op elk beslissend moment, op alle cruciale punten van de geschiedenis, is plotseling Spanje opgekomen als grote leidende idee. Ik zou misbruik maken van uw tijd als ik nu die transcendentale momenten uit de geschiedenis zou opsommen waarin Spanje, zoals ook nu weer, verschenen is om allen die hun ogen open hebben te wijzen op de menselijke problemen, en hen de weg aan te geven die ze moeten volgen.’Ga naar eind5. ‘Het Spanje van heden, dit edele Spaanse volk dat ter wille van de vrijheid en de menselijke waardigheid in de loopgraven sterft en dikwijls met slechts een mes in de hand strijdt tegen mitrailleurs en vliegtuigen, dit Spaanse volk zelf toont ons wat vandaag onze plicht is. Dat is iets heel eenvoudigs: oprecht te zijn, niet te transigeren, déze historische waarheid te erkennen: men is hier bezig de menselijke waardigheid te vernietigen om er de barbarij voor in de plaats te stellen.’ ‘En als men mij op dit ogenblik in mijn land verwijt dat ik, als katholiek schrijver, de zaak van de Spaanse regering verdedig, als men mij daarom beschouwt als een ketter en mij uit de christelijke gemeenschap wil buitensluiten, dan zal ik mij op slechts één reden beroepen: op Jezus Christus, zoon van een timmerman, zoon van een landbouwer, die, opgeofferd door de priesterkaste en door de militairen, ons wist te doordrenken van de werkelijke Christelijke geest die ons beveelt te doen wat ik hier doe: aan de zijde van het Spaanse volk te staan, het meest Christelijke volk dat er bestaat.’ Hier volgde een langdurige ovatie. ‘Ik zou hieraan iets willen toevoegen, kameraden. Ik heb hier mijn grote vriend Bergamín ontmoet, die ik beschouw als mijn tweelingbroeder die, op een voor Holland beslissend ogenblik, toen hij zijn lezing hield over “Don Quichote aan de poorten van de hel”, wist te getuigen van ware Christelijkheid en aan ons, jonge katholieken in Holland, de gedragslijn gaf die we moesten volgen.’ ‘Ten slotte, voor ik mijn lezing beëindig, vraag ik me nog eens af: “Wat heb ik gedaan?” Dit: ik heb de wettige zaak van Spanje verdedigd. Welnu, als dat reden is mij te beschuldigen van linkse gezindheid, dan bevestig ik | |
[pagina 55]
| |
trots dat ik, evenals Jezus Christus en mijn broeder Bergamín, geheel en al ter linkerzijde sta. Hier sta ik, om de zaak van het edele Spaanse volk te dienen!’ Ongetwijfeld leidden deze laatste woorden van Brouwer opnieuw tot een stormachtig applaus. Dat een buitenlands schrijver, die zich nadrukkelijk katholiek noemde, zich zo sterk vereenzelvigde met de zaak van het Spaanse volk en met de linkse zaak in het algemeen, paste goed in het streven van de republikeinse en communistische propaganda, dat erop gericht was in Spanje en in Europa een breed, democratisch verzet tegen het fascisme tot stand te brengen. Zoals bekend voerden de communistische partijen sinds 1935 een politiek van samenwerking met sociaaldemocratische en liberale partijen die in Frankrijk en Spanje in 1936 leidde tot een Volksfrontregering. Brouwers enthousiasme voor Spanje en voor het Spaanse volk was oprecht, en hij was ervan overtuigd dat hij met zijn gloedvolle woorden een goede zaak diende. Op het eerste gezicht lijkt deze toespraak, gericht tot de internationale antifascistische schrijvers, dan ook het hoogtepunt van Brouwers engagement met links. Nooit heeft hij zich, voor of na het congres, zó duidelijk uitgesproken over zijn politieke opstelling. Men had dus in linkse en republikeinse kringen in Spanje reden om tevreden te zijn met deze betuiging van solidariteit, voor een deel afgelegd in vlekkeloos klassiek Spaans door een katholieke Nederlandse schrijver en Spanjekenner. Wat de op het congres aanwezige schrijvers en andere toehoorders niet konden weten, was dat deze toespraak een hoogst belangrijke gebeurtenis vormde in Brouwers persoonlijke leven. Hoe belangrijk zijn optreden voor hemzelf was, zal blijken uit de hierna volgende vergelijking van elementen uit de rede met aspecten van Brouwers biografie. Johan Brouwer vond zijn betuiging van solidariteit met de goede zaak zelfs zó belangrijk, dat hij het op enkele punten minder nauw nam met de feiten. Naar welke feiten uit zijn biografie bevat de rede verwijzingen? Ten eerste is er de vorm van de rede. Brouwer was niet gewoon om zijn gehoor aan te spreken met ‘kameraden’ - dat hij dat op het congres wel deed hangt natuurlijk samen met de communistische ambiance op het congres, evenals de veelvuldige verwijzingen naar het ‘volk’, die verderop nog aan de orde zullen komen. Maar als we in plaats van ‘kameraden’ even lezen ‘gemeente’, of liever nog ‘broeders’, dan wordt duidelijk wat Brouwer in Valencia deed: hij hield een preek. Daartoe was hij sinds 1917 bevoegd, nadat hij als aspirant-zendeling het examen voor hulpprediker had afgelegd ten overstaan van een commissie van de Nederlandse Hervormde Kerk. Brouwers opleiding tot zendeling was van 1911 tot 1919 bekostigd door de Gereformeerde Zendingsbond, een genootschap dat aansloot bij de opvattingen van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Die opvattingen kunnen hier worden gekenmerkt als orthodox-hervormd. Pas in 1934 was Brouwer katholiek herdoopt, maar het is heel goed mogelijk dat hij de gereformeerde ‘broeders’ ook daarna niet was vergeten. De toon en de inhoud van Brouwers ‘preek’ in Valencia doen sterk denken aan zijn gereformeerde verleden en aan de bevindelijke invloed die hij had ondergaan. Hij gebruikt de beelden ‘hoofd’ en daartegenover ‘hart’, ‘zoon’ en ‘moeder’, en hij beroept zich vervolgens op het voorbeeld van Jezus Christus. Hij eindigt met een vergelijking van zichzelf met Bergamín, niet zomaar een broeder maar een ‘tweelingbroeder’, en hij vergelijkt zich dan nog eens met niemand minder dan Christus zelf. In zijn ‘hier sta ik’ zouden we tenslotte een echo van het beroemde woord van Maarten Luther kunnen vermoeden. Over de orthodoxie van sommige elementen van deze preek zou men zijn bedenkingen kunnen hebben - zulke bedenkingen had de Gereformeerde Bond in 1917 al tegen Brouwers preken gekoesterd - maar om dat soort bezwaren bekommerde Brouwer zich in 1937 niet: hij was niet meer hervormd, ook door de katholieken in zijn eigen land werd hij als een ‘ketter’ beschouwd en nu sprak hij, in Valencia, voor communisten en andere linkse ‘kameraden’. De linkse kameraden zullen wel vreemd hebben opgekeken van Brouwers onthullingen over het Spaanse volk, een tweede element in zijn toespraak dat pas begrijpelijk wordt tegen de achtergrond van kennis over Brouwers leven en werk. Zouden veel in Valencia aanwezige | |
[pagina 56]
| |
schrijvers, arbeiders, soldaten en boeren het met Brouwer eens zijn geweest dat het Spaanse volk ‘het meest christelijke is dat er bestaat’? Hier gaf Brouwer toch duidelijk een heel eigen inhoud aan de idealisering van het Spaanse volk, en zijn idealisering van dat volk ging ook veel verder dan die van zijn ‘broeder’ Bergamín, de oprichter van het tijdschrift Cruz y raya. Rond dit tijdschrift hadden zich sinds 1933 linkse katholieke schrijvers verzameld, die in de Burgeroorlog belangrijke taken kregen: katholieken die zich verzetten tegen het standpunt van de Spaanse kerk, die de opstand steunde, waren zeldzaam. Zo verdedigde Bergamín als katholiek de republikeinse zaak onder andere in Nederland, en zo werd een andere schrijver uit de Cruz y raya-groep, J.M. de Semprun y Gurrea, begin 1937 benoemd tot zaakgelastigde van de Republiek in 's-Gravenhage.Ga naar eind6. Het begrip ‘volk’, al sinds de negentiende eeuw een vergaarbak van de meest uiteenlopende romantische en nationalistische illusies, had in de context van de Spaanse Burgeroorlog een duidelijk politieke betekenis. Zoals de rechtse opstandelingen hun propaganda voerden onder de ideologische banier van een ‘kruistocht tegen het communisme’, zo stond in de linkse en republikeinse propaganda het begrip ‘volk’ hoog in het vaandel.Ga naar eind7. Hierbij moet wel bedacht worden dat, terwijl de rechtse ‘kruistocht’ weinig méér opleverde dan terreur en bloedbaden, de strijd voor het ‘volk’ niet alleen maar bloedige gevolgen had: op het grondgebied van de Spaanse Republiek werd gedurende de Burgeroorlog ernst gemaakt met zaken als landhervorming, alfabetisering, gezondheidszorg, kortom: verheffing van de tot dusverre in erbarmelijke omstandigheden levende arbeidersklasse. Hoewel Brouwer zelf afkomstig was uit de arbeidersklasse - zijn vader was arbeider op de werf van Wilton in Rotterdam geweest - en hoewel hij zich vergeleek met Jezus Christus, ‘zoon van een timmerman, zoon van een landbouwer’, spreekt er uit zijn woorden een vrij ongebruikelijke opvatting van het begrip ‘volk’. De meesten van zijn toehoorders zullen bij het woord volk aan de arme land- en industriearbeiders hebben gedacht, die op politiek, sociaal en economisch gebied hun belangen wilden laten gelden. Voor Brouwer was het Spaanse volk echter geen economische, sociale of politieke belangengroep, maar een bijna mystieke entiteit die voor hem essentiële culturele waarden belichaamde. Al vanaf het begin van de jaren dertig, toen hij zich voor Spanje begon te interesseren, was bij hem de overtuiging gegroeid dat de Spaanse cultuur en het Spaanse volk een vitale kracht behouden hadden die in de rest van Europa verloren was gegaan. Die kracht had te maken met de traditionele trots van het Spaanse volk zoals die kon worden waargenomen bij de armste boer of bedelaar, maar ook met een aangeboren religieuze aanleg en de ‘eeuwigheidsbehoefte’ van het volk van Spanje. In Brouwers ogen stond het armoedig levende, maar onbedorven Spaanse volk tegenover de in Europa snel om zich heengrijpende ‘opstand der horden’, de massa der arbeiders en bourgeois voor wie de religie steeds minder, en materiële welvaart steeds meer ging betekenen.Ga naar eind8. Bij nader inzien blijkt dus dat Brouwer met zijn ‘volk’ vooral de nog niet door het moderne, Westeuropese materialisme aangetaste boerenbevolking van Spanje op het oog had, bij wie van oudsher, zeker in sommige streken van Spanje, een sterk katholicisme leefde. Vaak maakten die vanouds katholieke landstreken, zoals bij voorbeeld Oud-Castilië, dan ook al vanaf het begin van de Burgeroorlog deel uit van het opstandige gebied! In de grote steden in het republikeinse gebied was het geloofsleven, voor zover het niet vervolgd werd, aanzienlijk minder belangrijk. Katholieke schrijvers als Bergamín en Semprún erkenden de realiteit van de ontkerkelijking die het moderniseringsproces in Spanje had teweeggebracht, al wilden ze zich er tegen verzetten. Brouwer gaf er, in zijn toespraak in Valencia en in zijn overige geschriften, weinig blijk van dat hij zich had verdiept in de werkelijkheid van de ontkerkelijking in Spanje. Brouwers bijzondere belangstelling voor het Spaanse volk hangt samen met een derde element uit zijn rede dat vergeleken kan worden met de biografische feiten. In zijn rede deed hij het voorkomen of hij, dadelijk nadat hij had gehoord dat er tegen het Spaanse volk ‘een misdadige opstand’ was losgebarsten, de zijde van de Republiek en het volk had gekozen. In werkelijkheid was hij in juli 1936 nog zó sterk in de | |
[pagina 57]
| |
ban van zijn felle katholieke geloof geweest, dat hij had gesympathiseerd met de doelstellingen van de opstandelingen. Eén van die doelstellingen was geweest het herstel van de katholieke kerk als geestelijk leidster van de Spaanse maatschappij. In augustus 1936 had Brouwer rondgereisd in het opstandige gebied en gedurende deze reis was zijn aanvankelijke enthousiasme voor de opstand omgeslagen in een afkeer voor de wrede vervolging van alle zogenaamde ‘roden’. Pas vanaf eind 1936 had hij zich openlijk uitgesproken vóór de Republiek en deze solidariteit uitte zich het duidelijkst in zijn toespraak tot het schrijverscongres.Ga naar eind9. Een vierde element uit de toespraak dat van een biografische kanttekening kan worden voorzien is Brouwers pathetische wijze van spreken over Spanje als zijn ‘moeder’, die aangevallen wordt en die hij ‘met ontblote borst’ wil beschermen. Een zoon die dit zou nalaten moest volgens Brouwer een ‘bastaard’ genoemd worden. Nu klinken dergelijke uitspraken in het Spaans waarschijnlijk wat minder pathetisch dan in het Nederlands, maar toch lijkt het alsof Brouwer, misschien onbewust, iets wilde verbergen. Ten eerste was dat, zoals we al hebben gezien, het feit dat hij zich niet van meet af aan had gekeerd tegen de misdadige opstand, maar de zware nadruk die Brouwer legt op het begrip ‘moeder’ zou ook samen kunnen hangen met een andere omstandigheid uit Brouwers verleden. In 1922 was Brouwer betrokken geweest bij een moord, waarvoor hij tot acht jaar gevangenisstraf was veroordeeld. De precieze toedracht van dit voorval doet hier niet terzake, maar van belang is wel dat Brouwer tegenover zijn psychiater en ook op de rechtszitting te kennen gaf dat hij een moord had willen plegen om zijn geweten op de proef te stellen. Vanaf eind 1918 had hij te kampen gehad met een in hevigheid toenemende geloofscrisis, die mede was veroorzaakt door het lezen van auteurs als Nietzsche en Dostojefski. Zoals de student Raskolnikof in Dostojefski's Schuld en boete een oude woekeraarster het leven beneemt, zo had ook de student Brouwer gespeeld met de gedachte iemand te doden, bijvoorbeeld een willekeurige medereiziger in de trein of... zijn moeder.Ga naar eind10. Uiteindelijk had hij iemand anders als slachtoffer uitgekozen, een persoon die qua ‘verdorvenheid’ inderdaad dichter bij Dostojefski's woekeraarster stond. Brouwer had, voor zover bekend, een grote verering voor zijn moeder, evenals hij een oprechte bewondering koesterde voor Spanje, zijn ‘geestelijke moeder’. Toch kan het bijna niet anders of hij moet in Valencia, sprekend over de verdediging van zijn geestelijke moeder, gedacht hebben aan de dodelijke aanval die hij, al was het maar in gedachten, ooit tegen zijn werkelijke moeder had beraamd. Deze associatie zou dan misschien de larmoyante termen kunnen verklaren waarvan hij zich bediende. De vier hierboven besproken elementen van Brouwers toespraak op het Schrijverscongres wijzen erop, dat hij niet zomaar plichtmatig zijn solidariteit met de linkse c.q. republikeinse zaak kwam betuigen. Brouwer was trouwens heel goed in staat geweest om zonder deze persoonlijke elementen een gloedvol betoog ten gunste van de Republiek te houden. Maar juist die persoonlijke thema's uit zijn toespraak laten zien dat Brouwer in Valencia eigenlijk niet sprak over een politieke, maar over een morele en religieuze burgeroorlog. Hij hoopte, door zijn inzet voor een zaak die in heel Europa als een rechtvaardige zaak werd gezien, de aandacht te kunnen vestigen op wat in zijn ogen behoorde tot de wezenlijkste waarden van Europa: de cultuur, de menselijke waardigheid en het Christendom van Spanje. De crisis van de Europese cultuur was bij Brouwer al vanaf 1918 nauw verbonden geweest met zijn eigen persoonlijke crises. Zijn zoeken naar een uitweg uit die crises had hem op wegen geleid die hij in zijn toespraak tot het Schrijverscongres liever verzweeg, of, sterker nog, waarvan hij krachtig bezwoer dat hij ze nimmer had bewandeld. Toch moet hij in eigen ogen niet onwaarachtig zijn geweest toen hij zijn rede uitsprak: als waarachtig beschouwde hij zijn zoeken naar een vernieuwing van de cultuur. De aanzet tot die vernieuwing meende hij in 1937 gevonden te hebben in het onmiskenbare culturele élan van de Spaanse Republiek in de jaren 1936-1939. Brouwer hoopte in Spanje een strijd te kunnen voeren niet alleen tégen het kwaad zoals dat werd belichaamd in de regimes van Franco, Mussolini en Hitler, maar ook vóór een morele en religieuze renaissance van de Eu- | |
[pagina 58]
| |
ropese cultuur. Brouwer was een moralist, geen realist. Hij moet werkelijk gemeend hebben dat hij in het door nationale en internationale tegenstellingen verscheurde Spanje, op een door Stalinistische communisten gedomineerd schrijverscongres, met zijn overtuigingen serieus gehoor zou vinden. Toch ging zijn gebrek aan realisme ook weer niet zo ver, dat hij uiteindelijk niet inzag dat er voor hem bij communistisch links, evenals bij Franquistisch rechts, geen plaats was. Al drie maanden na het Schrijverscongres, in oktober 1937, maakte hij volgens het Nederlandse communistische Volksdagblad, in een toespraak voor het Comité Hulp aan Spanje, ‘onbesuisde en ondoordachte aanmerkingen op de Communistische Partij in Spanje en op de Sovjetunie’. Johan Brouwer is zijn leven lang, als arbeiderszoon en als ex-gevangene, een outsider geweest die nooit werkelijk kon aarden in een religieus, politiek of wetenschappelijk milieu. Toch ging er juist van dat outsiderschap een kracht uit die hem kon maken tot wat Sal Tas noemde een ‘bezieler’:Ga naar eind11. doordat hij weigerde zich neer te leggen bij religieus of politiek conformisme bleef hij in staat een uitzonderlijke onpartijdigheid te bewaren. Volgens Menno ter Braak was Brouwers boekje uit oktober 1936, De Spaansche Burgeroorlog, zijn oorzaken en mogelijke gevolgen, doordrongen van ‘een verregaande (m.i. haast te grote) objectiviteit’.Ga naar eind12. Het lijkt een tegenspraak: verregaande objectiviteit, tegenover het hartstochtelijke engagement van Brouwers rede uit 1937. Toch had Ter Braak het al in 1936 juist aangevoeld. Brouwers objectiviteit ten opzichte van de werkelijke wereld was een gevolg van zijn gefascineerdheid door een bovenwerkelijk ideaal: een vernieuwing van de Europese cultuur, waarin de ‘eeuwigheidsbehoefte’ van de Spanjaarden een voorbeeld zou zijn tegenover het materialisme van de overige Europeanen. Uit Brouwers rede in Valencia blijkt dat hij korte tijd de hoop had dat er in Spanje een begin werd gemaakt met de verwerkelijking van zijn ideaal. Ook na Franco's overwinning en de bezetting van het grootste deel van Europa door Hitlers troepen gaf hij zijn ideaal niet op: als bezieler van het studentenverzet in Nederland spoorde hij studenten aan tot verzetsdaden, maar probeerde hij tegelijkertijd ook die studenten te doordringen van de kracht van zijn idealen zoals die na de oorlog, in een vernieuwd Nederland en Europa, tot uiting zouden moeten komen. Zijn rede voor het schrijverscongres in Valencia kan een indruk geven van de manier, waarop Johan Brouwer zijn toehoorders wist te bezielen.
Voor dit artikel bewerkte ik een fragment van mijn dissertatie, die naar ik hoop over niet al te lange tijd zal verschijnen onder de titel Johan Brouwer, toeschouwer en bezieler. Het onderzoek voor deze dissertatie werd gesteund door de Stichting voor Historisch Onderzoek, die wordt gesubsidieerd door de Nederlandse Organisatie voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek (z.w.o.) |
|