Maatstaf. Jaargang 34(1986)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Koos de Wilt Sonnetten Kwetsbaar Je denkt, zijn lijf lijkt kort, magere kronkel op rottend stro. (‘Tall, not long’, denk je, zo had hij eens gezegd.) Mocht hij weten dat hij breken zou, hij had zijn armen ook gestrekt. Zijn koude middel onbedekt. Zijn glimlach om je trouw. Je ziet, je denkt, dat in zijn tranen en zijn zweet de lissen wiegen. Lang, sterk. In zijn schaduw. Maar liegen gaat slecht bij dit lijk. Vragend staan zijn armen stijf, gestrekt in jouw schaduw. Lang. Maar onbedekt. [pagina 37] [p. 37] Vallend blad Dwarrelde er een maagd langs 't raam Met in haar linker hand vanille- Stokjes, die ze - ja heus - stiekem aan (Haar hoed zat scheef, ik zag het zelf) alle In haar pruimemandje stak, om ze, Hossanna hop, te dopen in de lap- Sangthee, die ze daags te- Voren in een boom gezet had. Heel de stoep nat, toen ze eind'lijk Zuchtte dat er kunstgevlogen Was. 't Levend vlees lag, onder boven, Op het graniet. O, zie de dijk Met aan het hoofd een schaterlach. En het was juist zo'n mooie dag. [pagina 38] [p. 38] De verwachting Stomme trut. Stond tragisch Lang te wachten op een trein Die maar niet kwam. 't Sein Gaf groen, maar magisch Was de tijd die de spoorkist Nemen zou. Kwartieren, uren, Tot het perron en de muren Van een heel wachthuis de list Van de nacht niet meer weer- Hielden. Het mens ging in een Wolk van grauwte. Alleen. Ach hemel, stond ze nergens meer Toen 't groene oog zich sloot En ver weg iemand naar haar floot. [pagina 39] [p. 39] Op vakantie Ze zag haar bevrijding van gedachten In grote stukken rood op een lood- Kleurig pad. Ze liep en merkte krachten Die haar machten een wonderlijke stoot Van energie, of zo, gaven. Nou ja, zie Dan de hoop niet gloren. Pom pom, hoor Toch, knal, een schot van transcendentie. Een ziel verlost. De mens die haar voor- Uit ging. De zon was hoog en heet. De hemel strak in blauw. Op grazige weiden Gries het lam. En waren daar ook meiden? Gezellig. Het komen van bevrijding leed Geen twijfel. En ze liep dagen, diep verzonken In gedachten die fors hebben weerklonken. Psalm 33:22 Vorige Volgende