| |
| |
| |
Ernst Braches Onder het lezen van ‘Het chemisch huwelijk’
De liefhebber van het draaiorgel luistert naar een korte snerpende gil, een ogenblik brul en een tweede snerpstoot van dat barbaarse instrument. Niet iedereen hoeft op te merken dat de twee gillen elk twee seconden en de brul een seconde heeft geduurd. Nog minder hoorders vertalen deze tijd naar het in het draaiboek gekapte muziekbeeld: het kruis. Een tweede voorbeeld: de bonte beschildering van de bromtol maakt plaats voor een vervloeiend beeld van een nieuwe schoonheid.
De tekst, de leestekst, is te beschouwen als ‘bevroren’ tijd. De dimensie tijd is er omgezet in een ruimtelijke dimensie. Pas wanneer we tijd in de leestekst steken, dan zet de tijd zich in beweging; de inhoud komt tot ‘leven’.
Omdat leestekst ‘bevroren’ is tot ruimte kan de auteur buiten de dimensie van de tijd treden. De auteur kan aan de ruimtelijke tekst elementen toevoegen die in het snelle verloop van het toneelgebeuren ondergaan, en waar de altijd vluchtige lezer overheenleest. Toch kan de kennis van die gegevens nodig zijn om de zich in de tijd afspelende gebeurtenissen hun zin te geven. Onder de zich op de voorgrond dringende hoofdstroom van gebeurtenissen kan een tweede stroom, een derde zijn ondergebracht, die elk op eigen wijze de voor ons direct waarneembare hoofdstroom van het ‘verhaal’ kunnen verklaren. Zet men na het onderscheiden en peilen daarvan het mechanisme ‘tijd’ in werking dan blijkt er een wereld van associatieve verbindingen te zijn ontstaan, dan blijkt het bovendien mogelijk om de tweede en derde stroom te volgen door de uiterlijke gebeurtenissen heen, zoals we in de muziek het samenspel van de instrumenten kunnen beluisteren maar ook de afzonderlijke muzikale lijnen kunnen volgen.
Komrijs tragedie voor vier heren en een knecht is op het eerste gezicht een geschiedenis vol eigenaardige mededelingen en wonderlijke gebeurtenissen. Nog wonderlijker is de bereidheid van de lezer om dergelijke fantastische geschiedenissen leven in te blazen. Volstrekt abstracte constructies worden door hem bezield. Hij is maar al te zeer bereid te geloven in de werkelijkheid van wat hem voorgeschoteld wordt, vooral wanneer die levenssuggestie wordt verstrekt door herkenbare elementen. De elegante relatering van Cardenio (via de door Von Platen bewonderde Hoffmann) met de tweede initiaal van de Ch. H. aan wie het toneelstuk is opgedragen (initialen die weer overeenkomen met de beginletteren van Chemisch Huwelijk) is door Dr. Harry G.M. Prick opgemerkt. Diegenen die Bibebs interview met Gerrit Komrij gelezen hebben zullen het leven van de schrijver even gretig verbinden met het toneelstuk.
Zelfs de scheppende verbeelding van de lezer die niet beschikt over autobiografische gegevens blaast leven in de onbestaanbare werkelijkheid van de tekst.
| |
Die Wahlverwandtschaften
De eerste ‘onderstroom’ die de gang van zaken van het oppervlakteverhaal bepaalt is Goethes Wahlverwandtschaften.
Kindlers Literaturlexicon draagt de volgende algemenere observaties aan: ‘Met “Wahlverwandtschaft” beduidde men de eigenschap van bepaalde chemische elementen om bij de toenadering van andere stoffen zich plotseling vrij te maken
| |
| |
uit hun bestaande verbindingen om zich met de er nieuw bijgekomen elementen als het ware een affiniteitsverbinding (“Wahlverwandtschaftlich”) aan te gaan.’ In deel 1:4 van Die Wahlverwandtschaften heet het: ‘In dit laten gaan en aangrijpen, in dit ontkomen en zoeken gelooft men werkelijk een hogere beschikking te zien; men acht zulke verschijnselen in staat tot een soort van willen en kiezen en houdt de technische term “Wahlverwandtschaften” voor volkomen passend.’ Goethe past dit bij chemische elementen waargenomen krachtenspel van aantrekking en afstoting toe op menselijke verhoudingen. Dit doet de vraag rijzen of menselijke verhoudingen wellicht door vergelijkbare beschikkingen bepaald zouden kunnen zijn als de relaties van chemische elementen. Het brengt ook de vraag naar voren in hoeverre de mens deze natuur-noodzaak kan weerstaan, bijvoorbeeld door een onthouding.
Goethe stelt vier hoofdfiguren centraal en laat ze reageren volgens de hiervoor aangegeven formule, terwijl de auteur zelf buiten spel blijft. ‘Daarom moeten de weergegeven gebeurtenissen ook niet psychologisch maar symbolisch worden begrepen,’ zegt Kindler.
In het verhaal hebben Eduard en zijn jeugdliefde Charlotte zich na een vroegere door conventie opgelegde relatie met anderen op Eduards landgoed teruggetrokken om in de eenzaamheid alleen voor elkaar te leven. Hier wijden zij zich tezamen aan een nieuwe vormgeving van het omringende landschap, het veranderen van de ‘ruige’ natuur in een kunstzinnig geordend cultuurlandschap. Eduards wens om zijn oude vriend Otto, een ambtloos geworden Hauptmann (kapitein, chef) op het slot te laten komen wordt door Charlotte bezorgd van de hand gewezen. Eduard, niet gewoon zich iets te ontzeggen, dringt aan. Dan wenst Charlotte dat ook haar nichtje en pleegdochter Ottilie als dame van de huishouding moet komen.
De eerste contouren van Het chemisch huwelijk worden zichtbaar, graaf Manfred (bezitter van een vorstelijk verblijf, maar het karakter van Charlotte aannemend) en zijn jongere vriend Max (die de plaats van Charlotte inneemt maar de karaktertrekken van Eduard vertoont) hebben zich, elk na een voorgaande relatie met een ander, teruggetrokken in het kasteel van de graaf om in eenzaamheid voor elkaar te leven. Tien jaar lang hebben zij zich gewijd aan het herscheppen van het park om hun verblijf heen. Nu willen zij deze beslotenheid verbreken. Maar graaf Manfred heeft aanvankelijk zijn bedenkingen gehad tegen de komst van Max's voormalige oudere vriend, Marius (Hauptmann). Als tegenhanger voor Marius zal de zoon van graaf Manfred, Cardenio (Ottilie), uit de kostschool waar hij al die tijd is geweest, terugkomen in het vaderlijk huis. Zo kan ook hier de chemische huishouding aanvangen.
Goethe: Terwijl Hauptmann en Charlotte de groeiende neiging tot elkaar met beslistheid proberen te weerstaan, laat Eduard zich in zijn liefde voor Ottilie volledig gaan. Het onschuldige ‘hemelskind’ Ottilie leeft in haar onbewuste onschuld geheel voor Eduard, en past zich krachtens de geheime drang van de Wahlverwandtschaft zelfs aan bij Eduards fouten. Zelfs zijn handschrift wordt het hare.
Bij Komrij is de sympathie tussen Marius en graaf Manfred weliswaar manifest, maar lauw, onderkoeld en afstandelijk. De aantrekkingskracht tussen Max en Cardenio is daarentegen allesoverheersend en absoluut; Cardenio zal Max' handschrift krijgen.
Zoals bij Goethe Ottilie tenslotte verstomt, alle voedsel weigert en zichzelf doodt om zo het buitenaards ‘Heilige’ te benaderen dat haar tegen het aardse geweld van de begeerte moet beschermen; zoals Eduard haar navolgt en korte tijd later sterft om bij haar opgenomen te worden in de dood, zo zoekt eerst Cardenio en dan Max de dood.
Komrij legt de verbinding van zijn personen met die van Goethe door een vrijwel letterlijk citaat uit Die Wahlverwandtschaften. Hij laat Max aan Marius zeggen:
Ik ben b. Want ik hang van hem af.
En hij van mij. Dit huis is ons retort.
Jij bent als c erbij gekomen, sleurt
| |
| |
Mij deze week een beetje van a weg.
Nu is het redelijk, wanneer hij, Manfred,
Niet in de leegte wil verdwijnen, dat
Er dan gezorgd wordt voor een d. Zijn zoon!
Vandaag al is hun nieuwe band ontstaan.
Goethe: ‘Du stellst das a vor, Charlotte, und ich dein b; denn eigentlich hänge ich doch nur von dir ab und folge dir, wie dem a das b. Das c ist ganz deutlich der Kapitän, der mich für diesmal dir einigermaßen entzieht. Nun ist es billig daß, wenn du nicht ins Unbestimmte entweichen sollst, dir für ein d gesorgt werde, und das ist ganz ohne Frage das liebenswürdige Dämchen Ottilie, gegen deren Annäherung du dich nicht länger verteidigen darfst.’
Deze passage verbindt Manfred (a) met Charlotte; Max (b) met Eduard; Marius (c) met Hauptmann; Cardenio (d) met Ottilie. Maar dit chemische huwelijk is niet geschied zonder dat er in de overgang bij a en b een uitwisseling heeft plaatsgevonden. Charlotte/Manfred is de bezitter van het landgoed geworden; Eduard/Max heeft de plaats van Charlotte ingenomen. Vrouwelijke en manlijke elementen zijn nu gelijkelijk verdeeld.
De lotsverbondenheid van de elementen blijkt ook uit series naamovereenkomsten. Bij Goethe heet Eduard eigenlijk Otto en de Hauptmann heet ook zo. Ottilie's naam vangt met Otti aan en Charlotte's naam sluit met Otte af. Bij Komrij lijkt op het eerste gezicht hetzelfde het geval: Max, Marius, Manfred. Maar de naam van Cardenio onttrekt zich aan het spel. Komrijs toneelstuk gaat dan ook een eigen weg.
Op tal van plaatsen blijken passages in Komrijs toneelstuk aan Goethes roman te zijn ontleend. Het is de moeite waard om bijvoorbeeld bladzijden 22, 26, 27, 33-47, 55-56, 68, 75, 87, 98, 149, 158, 170, 231, 243, 244, 260 van Reclam 7835 hierop eens door te lezen.
Een verdere vergelijking tussen Goethes roman en het toneelstuk van Komrij maakt intussen duidelijk dat die verweving van gegevens grenzen kent: Die Wahlverwandtschaften wordt geciteerd om in het eerste bedrijf de relatie van Max en Manfred en hun karakters te schilderen. De roman levert verder de gietvorm voor Cardenio. Marius wordt herkend, en in Caspar laat zich de gestalte van de Mittler uit Die Wahlverwandtschaften begroeten. Maar de enige plaats waar de roman werkelijk bepalend is, vormt (ironisch ingeleid) de lange en letterlijke vertaling van Goethes tekst tijdens de menuschrijverij in het tweede bedrijf. Daarna klinkt weliswaar steeds weer een continuo van Goethecitaten door, maar zonder dat ze het verloop van het drama dwingend bepalen. Het uiterlijke karakter van de optredende figuren lijkt op het eerste gezicht overeen te stemmen, maar dieper inzicht leert dat dat schijn is. Weliswaar zijn ze getekend naar Goethes model; ook het stramien van de chemische reactie van de elementen is aan diens roman ontleend. Maar de aard van de reactie, ook al voert die uiterlijk tot een vergelijkbaar resultaat, wijkt af van Die Wahlverwandtschaften.
‘Ik heb voor die alchemistische verhoudingen natuurlijk schaamteloos Goethe geplunderd, zoals je weet, maar in mijn stuk gaat het een heel andere kant op, met een heel andere verwijzingsen belevingswereld dan die welke in Die Wahlverwandtschaften optreedt,’ zegt Komrij in 1982 in gesprek met Godert van Colmjon. Het wordt tijd om die alchemistische verhoudingen nader te bezien.
| |
Alchemie
Het doel van de alchemisten was ogenschijnlijk het veranderen van andere stoffen, met name metalen, in goud. Daarvoor gingen zij uit van de gedachte dat zwavel en ijzer van eenzelfde ‘stof’ waren, maar een verschillende ‘vorm’ hadden. Onder ‘vorm’ zouden wij kunnen verstaan ‘eigenschappen’. Daarnaast hanteerden de alchemisten het begrip ‘spiritus’ of ‘pneuma’, waaronder zowel een damp, een gas, een geest of zelfs de Heilige Geest verstaan mocht worden. Wanneer ijzer in roest ‘verandert’ dan bestaat, dan blijft er iets en vergaat er iets. Dat wat blijft noemde de alchemist ‘stof’, dat wat vergaat noemde hij ‘vorm’. Maar de stof van ijzer zelf was weer gevormd uit de basiselementen ‘aarde’ en ‘water’. Aristoteles, aan wie deze theorie ontleend werd, nam aan dat verdere analyse tenslot- | |
| |
te zou kunnen leiden tot een ‘stof’ die een oneindige hoeveelheid ‘vormen’ zou kunnen aannemen. Hieruit leidde men af dat wanneer een substantie maar tot een voldoende eenvoudige ‘stof’ zou kunnen worden herleid, die vereenvoudigde vorm zou kunnen leiden tot de ‘vorm’ van elke andere substantie.
Zo zijn de alchemisten bezig de ‘vorm’ van koper weg te halen (het koper te verderven, te doden) om de nieuwe ‘vorm’ van goud daaraan te geven (de opstanding). Nu was het ‘doden’ van de ‘vorm’ van koper niet onmogelijk. Maar hoe kon men aan de ‘stof’ daarna de ‘vorm’ toevoegen die het goud deed opstaan? Het was een geheim dat de natuur beheerste. Men nam nog aan dat aarde planten voortbracht zonder dat daarvoor zaad nodig was. De dode materie kon blijkbaar tot leven worden gewekt door de ‘levensadem’. Ook warmte was daarvoor nodig. Zoals de hen het ei uitbroedt en het kind in de warmte van de moederschoot groeit, zo moet de zon de aarde verwarmen en het leven brengen. Dit brengt de alchemist op de gedachte dat hij het goud moet laten groeien. Hij doodt de ‘vorm’ van de lagere metalen om zo de vruchtbarende aarde te maken. Hij verwarmt het geheel zachtjes in een waterbad of een mestbed. Maar hij heeft het zaad van goud nodig en de ‘adem’. Deze ‘adem’ moest van hemelse oorsprong zijn maar niet volstrekt abstract, zoals ook zon en maan de ‘pneuma’ vormden die het zaad doen ontkiemen.
De fasen van het alchemisch proces worden door de ingewijden symbolisch weergegeven. Een belangrijk symbool is de tempel ‘zonder begin en eind’ (rond dus) met een zeer nauwe opening waarvoor een slang ligt die de tempel bewaakt. Deze slang moet worden gevild en uiteengesneden (gedood, vernietigd) en daarna bijeengebracht als drempel waarover men binnenschrijdt. De zuster van deze slang is Mercurius. De slang is de materie, lichaam. De zuster is daarmee geest, kwikzilver, ziel. Zij is de bewerker van het alchemisch proces in de retort. Een tweede belangrijk symbool in de alchemie is dat van het huwelijk, de verbinding van Sol (zon) en Luna (maan), oftewel alchemisch goud en alchemisch zilver. Sol moet in Luna doordringen om de Steen voort te brengen. Dit wordt verbeeld door de dood gevolgd door de opstanding. De verbinding van Sol en Luna wordt gesymboliseerd door de hermafrodiet, omdat die elementen van beiden draagt. De vereniging wordt gesymboliseerd door een dood lichaam van een hermafrodiet in een graftombe, zwart en verrot. Het graf is de plaats van de vernieuwing. De raaf verschijnt, het zwart wordt vluchtig en het hermafrodiete lichaam herleeft. Dan ontstaat de witte Steen die gerelateerd is aan Luna. De witte steen vormt het uitgangspunt om het proces opnieuw aan te vangen. Goud is in kwikzilver opgelost met toevoeging van de witte Steen en wordt gevoed door ‘Mercurius’. De Steen wordt opnieuw opgewekt en verschijnt als rode Steen in perfectie. De zonneboom draagt zijn gouden fruit.
De hier gegeven reeks volgt in hoofdtrekken verschillende stadia van het alchemisch proces. Voor de alchemist betekende dit proces niet alleen een scheikundige procedure. Het proces vormde ook een wegwijzer voor diegene die de aardse en onvolmaakte dingen wilde opvoeren tot hun in God perfecte Idee. Het vormde tegelijkertijd een symbool van het mensdom dat streeft naar volmaaktheid.
Een verdere oriëntering leert dat Komrij zich bij zijn schepping in ieder geval heeft verdiept in Jungs Psychologie und Alchemie. Maar daarnaast lijkt hij ook Jungs Mysterium Conjunctionis niet te hebben versmaad. Hier vloeien Alchemie en Wahlverwandtschaften soms ineen. Marius (die zegt geen vriend te zijn van dubbelzinnigheden, maar hier intussen in een haast letterlijk Goethecitaat werkt) merkt op:
Het lijkt me goed dat ik het landschap eerst
Met een magneetnaald opneem. Een karwei
Dat simpel is en aangenaam, al geeft
Het geen nauwkeurig beeld. Toch is het nuttig
En zonder assistentie uit te voeren.
We zijn vast bezig. Als het nodig is
Kan later een preciezer meting volgen.
| |
| |
Goethe: ‘Das erste was wir tun sollten, sagte der Hauptmann, wäre, daß ich die Gegend mit der Magnetnadel aufnähme. Es ist das ein leichtes heiteres Geschäft, und wenn es auch nicht die größte Genauigkeit gewährt, so bleibt es doch immer nützlich und für den Anfang erfreulich; auch kann man es ohne große Beihülfe leisten und weiß gewiß, das man fertig wird. Denkst du einmal an eine genauere Aufmessung, so läßt sich dazu wohl auch noch Rat finden.’
Het meer en het vuurwerk aan de overzijde daarvan herkent de lezer zeker terug uit Goethes roman. Jung meldt: ‘Das Meer (de zee, ik weet het) wurde auch als Aqua pontica (Meerwasser) oder einfach schlechthin als mare (Meer) bezeichnet. Es ist dies das grosse Meer, über das der Alchemist bei seiner mystischen “peregrenatio” (Wallfahrt) navigiert, geleitet vom “Herz” des Mercurius im Nordpol des Himmels, auf welches die Natur selber durch dem magnetischen Kompass hinweist.’ (11, 256)
Tijdens het schrijven van de menu's zal ‘Mercurius’ (kwikzilver) een extatische omschrijving geven van de zinloze wandeling rond het stille meer dat als een in tover Verzonken bruid de kus die haar de schemer (!) Zou brengen, verwacht. Marius, meldt droogweg:
De tocht rondom het meer duurde maar kort
Omdat de lijst van onze herinneringen
De kompasnaald die in Die Wahlverwandtschaften nauwelijks een rol speelt, wordt in Het chemisch huwelijk het symbool van Cardenio's onwrikbare oriëntering op Max, en bepaalt omgekeerd Max' gerichtheid op Cardenio. Max zal als Mercurius in de entr'acte de hete noordelijke pool blijken te zijn. Cardenio de koude zuidpool. Cardenio wordt de demon Antimimos, die zijn dimensie krijgt via Jungs Psychologie und Alchemie. Max is verbonden met zon, licht en zomer; Cardenio met maan en duister en winter. Marius, die de rol van Manfred kan overnemen zonder de muziek (die immers aan de lente verbonden is sinds het menu) neemt de plaats van herfst en schemering in.
Het ligt niet in de bedoeling in deze bijdrage regel voor regel commentaar te leveren op Komrijs kosmos. Er ligt een fijnmazig net van verbindingen met het onvoorstelbaar rijke alchemistische materiaal dat Jung in de twee bovengenoemde bronnen biedt. Bij het doorlezen en tijdens het bezien van de illustraties verduidelijkt en verdiept zich steeds weer een nieuw facet in Komrijs tekst, en het lezen en herlezen daarvan laat steeds weer andere vergezichten ontstaan in het klein heelal van zijn ‘Dichtung’.
Wat is de quintessens van Het chemisch huwelijk? Die ligt in de aard van de verhoudingen tussen de vier elementen. De verhouding tussen Manfred en Max wordt bepaald door zelfbeperkingen, de gemiddelden, door het redelijke, door de grauwheid en schemering van de halfheid. De fantasieloosheid en de beperktheid. Elke groei wordt besnoeid, geordend en gekortwiekt. Het uiterlijk moet het innerlijk bepalen. De onrust en wankelmoedigheid wordt in een ordening bevangen:
Steeds weer was deze ordening genoeg
Om ons, wanneer de onrust ons beving
En wankelmoedig maakte, te kalmeren.
En al het kwade deden we omdat
Het een was met het goede. Het allerlaagste
Zat in het allerhoogste en omgekeerd.
Het goede werd nog beter door het kwade
En edel werd door onze drift de trouw.
Jij leerde me met deze list te leven,
Een list die - niet zonder gevaren is.
De verbinding tussen Manfred en Max blijkt die van het compromis. Tussen Manfred en Max bestaat de balans in die van de communicerende vaten, niet die van de tegenstelling.
De entr'acte leert ons een andere verhouding. Marius neemt hier de rol van Manfred over, maar zijn hoofd is op het uiterlijke gebeuren dat hij ‘Het ware vuurwerk’ noemt. Max stelt:
Het vuurwerk is de schijn - hier knettert het.
Vooruit, je vleugels. Anders wordt het niets.
| |
| |
Bevleugeld met toneelvleugels raakt Marius in het schijnbare spel betrokken als raaf. Hij verbeeldt het schaduwgebied tussen het volstrekte donker en het volstrekte licht: de wereld van het toekomstloze midden. Zijn tegenspelers zijn Mercurius en Antimimos. Max/Mercurius (die straks zijn Marionet, meer dan het symbool van zijn verhouding met Manfred, aan Cardenio zal schenken), hij heeft de vrouwelijke gedaante aangenomen die zich als alchemische Sol laat herkennen. Antimimos, Cardenio-Ottilie die de manlijke gedaante van de prins heeft aangenomen zal straks het geïnverteerde portret van zijn moeder aan Max geven. Op deze vertegenwoordigers van absolute duisternis en op het absolute licht blijkt het schemergebied van raaf Marius/Manfred geen vat te hebben. Antimimos, ‘Luna’ maakt zich bekend als Ouroboros, basislisk ‘Al het kwaad komt uit mij voort’. Mercurius is de tweelingzuster uit wier lichaam de Steen zich al duizend jaren wil bevrijden. Marius geeft nu een kenschets van zijn soort:
Ik ben thuis in late herfsten
Stuurloosheden zonder botsing
De verfijning van de matheid
En de chaos die in stilte
Voorbereid wordt. Breuken, scheuren.
Nergens kracht en nergens leven,
Nergens zwemmers, nergens stroom.
Nergens hartstocht, enkel herfst.
Antimimos herkent het duistere in de lichtende Mercurius, en zegt:
Nooit kon ik de haat vergeten
Waarmee jij me hebt verstoten
Toen wij jong en driftig waren.
Mercurius erkent het innerlijke licht van Antimimos.
Alleen een vereniging, een zekere dood, een opgaan van Mercurius in Antimimos zal de Steen ter wereld kunnen brengen. In een Nieuw-testamentische beeldspraak noemt Mercurius zich Hoop en Liefde. Het licht is niet zonder duisternis. En als de vereniging plaatsvindt is het duizendjarige rijk van de vrede daar, zoals het even Bijbels heet:
Samen zullen wij op golven
Naast de klauwen van de leeuw
Samen zullen wij een schaduw
Werpen als een mensenlichaam.
Hier trekt Manfred Marius weg uit de scène door hem te roepen ‘de raaf wiekt weg’ zo heet het: de schaduw verdwijnt, maar verdwijnt niet door het valluik dat voor hem bestemd is: hij blijft in de wereld en verschijnt in de gestalte van Manfred.
De verbindingen van de uitersten vindt plaats. Het onverenigbare kent een mystisch huwelijk van het maanschip waarin Max en Cardenio een lichaam worden. Het verenigt het teken van het lichaam (aap) en van de geest (duif). De vernietiging die nu intreedt voert inderdaad naar die vereniging. Het witte element van de geest Cardenio, wiens vuurdood door Marius niet onbedoeld was, gaat voor. Het rode lichaam van Max, in de dood gestoten door Manfred, maakt van de witte Steen het hoogste, de Rode steen. Maar de hermafrodietvorm die in de dood verenigd is, komt voor ons niet tot leven. Ons blijft de tweekoppige draak, de gepantserde tweekoppige draak van de lage materie.
De entr'acte spreekt voor zichzelf. Maar zelfs schijnbaar vrije passages van Het chemisch huwelijk blijken doordrenkt met alchemische verwijzingen. Max zegt, wanneer hij niet aan zijn schrijven mag denken:
Een magazijn vol bijgedachten, naar
Humeur, meeslependheid en maat gerangschikt.
Waar denk je aan? Een houten wiel misschien.
Een gipsen been. Een neger in een tunnel.
Kwikzilver. Nee. Een rouwband van een neger
Die op een kolentrein, diep in de nacht,
Een tunnel doorrijdt. Ogen dicht...
| |
| |
Het wiel keert terug aan het einde van het vierde bedrijf, waar Caspar zegt: ‘Gebonden op een rad, een wiel, die vier. Het wiel tolt voort. Ze zijn steeds even ver Van het begin als van het eind.’ Maar het wiel verwijst ook naar het ‘Werk’ van de alchemie: ‘Die Alchemisten wiederholen immer wieder, daß das “opus” aus einer Sache hervorgehe und zum Einen zurückführe, also gewissermaßen ein Kreislauf sei, wie die Drache, der sich in den Schwanz beißt. Darum heißt das “opus” öfters “circulare” = kreisförmig oder “rota” = Rad - Hier is Orobouros. Het is geen owonder dat Caspar het straks over “staartvreters” hebben zal. Hier komt de hiervoor genoemde symbolische voorstelling van de ronde tempel en de slang naar voren.
Het gipsen been verwijst niet alleen naar het zojuist gehouden gesprek over gips als product van het chemisch proces. Maar ook naar de vervolgens aangeduide alchemische fase van de “Nigritudo”. Hier is geduid op de door de “Einfüßer” (de monocolus) de vereniging van twee manlijke gestalten (die samen dus twee benen hebben); ze zijn met het teken van de hermafrodiet aangeduid, waarvan de ene zijde met de zon, de andere met de maan in verbinding staat. Nu naar het kwikzilver Mercurius. Geen grote stap: Hermes /Mercurius is het teken van de “Einfüßer”. Dan komen we in de fase over de neger in een tunnel, de rouwband van de neger die op een kolentrein, diep in de nacht een tunnel doorrijdt, ogen dicht. Die passage verwijst, alchemisch gezien, naar de raaf in de entr'acte. Jung zegt hierover in zijn Mysterium Conjunctionis ‘Rabe (corvus) oder Rabenhaupt (caput corvi) ist die traditionelle Bezeichnung der nigredo (nox, melancholia usw.), d.h. des schwarzen Zustandes der putrefactio, mortificatio, separatio, solutio usw’. De caput corvi is het hoofd van de ‘zwarte’ Osiris en ook dat van de ‘Aethiopier’, de moor in de Chymische Hochzeit. Het zwarte hoofd verbeeldt, zoals de raaf de zonde der mensheid. Hier ligt ook een verbinding naar de demon van het kwaad. In de Nigredo verdonkert de geest, de slang wordt opgesloten in de aarde, in een donkere tunnel.
Komrijs Het chemisch huwelijk tracht het drama van het absolute, compromisloze, de vereniging van uitersten, van dode materie en levende hartstocht, van ademloze abstractie en het ademend leven weer te geven. Het laat de lagere waarden onder zich, de twee draken van de lage materie die, in hun afstotelijkheid verenigd, ons resten.
| |
Bronnen
J.W. Goethe: Die Wahlverwandtschaften. Ein Roman. Mit einem Nachwort von Ernst Beutler. Stuttgart, Philipp Reclam Jun., 1979. Universal-Bibliothek Nr. 7835. isbn 3-15-007835-0. |
C.G. Jung: Mysterium conjunctionis. Untersuchungen über die Trennung und Zusammensetzung der seelischen Gegensätze in der Alchemie. Unter Mitarbeit von Marie-Louise von Franz. Gesammelte Werke. Vierzehnter Band. Olten und Freiburg im Breisgau, Walter-Verlag, 1972, 2 Bde. isbn 3-530-40714-3. |
C.G. Jung: Psychologie und Alchemie. Mit 270 Illustrationen. Zürich, Rascher Verlag, 1944. Psychologische Abhandlungen v. |
G. Komrij: Het chemisch huwelijk. Amsterdam, International Theatre Bookshop, 1982. Tekstboek 82/83:17 Zuidelijk Toneel Globe. isbn 90-295-2688-2. |
G. Komrij: Het chemisch huwelijk. Toneelstuk in vijf bedrijven. Gevolgd door recensies en interviews, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1983. isbn 90-295-2688-2. Er zijn varianten met de eerste druk. |
F. Sherwood Taylor: The Alchemists. Founders of Modern Chemistry. New York, Henry Schuman, 1949. |
|
|