Maatstaf. Jaargang 32(1984)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Willem Robert Reilingh Gedichten De dans Ze dansten langs het strand. Hun plompe mensenvlees ging op en neer als pap. Ze dansten blind en doof voor alles wat er verder hoor of zichtbaar was Hun huid was gelig en hun haren wortelloof De kustlijn voerde naar een plaats die niet bestond Ze dansten wilder, wilder, met de bliksem in hun kont Ze dansten door het zand, door olie, door de stront De ademstoten kwamen als cyclonen uit hun mond Totdat ze bij het eind van alles waren aangeland Daar zonken ze tenslotte in het witte zand Dit was het eind van leven en van alle dromen Ze kusten elkaars vlees en probeerden klaar te komen De avond Het was een huis waaraan hij nog moest wennen Een dampig soort geluk, waarvan alleen de bleke eenzelvigen de glanzende tragiek herkennen Zijn wereld trok behoedzaam in de nieuwe kamer De veiligheid van slierten sigaretterook die breken tegen de donkere gordijnen voor de hoge ramen Het was de geest die bij de nevel paste Hij deed zijn ogen dicht. Heldere spoken kwamen een foxtrot dansen op de planken van de kasten [pagina 21] [p. 21] Trouw Er was een oude man onder de tram gekomen Hier lag een arm, ginder twee benen, en het hoofd had de behandelend geneesheer meegenomen Omdat het op een interessante wijze was gekloofd De oude vrouw, gehuld in zwarte winterkleren liep handenwringend op de rails en trachtte uit de verspreide delen weer een echtgenoot te construeren Maar het werd niet bepaald wat ze verwachtte De omstanders raakten door het toneel ten diepst bewogen En elk voelde zich met het droeve paar verbonden Waar werd ooit, riepen zij met tranen in hun ogen oprechter trouw dan tussen man en vrouw gevonden? Vorige Volgende