| |
| |
| |
Gerard de Vries ‘Ada’ van Vladimir Nabokov, de letter A van een encyclopedie van raadsels
‘Zie s.v.p. af van woordspelingen, waartoe u, merk ik, een lichte neiging heeft.’
Edmund Wilson in zijn eerste brief aan Vladimir Nabokov
Ada werd gepubliceerd in 1969 en is Nabokov's vijftiende roman. Het verscheen drieënveertig jaar na zijn eerste roman Mary (zijn eerste publicatie - een gedichtenbundel - was toen al tien jaren oud) en volgde op Pale Fire dat zeven jaar eerder was verschenen. Na het bestsellende Lolita, de vertaling en becommentariëring van Eugene Onegin en het moeilijk toegankelijke Pale Fire leek Ada weer een gewone roman, zij het ongebruikelijk omvangrijk.
Hoe gewoon Ada nu eigenlijk is, is nog niet definitief vastgesteld. Het is het verhaal van Van (afkorting van Ivan) Veen door hem zelf verteld en aangevuld met opmerkingen in de marge door Ada, zijn levenslange partner. Het verhaal speelt zich af in Amerussia, een combinatie van Amerika en Rusland. Zo is Kaluga (de provincie waarin het landgoed van Poesjkin's Natalia lag) in Ada gelegen in Cheshire, usa. Het gebied is polylinguaal, Frans, Russisch en Engels worden door elkaar gebruikt, maar de meest exclusieve taal is die van Nabokov.
De roman speelt zich af in de laatste decennia van de vorige eeuw en in de eerste helft van deze eeuw. Ook chronologisch vertoont de roman verrassingen; tijdens een familiereünie wordt terloops uitgehaald naar Norman Mailer. De revolutie die in Rusland in 1917 plaatsvond is afwezig in Ada, de enige revolutie in het boek is Van's vertrek uit Ardis.
De ondertitel van Ada luidt ‘Een familiekroniek’. De familie van Van, vader, moeder, zus, halfzus en oom vormt de kring waarin het verhaal zich afspeelt. De belangrijkste kenmerken van de Veens zijn een exorbitante rijkdom en promiscuïteit. Centraal staat, voorzover de intrige zich laat omschrijven, de levenslange liefdesrelatie van Van en Ada, een soort van copu-relatie zoals de lezer al snel duidelijk zal worden. Nu is vijfhonderd bladzijden wat veel om een relatie, hoe veelzijdig ook, te beschrijven. Liefdesromans ontlenen hun bestaansrecht aan de omstandigheid dat iets de geliefden uit elkaar houdt. Bij Van en Ada is de oorzaak van de scheiding gelegen in het feit dat zij broer en zus zijn. Incest is het taboe dat Van en Ada gescheiden moet houden. Nabokov steekt natuurlijk de draak met de officiële tradities uit de romanliteratuur: Ada en Van voelen zich in het geheel geen broer en zus omdat ze niet samen zijn opgegroeid en er is in het geheel geen maatschappij die het taboe effectief probeert te doen zijn. ‘Mijn lief, mijn lief,’ zegt Ada tegen Van, ‘... we zullen nooit kunnen trouwen.’ Het klinkt heel romantisch maar uit alles blijkt dat voor zowel Ada als Van geldt dat huwelijksplannen wel het laatste is waar hun gedachten naar uitgaan. Enkele bladzijden verderop blijkt Ada naast Van nogal wat andere minnaars te hebben en dat wordt de reden van hun scheiding. Storend is deze scheiding voor het tweetal allerminst omdat beiden zich ruimschoots schadeloos stellen voor het gemis van elkaars fysiek.
Met het vertrek van Van komt er een einde aan het Ardis-deel van het boek. ‘Niets in de wereldliteratuur kan het zuivere geluk en de Arcadische onschuld ervan evenaren,’ schrijft Nabo- | |
| |
kov. Inderdaad, in talloze opzichten vormen de logeerpartijen op Ardis, het landgoed waarop Ada met haar zus en moeder (officieel Van's tante) woont, een ideale jeugd. (Dat van die onschuld lijkt wat te ambitieus.) Als Van Ardis verlaat, voelt hij zich ‘verbannen uit het paradijs’ en een van de eerste verwijzingen naar de literatuur betreft Milton.
Ardis is een schitterend landgoed, er is volop reden er een bezoek te brengen zoals hieronder het geval is. Naast Ada, haar moeder Marina en haar zusje Lucette, woont er alleen nog personeel. Hiervan maakt vooral Blanche een blijvende indruk op Van. ‘... een hoornen kammetje in haar kastanje-bruine haar hield het goudgele licht gevangen; de tuindeur stond open en ze hield met een hand, die glansde met een teer aquamarijn, de deurpost nogal hoog vast...’ Er is ook een gouvernante, Mlle. Larivière, die op grond van haar romans in zekere zin tot het keukenpersoneel moet worden gerekend. Bezoek komt er nauwelijks op Ardis Hall en heeft vooral de functie om de optimale samenstelling van de familie Veen te accentueren. Tot de bezoekers horen ook de De Prey's, op de een of andere vage manier familie van de overleden buurman, ‘altijd raak, jammer dat het zicht slecht was in het veld’. Cordula de Prey is het derde meisje, dat samen met Ada en Lucette, de levensgezellin van Van zal worden.
In het einde van het Ardis-deel zit een fraaie Nabokov-grap verscholen. Van beschuldigt Ada ervan hem ontrouw te zijn geweest nadat hij van Blanche de naam van een medeminnaar heeft gekregen, waarop Ada, menend dat het een andere minnaar betrof, zich verspreekt. Het boek bestaat uit vijf delen waarvan opeenvolgende delen qua om vang telkens kleiner worden. Mogelijk is dit een zinspeling op de pijl-paradox van Zeno die hier nog verder zal worden besproken. Aan het einde van de eerste drie delen gaan Ada en Van telkens uiteen; bij het tweede deel om hun vader een genoegen te doen, bij het derde deel omdat Ada haar echtgenoot, Andrey Vinelander, niet in de steek wil laten. Nadat Ada en Van zich in de loop van deel 4 herenigen, treedt er geen scheiding meer op. Hun leeftijd is dan ook zover gevorderd, dat een scheiding nauwelijks nog jaloezie zou kunnen opwekken.
Het is verleidelijk Van's jeugdjaren met die van Nabokov te vergelijken. Is Ardis Hall niet het landhuis in Vyra? Is de tekkel Dack niet een broertje van Trainy en Box ii? Oefenen Ada's en Tamara's hals niet dezelfde aantrekkingskracht uit? Poseerde Polenka niet op precies dezelfde wijze in de deuropening als Blanche vijftig jaren later? Tenslotte is het Van's bedoeling om ‘zijn verste verleden op te halen’. We zullen aan deze verleiding geen weerstand bieden.
Elk boek van Nabokov laat de lezer met een onbeholpen gevoel achter. Voor wat betreft de intriges zijn de romans eenvoudig van opzet. De plot doet er niet toe. Ook de stijl - de specifieke touch van Nabokov -, onnavolgbaar maar onmiddellijk herkenbaar, levert geen problemen op en vormt ook de belangrijkste attractie. Dan zijn er de puns waaronder vooral Ada ernstig heeft te lijden. Er zijn anagrammen (‘incest’ /‘nicest’): letterverwisselingen (‘ananas’ /‘bananas’); palindromen (‘madam I'm Adam’); klankassociaties (‘Chateau de la Flèche’ /‘Flesh Castle’); vervormingen (‘Lord Gaol’ /‘De Gaulle’); vertalingen van wat niet vertaalbaar is (‘Heinrich Müller’ /Henry Miller); contaminaties (‘Bahamudas’ /Bahamas en Bermudas); verwisselingen (‘Siegried Mitcheü’ /‘Margaret Undset’); woordspelingen (‘Miss Condor’ /Miss Qu'on dort?); verwijzingen (‘Ophelian’) en onbegrijpelijkheden (‘Pompier’ /Malraux).
De laatste categorie is in een voor de lezer teleurstellend grote mate oververtegenwoordigd.
Vervolgens zijn er, om een oplopende moeilijkheidsgraad te volgen, de literatuurverwijzingen. Men dient ze te herkennen en vervolgens te duiden, en daarvoor is een uitgebreide kennis van de literatuur gewenst die men niet vaak zal tegenkomen. En tenslotte zijn er dan de verborgen structuren en betekenislagen die alleen Nabokov bekend waren. Alleen de elite onder de Nabokovisten, zoals Alfred Appel, is het vergund een glimp te ontdekken van het masterplan volgens hetwelk Ada is opgezet. Zo heeft Appel het thema van de tijd uit Ada tegen het licht gehouden
| |
| |
en komt hij tot boeiende conclusies die blijkens Nabokov's commentaar zijn instemming hebben.
Nabokov's werk is vergeleken met een kroonluchter die niet wil branden, hetgeen geen slechte vergelijking is als men niet weet waar de schakelaar zich bevindt. Wellicht is het beter Nabokov's werk te vergelijken met een kasteel (bijv. Bryant Castle, uit Ada). Wie de werktekeningen niet kent weet niet hoe de fundamenten zijn gebouwd of hoe de onderaardse gangen lopen, noch weet hij de dikte van de gewelven en de kwaliteit van de materialen die zijn gebruikt. Desondanks blijft er voor de leek nog genoeg over om van te genieten zowel aan de buiten- als aan de binnenkant van het fraaie kunstzinnige bouwwerk.
| |
Jeugd
Het landgoed te Vyra waar Nabokov zijn zomers doorbracht tot de revolutie hem uit Rusland verdreef, vormde een uitgestrekt, zeer goed onderhouden buiten waar men uren kon rondlopen zonder iemand te ontmoeten.
Het imponerende landhuis is een typische representant van het feodale tijdperk. Het telt, inclusief de souterrains, vier verdiepingen en de breedte beslaat - de veranda's buiten beschouwing gelaten - twaalf ramen (grote mooie ramen zoals die van het Kasteel van Molensloot). Voor het interieur wenden we ons tot Ada waarin een gedetailleerde beschrijving van alle kamers wordt gegeven: een grote bibliotheek met uitzicht op het park en het meer, een eetkamer, een salon (evenals die in Vyra gemeubileerd in Empire-stijl), een muziekkamer, een wapenkamer, een balzaal (‘een glanzend niemandsland’) en een loggia. Voor het park raadplegen we Andrew Field. Er zijn paden en tuinen, grasvelden en oprijlanen, vijvers en meren, jachtterreinen en velden, wegen, een rivier en een brug. De natuur is uitzonderlijk mooi, uit de foto's krijgt men de indruk van een vegetatie als in tropische regenwouden. Het is met name de natuur die het symbool vormt van Nabokov's idyllische jeugd, en wie uit het voorafgaande de indruk heeft gekregen dat het vooral de rijkdom en de luxe is waarnaar Nabokov terug verlangde, heeft het mis. (Er zijn voldoende argumenten om dit aan te tonen, hier wordt volstaan met een verwijzing naar paragraaf 5 van hoofdstuk 3 van Speak, Memory.) Toch is de combinatie nuttig omdat elke lezer zich de onherroepelijkheid van het verlies van een bezit uit de jeugd gemakkelijk kan voorstellen aan de hand van de thans geheel verdwenen onbeperkte rijkdom uit de negentiende eeuw. Het definitieve verlies van Rusland betekende voor Nabokov de grootste kwelling in zijn leven. (‘Russia. That was the most terrible stress in my life.’)
Inderdaad, als een schrijver op zeventigjarige leeftijd een boek schrijft over het land(-goed) van zijn jeugd, is er sprake van een uitzonderlijke ervaring. Field heeft als verklaring dat de generatie van Nabokov de meest gevoelige (‘gelukkige’ schrijft Field, maar hier lijkt het eigenbelang van de lezer voor een verschrijving te hebben gezorgd) was van alle emigranten. Nabokov was oud genoeg om uit zijn geboorteland een rijkdom aan indrukken mee te nemen, maar niet oud genoeg om op een verwerkte jeugd te kunnen terugzien. Nabokov lijkt het met Field eens te zijn. ‘Als ik vier jaren later zou zijn geboren, zou ik al die boeken niet hebben geschreven.’ Nee, misschien niet deze.
Het is een aangename eigenschap van mensen om datgene waar men van houdt, maar dat buiten bereik is, mooier voor te stellen dan de werkelijkheid gedoogt. Voor mensen waarvan men houdt is dat ook van toepassing. Schrijvers menen een hartstochtelijke liefde alleen aannemelijk te kunnen maken als de geliefden van elkaar worden gescheiden. (Ada vormt op deze regel geen uitzondering, want Ada is geen liefdesroman. Ook hier zet Nabokov de wereld op zijn kop.)
Voor het verleden geldt iets vergelijkbaars. ‘Het geheugen kan alles opnieuw tot leven wekken’, schrijft Nabokov in Mary. Maar dat is, althans voor getalenteerde recreanten, alleen maar mogelijk voor wat in het geheugen is opgeslagen. Het geheugen is selectief en die selectiviteit is maar in zeer beperkte mate bewust te beïnvloeden. Het geheugen selecteert niet op representa- | |
| |
tiviteit maar combineert en rangschikt herinneringen tot ideaalbeelden. Verwijdering maakt mensen bijziend voor het goede. Van Nabokov horen we dan ook bijv. weinig over hoe het in Vyra met de muggen stond. (Volgens Speak, Memory lijken zijn herinneringen aan Menton geheel beheerst te worden door muggen.) Mochten er vriendjes meekomen naar Vyra? Was er wel vers ijs? Hoe lang duurde het voordat de dorpsdokter arriveerde en hoe veraf was de dichtstbijzijnde boekhandelaar? Over deze kwesties horen we niets bij Nabokov.
Als het waar is dat een harmonische gezinssituatie in essentie de waarborg is of op zijn minst de belangrijkste voorwaarde voor een gelukkige jeugd (en niet het aantal vlinders dat men tegenkomt) is het relevant om vast te stellen dat Nabokov's verbanning uit Rusland geen breuk betekende voor de familiebanden. De intensiteit waarmee Nabokov het verleden koestert, wekt de indruk dat de verbanning hem alleen betrof, met achterlating van alles wat hem lief was. Dat is niet zo, Nabokov emigreerde samen met zijn familie. Zelfs de chauffeur bleef een tijdlang bij hen.
Nabokov heeft in Ada een aantal adagia geherwaardeerd. ‘Cogito, ergo sum’ verbeterde hij tot ‘Ik ben omdat ik sterf’. ‘To be or not to be’ wordt ‘geweest zijn of toekomst hebben’, een omkering derhalve. Het verleden krijgt zo wel erg veel nadruk (Nabokov laat zijn theorie in de praktijk onmiddellijk in de steek als de toekomst weer glans krijgt omdat Ada zich aandient) en het gevaar waarop Koot en Bie in hun nostalgische televisie-uitzendingen wezen, namelijk dat zij zouden moeten stoppen met het verleden na te leven, omdat het leven dan degradeert tot het twee keer (be-)leven van de eerste levenshelft, lijkt hier voor de literatuur hoogst actueel.
| |
Psychiatrie
De waarschuwende woorden aan het adres van de Weense delegatie maken de voorwoorden bij Nabokov's romans tot een delicatesse.
In Ada komen de analysten ruimschoots aan hun trekken. De bittere toon uit Pale Fire is hier afwezig, in Ada vormen de droomduiders een vermakelijke groep. Van zelf wordt psychiater en schrijver van onder meer ‘Zelfmoord en Gezondheid’, ‘Compitaliën’, en ‘Als een psychiater niet kan slapen’.
Onder zijn academische kennissenkring ontmoeten we de volgende vakgenoten: ‘Paar of Chase’, ‘Zapater of Aardvark’, ‘P.O. Tyomkin’, ‘Platonow’, ‘F.S. (Bill) Fraser’, ‘Spencer Muldoon’ en ‘Counterstone’. Hoe jammer dat men soms zozeer van deze discipline vervreemd raakt dat men geen van deze namen kan thuisbrengen. Bepaald geestig is het als een van de minnaars van Ada (net als Emma Bovary raakt ook Ada in haar jeugd verliefd op de muziekleraar), gehandicapt door een Duits accent, Van aanspreekt als Baron Von Wien. Uiteindelijk krijgt ook Van een leerstoel aangeboden die hij met enige tegenzin accepteert, om zijn vader een plezier te doen; ‘de colleges dreunde hij op met een nasale klank die voornamelijk werd voortgebracht door een nieuwe “stemrecorder” waaraan moeilijk te komen was en die - temidden van desinfecterende Venuspillen - verstopt zat in zijn vestzak, terwijl hij zwijgend zijn lippen bewoog en dacht aan de onvoltooide pagina van zijn in losse vellen verspreide manuscript die in zijn studeerkamer door de bureaulamp werd beschenen’. Nabokov's aversie tegen psychoanalysten is wellicht ingegeven door de behoefte om zijn herinneringen, het enige van Rusland dat nog van hem was, en die in zijn gevoelsleven zo'n belangrijke plaats innemen, tegen ontvreemders te beschermen. Als dit een verklaring zou bieden behoeft het ook niet verwonderlijk te zijn dat juist in Ada Nabokov de psychiatrie zo royaal bespreekt. Ook de aan Freud (die in Ada onder diverse schuilnamen zoals ‘Signy-Mondieu’-Sigmund-, opduikt) toegeschreven gewoonte om gevoelens te herleiden tot het driftleven zit Nabokov bijzonder dwars, en het lijkt erop dat Nabokov's boeken voor psychoanalysten in dit opzicht een aardig werkterrein bieden.
| |
Literatuur
Sedert zijn emigratie heeft Nabokov overal, en dus nergens, gewoond: Cambridge, Berlijn, Pa- | |
| |
rijs, diverse plaatsen in de Verenigde Staten en tenslotte Montreux. Nabokov woonde steeds in gemeubileerde kamers, huizen of appartementen. Zonder geografische binding woonden de Nabokov's zomaar ergens in een gemeubileerde ruimte. Een van Van's boeken heet ook zo, Gemeubileerde ruimte. Het is aannemelijk dat Nabokov hiermee een ruimer begrip voor ogen had. De wereld waarin Nabokov leefde is er niet een van concrete dingen; waar het om gaat is ‘de Echte Wereld in ons’. In deze wereld speelt de literatuur een belangrijke rol; de ruimte waarin Nabokov leeft is gestoffeerd met boeken. Wat Nabokov in de literatuur zoekt en eraan toevoegt zijn beelden en verbeeldingen. Het op een oorspronkelijke wijze verwoorden van ervaringen, zodanig dat ze met behoud van de daaraan verbonden subtiliteiten voor iedereen toegankelijk worden en ervaren worden als iets nieuws, is het kenmerk van Nabokov's kunst. Bij Nabokov is kunst vooral uitdrukkingskunst en niet vertelkunst. In de Penguin Companion to Literature staat dat Nabokov in feite een humoristisch schrijver is. Het is maar hoe je het bekijkt. Nabokov's plots zijn inderdaad in veel gevallen grappig te noemen, maar Nabokov's plots, zo ze deze naam al verdienen, zijn bijzaak. Zijn romans vormen mozaïeken ingelegd met juwelen en, hoe aardig het patroon ook is, men moet zich nooit laten afleiden van de hoofdzaken; de veelkleurige edelstenen, de schitterende kristallen en de facetrijke briljanten. Natuurlijk zijn het ook de juwelen van uitdrukkingskunst in de literatuur die zich op Nabokov's netvlies hebben genesteld. Zo sterk zijn de indrukken dat ze voor Nabokov dezelfde betekenis krijgen als zelf-ervaren gebeurtenissen.
Bijzonder helder wordt deze opvatting weergegeven in Lectures on Russian Literature. Anna Karenin's broer, Oblonski, leest in de krant over de reis van Beust. Aan de hand van deze naam (Beust is een Oostenrijks staatsman) en het verloop van de reis van Beust, kan Nabokov vaststellen op welke dag Tolstoj's roman aanvangt, en hij vraagt zich af ‘wie van de twee, de “echte” Graaf Beust of de “fictieve” Prins Oblonski levendiger, echter of geloofwaardiger is’. Nabokov geeft er het antwoord meteen bij, Oblonski heeft de onsterfelijkheid verworven en Beust pikt een graantje mee, niet als staatsman of vanwege zijn memoires, maar vanwege zijn bescheiden plaatsje in Tolstoj's roman. Q.E.D.
In Ada vormen persoonlijke en leeservaringen als inspiratiebron een voortreffelijke mélange. Veel schrijvers komen op de een of andere wijze in Ada ter sprake: d'Annunzio, Aksakov, Auden, Austen, Beaudelaire, Blok, Borges, Bourget, Bunin, Byron, Calvacanti, Carroll, Casanova, Cervantes, Chateaubriand, Cocteau, Colette, Coppée, Dickens, Dostojevski, Dumas, Eliot, Faulkner, Flaubert, Goethe, Joyce, Keats, Lermontov, Lewis, Louijs, Lowell, Mailer, Malraux, Mann, Marvell, Maupassant, Melville, Merimée, Miller A., Miller H., Milton, Molière, De Musset, Nabokov, Pasternak, Poesjkin, Proust, Rabelais, Racine, Ralegh, Rimbaud, Rostand, De Sade, Sartre(?), Scott, Shakespeare, Swinburne, Toergenev, Tolstoj, Tsjechov, Undset, Verlaine, Wells. Deze lijst - een persoonlijke inventarisatie - is bepaald niet compleet, met name Slavisten zullen omvangrijke tekortkomingen ontdekken. Appel geeft in zijn lijst van schrijvers, ca. dertig in totaal, er een tiental die niet hierboven staan. Houden we deze foutenmarge aan, dan is het niet onwaarschijnlijk dat er in Ada zo'n honderdtal schrijvers zit verstopt. Het zal na het voorafgaande niet verbazen, dat deze schrijvers niet steeds zelf in Ada voorkomen maar ook onder een schuilnaam of door middel van een titel, een passage, een karakter of een dichtregel.
Een belangrijk deel overigens wordt met de nodige afkeuring genoemd. (Zo heb ik een vraagteken bij Sartre geplaatst. Herhaaldelijk wordt in Ada met veel ongenoegen over een boek gesproken dat Salzman als titel zou dragen. Gezien Nabokov's grote en telkens weer opduikende antipathie tegen Sartre, maar ook vooral bij gebrek aan beter, houd ik het erop dat het gaat om Les Mains Sales. Death of a Salesman is ook een mogelijkheid, maar Arthur Miller is al gestraft voor zijn Clichy Clichés).
Twee thema's zijn in Ada relatief gemakkelijk herkenbaar. Het eerste is het onderwerp van in- | |
| |
eest. Literatoren met incestueuze belangstelling als Byron en Chateaubriand, worden veelvuldig genoemd. Het vijfregelige gedicht uit hoofdstuk 17 van deel 1 is, aldus Appel, een combinatie van Beaudelaire's ‘L'invitation au voyage’ uit Les fleurs du mal, waarvan de eerste versregels luiden:
en van Chateaubriand's ‘Le Montagnard Emigré’ (wat een trouvaille). De laatste regels van Beaudelaire's gedicht luiden:
Là, tout n'est qu'ordre et beauté,
ginds, is er niets dan rust en pracht,
en vormt een schitterende introductie voor het belangrijkere tweede thema.
Het tweede thema is dat van het verloren gegane paradijs. Hierboven is reeds gewezen op Milton wiens Paradise Lost hier natuurlijk van toepassing is. (Overigens heet John bij Nabokov opeens Abraham; Adam zou gemakkelijker te plaatsen zijn.) Ook komt de jeugdidylle terug in de vorm van het Arcadische. Als Van na een lange tussenpoos Ada opzoekt op haar school, lopen zij onder De Arcaden door naar de stationsrestauratie. Ook het gedicht van Marveil ‘The Garden’ komt veelvuldig voor.
Associaties rond deze aspecten zijn fraai besproken door Robert Alter. (Geen verwijzing is opgevallen naar Sir Philip Sidney, schrijver van de oudste Engelse Arcadia, die dit werk, interessant genoeg, schreef voor het plezier van zijn geliefde zuster).
Een ander voorbeeld om te laten zien hoe Nabokov de literatuur in het verhaal geweven heeft, kan worden gevonden in het gedicht van Hoofdstuk 14 uit deel één. Ook hier is het thema het Arcadië dat verloren is gegaan.
Ce beau jardin fleurit en mai
jamais, jamais, jamais, jamais, jamais
n'est vert, n'est vert, n'est vert, n'est vert, n'est vert
Dit gedicht volgt op een passage waarin Lucette aan Van vraagt om haar te leren op de handen te lopen. In Look at the Harlequins moet het niet kunnen omkijken in een straat die men is doorgewandeld de onomkeerbaarheid weergeven van het leven. Ook bij Lucette's pogingen wordt het nut van omkering in twijfel getrokken want, zegt de gouvernante, ‘ik heb haar toch Ségur's bewerking tot fabel van Shakespeare's toneelstuk over de slechte woekeraar voorgelezen?’ Met Mme. de Ségur maakten we al kennis in Speak, Memory. Vermoedelijk wordt ze hier opnieuw te voorschijn gehaald om het Franstalige van het gedicht te verantwoorden.
In het gedicht weerklinken de versregels uit King Lear (v, 3):
And Thou no breath at all.
never, never, never, never, never
waarin Lear over de dood van Cordelia treurt. In Nabokov's versie is de lentebloei voorgoed voorbij en het ‘n'est vert’ is het ‘never’ uit de jammerklacht van Lear. Nabokov noemt King Lear, Hamlet en Othello de drie grootste toneelstukken die ooit geschreven zijn en zijn verlies van het Russische Arcadia acht hij blijkbaar zo tragisch dat het een vergelijking met het verdriet van Lear rechtvaardigt.
| |
De drie zusters
Shakespeare is in Ada volop aanwezig. Met name Hamlet, al dan niet vergezeld van Ophelia, is een trouwe gast. De in Hamlet onbeduidende Voltemand verschaft Van het pseudoniem voor zijn eerste boek Letters from Terra. In Hamlet blijft Voltemand's rol ook beperkt tot het brengen van een brief.
King Lear keert terug bij Cordula. In Van's
| |
| |
jeugdjaren zijn er drie meisjes met wie hij het abc van de liefde doorneemt: Ada, Blanche en Cordula. Als Lucette oud genoeg is om toe te treden tot de Van's fanclub, neemt zij de plaats van Blanche in. De relaties tussen de meisjes zijn nauwelijks te doorgronden; Cordula en Lucette hebben beiden afzonderlijke nauwe (en intieme) banden met Ada. Lucette wordt eenmaal Adette genoemd (niet te verwisselen met Proust's Odette, die weer ergens anders een bijrol in Ada heeft) en Cordula Adula. Cordula (née De Prey) trouwt later met Ivan G. Tobak en dat wordt al snel Cordula Tobakoff, een verbastering van Nabokov.
Appel schrijft dat Ada Van's alter ego is en wijst op ‘Vaniada’. Vaniada wordt echter voor het eerst in Ada gebezigd tijdens een scrabblespel en - gelegd door Lucette - moet het dus gelezen worden als Van, I, Ada. Eénmaal wordt Cordula in een adem genoemd met Cordelia O'Leary en is Cordula een van de drie zusters uit King Lear, een toneelstuk dat vervolgens onder regie van Tsjechov verderop in Ada opnieuw wordt opgevoerd.
| |
Het weefsel van de tijd
Deel 4 handelt voor het overgrote deel over Nabokov's opvattingen over tijd. Van's belangrijkste boek heet Het weefsel van de tijd. In Lectures on Russian Literature zegt hij dat er naast Tolstoj ook ‘andere grote schrijvers (zijn) die zeer bewust door het tijdsbegrip werden gefascineerd en heel zorgvuldig trachtten de beweging ervan weer te geven’ en wijst vervolgens op Proust en Joyce.
Van's doel is om tot de essentie van tijd door te dringen. Tijd is niet meetbaar of vaststelbaar want het besef van tijd kost reeds tijd. Het woord Ardis, Grieks voor pijlpunt, verwijst naar de paradox van Zeno, een leerling van Parmenides, die geloofde dat de werkelijkheid tijdloos is. De paradox houdt in dat een pijl nooit zijn doel kan bereiken omdat zich steeds een deel van de nog af te leggen weg tussen de pijl en het doel bevindt. Belangrijker nog is mogelijk de vraag welke weg de tijd volgt. ‘Van primair belang is dat de tijd niet ergens naar toe leidt.’ Deze vaststelling is noodzakelijk omdat Nabokov voornamelijk het verleden wil actualiseren. Waarom zou men in het heden willen leven als het verleden zoveel moois te bieden heeft? Nabokov spreekt van chronografische landschappen en dat past heel wel, want in een landschap kun je alle kanten uit. In Speak, Memory waar het onderwerp van de tijd ook wordt besproken, spreekt Nabokov van een tovertapijt, waarmee hij een eigen tijdsindeling kan maken.
Het enige dat tijd oplevert is verleden en Nabokov verafschuwt de toekomst. ‘Liefde... heeft geen toekomst.’
Op schitterende wijze laat Nabokov het betrekkelijke van deze theorieën zien. Midden in Van's overpeinzingen belt Ada op, waardoor het verleden gaat herleven. Van legt zijn filosofieën terzijde om Ada zijn opwachting te maken. De conclusie is duidelijk: toekomst is prima als deze het verleden teruggeeft. (Nabokov's bespiegelingen zijn overigens ongemeen boeiend en iedereen die denkt door het voorafgaande iets ervan te hebben opgestoken, verdoet zijn tijd.) Wat Nabokov vooral plaagt, is het ongrijpbare van de tijd, waarop hij geen antwoord heeft. Het beste wordt het absolute nu nog benaderd door ‘de weldoordachte inbezitneming van ruimte zoals die door het oog wordt vastgelegd.’
| |
Foto's
Het wekt verbazing dat Nabokov de oogflits als de beste manier beschouwt om een microdeeltje van de tijd vast te leggen. Foto's immers registreren minder selectief en in kortere (sluitertijd. Van Nabokov en zijn familie zijn veel foto's bekend. Het zijn vaak mooie foto's die dateren van vóór het tijdperk waarin het misverstand dat men lachend op een foto moet staan algemeen verbreid was. Met een vanzelfsprekend zelfvertrouwen kijken de Nabokov's naar de lens. (Ook bij de Bloomsburies is er dat staren in de camera maar een superieur-getinte onverschilligheid maakt de foto's zoveel minder innemend. Het verschil komt ook tot uitdrukking in de wijze waarop men plaats heeft genomen. De Nabokovs staan, of zitten met rechte ruggen op eenvoudige stoelen. De Bloomsburies
| |
| |
hangen onveranderlijk in tuinstoelen.) Bijzonder mooi zijn Nabokov's onderschriften bij de foto's in Speak, Memory. Men denke slechts aan de foto in de hotelkamer in de Pyreneeën. Nabokov staat minder voordelig op de foto en vormt een illustratie bij Field's opmerking dat ‘vanuit bepaalde hoeken zijn neus enigszins groot lijkt uitgevallen’. Het bijschrift maakt van de foto een kunstwerk.
In Ada is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan foto's. Ada en Van bekijken samen een album dat hun is aangereikt door een afperser die tijdens de zomerse avonturen in hun jeugd in het geheim foto's van het tweetal heeft genomen. Het hoofdstuk is een van de mooiste uit het boek.
| |
Eros, een rose roes
Het aantal foto's uit het album waarvan publikatie voor Van en Ada pijnlijk zou zijn, valt overigens reuze mee en is door Nabokov poëtisch beschreven. Dat kan niet van alle pikanterieën uit het boek worden gezegd. Als Lolita vanwege de veronderstelde scabreuze lading een doorbraak in verkoopcijfers veroorzaakte, moet Ada een fatale rivale voor haar betekenen. Ergens wordt de roman omschreven als ‘verboden memoires’. Alle relevante passages bijeengenomen vormen inderdaad een wat onverbloemde bloemlezing of ook wel flora waarin op soms on- Nabokoviaanse wijze bepaalde veelvoorkomende planten worden gedetermineerd. ‘Eros, is een rose roes’, schrijft Nabokov, maar van een kater is weinig te merken. Sex wordt steeds met veel genoegen hetzij voor de lezer, hetzij voor de (veronderstelde) schrijver, gepresenteerd. Als Van de verzameling Oriëntaalse Erotica van zijn oom doorneemt en een ‘Geisha met 13 minnaars’ aantreft, ‘weet Van echter nog een vijftiende navel aan te wijzen die door de royale kunstenaar was toegevoegd, maar die onmogelijk anatomisch was te verantwoorden’. Geestig zijn ook de pogingen van rechter Bald om incest te voorkomen. ‘Men werd bevolen om 's nachts de gordijnen open te houden, voor het gemak van patrouilles, uitgerust met benzine-verbrandende schijnwerpers, de zgn. “Gluurlingen”.’ Ook de internationaal georganiseerde elite-bordelen opgezet door Eric van Veen samen met een neef uit Ruinen, ‘ergens bij Zwolle is me verteld’ leveren uiterst vermakelijke pagina's op. Maar als een dame die met een lipstick in het advertentieblad Fellata te zien is, de bijnaam Swallowtail krijgt, dreigt de ornitholoog in Nabokov te zeer te worden weggedrukt. De bed- en bad-scènes zijn zodanig uitgewerkt, dat Nabokov - zo hij dit al gewild zou hebben - er veel moeite mee gehad zou hebben om deze passages met
toepasselijke literatuurverwijzingen op te sieren. Van is bepaald een activist en als Ada niet in de buurt is (maar dit is geen noodzakelijke voorwaarde) treffen we hem onmiddellijk in ander vrouwelijk gezelschap aan. Natuurlijk zijn er weer onverlaten geweest die autobiografische trekken in Ada meenden te zien. Nabokov reageerde hierop met de gebruikelijke duidelijkheid: ‘Ik verafschuw Van Veen’ en Ada ontsnapt ondanks haar betoverende uiterlijk evenmin aan dit oordeel want hij vindt ze ‘beide nogal afstotende wezens’.
| |
Smakelijk
Niet iedereen raakt zoveel tijd kwijt als onze Casano Van met zijn Ada en daarom hield in de negentiende eeuw de bezittende klasse voldoende tijd over voor de vervulling van andere primaire levensbehoeften; eten. In Lectures on Russian Literature beschrijft Nabokov de maag- en dagvullende volgorde van de maaltijden: ontbijt, lunch, diner, thee (à l'anglaise) en souper. In Ardis Hall gaat het al niet veel anders. We zullen hier enkele gangen serveren.
De avond-thee bestond in Ardis onveranderlijk uit gestremde melk - hoe Ada de ‘dunne romiggladde bovenlaag’ opeet en wat Van daarbij denkt wordt teveel voor een citaat - ‘grof zwart boerenbrood’, ‘klubnika’ en ‘reusachtige, blinkend rode tuinaardbeien’. Zoals in Vyra worden er ook in Ardis picnics gehouden, vaak om verjaardagen te vieren: sandwiches, kalkoen, brood, kaviaar, gekandijde viooltjes en frambozentaartjes vormden aardig gezelschap voor grote hoeveelheden witte en rode port, rode wijn en zoete, koude thee. Bepaald smakelijk oogt ook het diner dat op Ardis wordt opgediend als Van's va- | |
| |
der, Demon, langskomt. Dit bezoek levert overigens een van de mooiste gedeelten van het boek op. Het wordt een klein familiefeestje met als hoofdgerecht voor de conversatie de literatuur, koetjes als voorgerecht en kalfjes als toetje. ‘De gelukkige wisselwerking van harmonieuze gevoelens, de openhartige vrolijkheid van familiebijeenkomsten, het marionettenspel waarbij de touwtjes nooit door elkaar raakten, het is allemaal zoveel gemakkelijker beschreven dan men zich voor kan stellen.’ De laatste bijzin is natuurlijk een voortreffelijke valkuil voor de lezer, niet te vermijden nadat hij zo'n honderd bladzijden eerder de cliché-variant (namelijk het omgekeerde) heeft kunnen lezen. Als men aan tafel gaat zijn de hors d'oeuvres al neergezet; verschillende soorten kaviaar, boleten, gerookte zalm, West- faalse ham, ganzelever en nog veel meer. Op de ovale tafel staan fraaie kandelaars die ongenode gasten van buiten aantrekken, motten, die de mooiste zin uit het boek meebrengen. Op tafel prijkt ook een bronzen schaal met fruit waaronder Calville-appelen en Persty-druiven. Vóór het aan tafel gaan, is er reeds zoveel gedronken dat Demon ‘onwillekeurig gaapte als mannen doen terwijl zij hun servet uitvouwen’. Het menu begint met Demon's lievelingsgerecht
‘zelyonïya shchi’ een ‘fluwelige groene zuring- en spinaziesoep met glibberige hardgekookte eieren’ opgediend met ‘gloeiendhete, onweerstaanbaar zachte, met vlees, wortelen of kool gevulde pirozhki’. Vervolgens is er gepaneerde snoek, gebraden hazelhoen met bergveenbessen en asperges. Het dessert bestaat uit profitéroles maar dan de echte Russische en niet de Europese ‘profitrolls’.
| |
Cryptograda
Met dit dessert wordt de beschrijving van het veelzijdige Ada besloten. De lezer van dit artikel zal mogelijk de indruk hebben gekregen dat de schrijver ervan Ada hogelijk bewondert. Dat is niet zonder meer het geval. Ik kan me heel goed voorstellen dat iemand die Ada leest, het na enkele tientallen pagina's weglegt om nooit meer een boek van Nabokov in te zien. Veredelde wartaal, zal mogelijk zijn reactie zijn. Maar wie Ada leest na bijvoorbeeld Bend Sinister, Pnin, Mary, Speak, Memory of Pale Fire weet dat hij niet leest wat de woorden als tekst voorwenden. De lezer probeert dan in een waterval van onbegrijpelijke zinnen en onherkenbare namen enig houvast te vinden. Wie zijn impulsieve reactie onderdrukt en niet de oever opzoekt maar tracht greep te krijgen op de watermassa, is schier reddeloos verloren. Het beste wat men nog kan doen is een emmertje meenemen en telkenmale een klein beetje van het enorme aanbod nemen. Vervolgens kan men dan proberen om de blinkende steensplintertjes en de glinsterende zandkorreltjes één voor één onder de loupe te nemen om met behulp van een goedgevulde bibliotheek de herkomst ervan te achterhalen.
Mogelijk bevat Ada teveel dat onherkenbaar is. Het werk zal wel nooit zo volledig uiteengerafeld en gedetermineerd kunnen worden dat iemand er evenveel genoegen aan zal kunnen beleven als Nabokov bij het schrijven ervan. Ada is een encyclopedie waarin Nabokov zijn hobbies op een vaak volstrekt onbegrijpelijke wijze heeft ondergebracht.
Als iemand wegrijdt in een ‘jolls-joyce’ of als een open ruimte in een kunstwerk doet denken aan ‘Heinrich Heideland’, zal men daar wel raad mee weten. Maar tegenover dit soort woordspelingen staan eindeloos veel raadselachtigheden die de lezer zonder aanknopingspunten worden aangereikt. Sommige blijven de lezer achtervolgen. Wat is de grap achter de nummers van de hotelkamers die op drie plaatsen voorkomt? (Vraagt Marina ‘toch niet toevallig 222?’ en nee hoor, het blijkt 221 te zijn. In ‘De Drie Zwanen’ huurt Van de kamers 508-509-510 en als Ada haar kamer betrekt is dat niet 410 maar 412 of 414). Waarom heeft Vronsky (de minnaar van Anna Karenin) in Ada de voorletters G.A. (in werkelijkheid zijn zijn voorletters A.K.) en waarom wordt hij eenmaal Gavronski genoemd? En wie is in 's hemelsnaam Poet Laureate Robert Brown, dichter van ‘Peter en Margaret’?
Ada blijft boeien. Alfred Appel, die Lolita heeft geannoteerd, verwacht dat het annoteren van Ada evenveel jaren zal vergen als het schrijven heeft gekost. Hij spreekt van een spel ‘Zoek Wat de Schrijver Heeft Verborgen, een spel voor alle
| |
| |
seizoenen’.
Zonder Appel's kennis, vindingrijkheid en hardnekkigheid te willen onderschatten, betwijfel ik of Ada ooit geheel in kaart gebracht zal kunnen worden. Wie wil weten wat hem te wachten staat als hij verder wil gaan dan bovenstaande oppervlakkige waarnemingen, hij ga à la Appel en Alter Ada achterna. Om een indruk te geven van wat het annoteren van de eerste pagina van Ada zou kunnen opleveren, wordt tot besluit van dit artikel daartoe een poging ondernomen.
| |
Ada or Ardor:
A Family Chronicle
To Véra
With the exception of Mr. and Mrs. Ronald Oranger, a few incidental figures, and some non-American citizens, all the persons mentioned by name in this book are dead.
(Ed.)
| |
Part one
1
‘All happy families are more or less dissimilar; all unhappy ones are more or less alike,’ says a great Russian writer in the beginning of a famous novel (Anna Arkadievitch Karenina, transfigured into English by R.G. Stonelower, Mount Tabor Ltd., 1880). That pronouncement has little if any relation to the story to be unfolded now, a family chronicle, the first part of which is, perhaps, closer to another Tolstoy work, Detstvo i Otrochestvo (Childhood and Fatherland, Pontius Press, 1858).
Van's maternal grandmother Daria (‘Dolly’) Durmanov was the daughter of Prince Peter Zemski, Governor of Bras d'Or, an American province in the Northeast of our great and variegated country, who had married, in 1824, Mary O'Reilly, an Irish woman of fashion. Dolly, an only child, born in Bras, married in 1840, at the tender and wayward age of fifteen, General Ivan Durmanov, Commander of Yukon Fortress and peaceful country gentleman, with lands in the Severn Tories (Severnïya Territorii), that tesselated protectorate still lovingly called ‘Russian’ Estoty, which commingles granoblastically and organically, with ‘Russian’ Canady, otherwise ‘French’ Estoty, where not only French, but Macedonian and Bavarian settlers enjoy a halcyon climate under our Stars and Stripes.
The Durmanovs' favorite domain, however, was Raduga near the burg of that name, beyond Estotiland proper, in the Atlantic panel of the continent between elegant Kaluga, New Cheshire, u.s.a. and no less elegant Ladoga, Mayne, where they had their town house and where their three children were born: a son, who died young and famous, and a pair of difficult female twins.
| |
Ada, or Ardor: A family chronicle; pag. 1 geannoteerd
‘Ada’ is een naam die grote gelijkenis vertoont met Anna, hoofdpersoon uit Tolstoj's ‘Anna Karenin’ waarnaar in Ada veelvuldig wordt verwezen.
In het boek komen talloze namen voor die beginnen en eindigen met een A, waaronder natuurlijk Adelaida, Ada's voornaam voluit. Ada komen we ook tegen als Ardelia, Adula, Adora, Adiana, Adahlia en Anda. Ada's moeder heet Armina (Marina), haar tante Aqua.
Voorts komen we ook nog Aurora en Andrea tegen en natuurlijk Chateaubriand's Atala. Ada is ook de naam van de dochter van de incestueuze Lord Byron en zijn vrouw Annabella, niet van zijn halfzuster Augusta met wie hij een verhouding had. Opvallend is ook dat Allegra, Byron's tweede dochter, ontbreekt. De roman speelt zich af in Amerussia waarin het Arcadia van Van en Ada is gelegen. Van daaruit worden uitstapjes gemaakt naar Andalusia, Acacia, Agaria, Acrazia, Arizona, Alvena en niet te vergeten Aurora. Alter wijst erop dat de letter A het omgekeerde is van de letter V die de vorm van een pijlpunt (Ardis) heeft. Ada betekent in het Russisch hel. Appel (A) werkt dit thema vaardig uit maar ik
| |
| |
heb me nooit thuisgevoeld in het schemerrijk waarin Jekyll Hyde wordt en Humbert Quilty.
‘or, Ada’
Deze toevoeging wijst naar titels uit vroeger tijden die ook een dergelijke opbouw vertonen: Candide ou l'optimisme; René, ou les effets de passions. In zeker opzicht is ‘Ada’ ook een overzicht van de ontwikkeling van de romankunst. Er zijn vele plaatsen waarop naar deze ontwikkeling in de literatuurhistorie wordt verwezen. De vaders van Van, Ada en Lucette, worden beiden Walter genoemd, een eerbetoon aan Sir Walter Scott, de grondlegger van de romankunst die overigens zelf als impresario (‘the great Scott’) van Ada's moeder optreedt. Diverse van Scott's romans, zoals Rob Roy en De talisman, komen in Ada voor en het is natuurlijk veelbetekenend dat Van met het schrijven van zijn belangrijkste boek Texture of Time is begonnen in Lammermoor. Lammermoor is een verwijzing naar The Bride of Lammermoor, een andere roman van Scott, voor deze gelegenheid niet gesitueerd in Schotland, maar in de Dolomieten (een verhuizing waaraan Donizetti meegewerkt heeft).
‘Ada or Ardor.’ Een anagram van ‘Adora Ardor’. Aanvankelijk had Nabokov het oog op Adora als vrouwelijk hoofdpersoon. Het Latijnse Ardor betekent passie, welke in Ada uitvoerig wordt geadoreerd.
‘a family chronicle.’ Volgens Karlinsky een subtitel ontleend aan een van de boeken van Aksakov, een verheerlijker van zijn jeugd. Aksakov komt in Ada nog terug (overigens met verkeerde voornamen, waardoor hij wordt afgekort als AAA) als Van's huisleraar, een rol die misschien te zwaar voor hem is want Nabokov beschrijft hem in Eugene Onegin als ‘een onbeduidende schrijver, verschrikkelijk opgeblazen door slavoviele groepen’. Overigens niet zonder succes gezien zijn heruitgave bij The World's Classics.
‘Ronald Oranger.’ Anagram voor ‘No longer radar’ (niet zo gek voor een boek waarin de telefoon en de radio avant la lettre voorkomen als
| |
| |
dorophones en sonorolas), van ‘glanner or ardor’ (maar waarom moet ‘glamour’ verbasterd worden?) en van ‘Ada, long'n error’; dat lijkt me het meest toepasselijk. Alter wijst erop dat sinaasappelbomen in Marvell's werk volop aan de orde zijn evenals de meloenen die we in Ada tegenkomen.
‘All happy families are more or less dissimilar; all unhappy ones are more or less alike.’ Bekende omkering van de eerste zin uit Anna Karenin; ‘Happy families are all alike; every unhappy family is unhappy in its own way.’
‘Anna Arkadievitch Karenina.’ Opnieuw een vertaalblunder.
Correct is ‘Anna Arkadievna Karenin’.
‘R.G. Stonelower’. Producent van deze blunders.
Appel laat deze steen van de Berg Tabor afrollen. Ik ben geneigd een andere betekenis aan Stonelower toe te kennen. Voor zijn colleges maakte Nabokov veel gebruik van vertalingen van Garnett, die hij verfoeide. Garnet betekent in het Engels onder meer granaatsteen - in Speak, Memory wordt het woord in deze betekenis gebruikt - en deze behoort tot de edelstenen. Wellicht heeft Nabokov gedacht dat het best een steentje lager kon. Hoe plausibel ook, zekerheid is er niet want enkele honderden pagina's verder komen we een andere vertaler tegen, ook een ‘stone’, namelijk Thomas Gladstone. En misschien is er ook een relatie met de Nordstone uit Anna Karenin, de vriendin van Kitty.
‘Mount Tabor’. Volgens Appel ‘Mount Abora’ uit Coleridge's Kubla Khan. Ik houd het op het anagram van ‘Tabor’, ‘Abort’ hetgeen ‘mislukt’ betekent.
‘Childhood and Fatherland’. Weer mis, moet zijn ‘Childhood en Boyhood’, Nabokov stoorde zich enorm aan vertaalfouten.
‘Pontius Press.’ Pontius Pilatus werd als procurator van Judea ontheven van zijn functie wegens wanbeheer. Hetzelfde geldt voor Mr. Girodias, uitgever van Lolita en beheerder van een andere uitgeverij die zijn naam eveneens ontleent aan de klassieke oudheid, de Olympia Press.
‘Daria (“Dolly”)’. Ongetwijfeld Princes Daria Shcherbatski, bijgenaamd Dolly, echtgenote van Oblonski, de broer van Anna Karenin.
‘Durmanov’. Volgens Lee is ‘durman’ Russisch voor ‘narcotisch’. Wellicht wil Nabokov zijn verslaving aan Anna illustreren. Inderdaad komt Tolstoj zeer frequent opduiken in Ada, men leze Appel. Frappant is dat onopgemerkt is gebleven dat Ada geboren wordt in het jaar dat Anna Karenin aanvangt.
‘Bras d'Or’. Verderop ‘La Bras d'or’, ofwel ‘Labrador’.
‘Mary O'Reilly, an Irish woman of fashion’. Nabokov had bij zijn eerste gedachten aan Ada voor de hoofdpersoon als mogelijkheid ook een Ierse voor ogen. Dat het een dame was, is vanzelfsprekend. Misschien is Mary wel familie van Cordelia O'Leary met wie we al eerder kennis mochten maken. (‘Oh really, is she’?)
‘General Ivan Durmanov, Commander of Yukon Fortress’. Ongetwijfeld de broer van Nabokov's overgrootvader, ook een Ivan en commandant van een fort, te weten het Peter en Paulusfort in St. Petersburg waarin hij o.m. Dostojewski moest opsluiten aan wie hij zo vriendelijk was boeken te lenen, zo schrijft Nabokov in Speak, Memory.
‘Macedonian and Bavarian’. Overbodige toevoegingen die het verhaal de sfeer van een quasi werkelijkheid moeten meegeven (vergelijk Lectures on Russian Literature: ‘these trifles are meaningless, they are all important in giving the real atmosphere of this particular story’).
‘Kaluga’. Stad ten zuid-westen van Moskou, op weg naar Poltawa. Kaluga komt voor in Anna Karenin maar is vooral ook bekend als de pro- | |
| |
vincie waarin het buiten van Poesjkin lag, althans van zijn vrouw die het als huwelijksgeschenk van haar moeder ontving.
| |
Literatuur
Vladimir Nabokov: Mary; Speak, Memory; Lectures on Russian Literature; Lectures on European Literature; Eugene Onegin; Strong Opinions en ‘Anniversary Notes’ opgenomen in A. Appel, Jr. en Ch. Newman: Nabokov, Criticism, reminiscences, translations and tributes, Evanston 1970. |
Simon Karlinksy (red.): The Nabokov-Wilson Letters, 1940-1970, Toronto 1980. |
Andrew Field: Nabokov, His Life in Part. |
Alfred Appel: Ada described, opgenomen in Appel en Newman. |
Robert Alter: Ada, or the Perils of Paradise, in Peter Quennell (red.): Vladimir Nabokov, A Tribute. |
L.L. Lee: Vladimir Nabokov, Boston 1976. |
|
|