Maatstaf. Jaargang 32
(1984)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
IntredeAan groen komt geen herinnering te pas.
De dromen zijn voor later weggelegd.
Verbazing wekt een park, dat achter glas
Verbeeld niet vreemder bloeit dan in het echt.
Herinneringen zijn er in de maak.
De palmen horen op van zuchtjes wind.
Het ochtenduur wordt langzaam als de smaak
Van ananas. Een gele aquatint.
Ik zie een Venetiaanse zomertuin,
Maar dit is Londen, in de tweede maand.
De stad is echter werkelijk meegaand
En laat me nippen aan een droomfortuin.
Mijn eerste stelling krijgt haar vergelijk:
Vandaag staat een herinnering te kijk.
| |
[pagina 31]
| |
BuitenkantPromiscue laveren we langs doeken
Of sculpturen en bezoekers. Ik begeer
Een jongen die een oude ets signeert.
De suppoosten schieten uit hun hoeken.
In deze zaal is veel als buit vergaard.
We zien er goud-op-snee en glas-in-lood.
Ik staar me op een mooi omhulsel dood,
Ik kan het niet betrappen op een aard.
De museale wijze van verlangen
Raakt aan onze ongenaakbaarheid.
Geen voorwerp wordt betast, geen man verleid.
De jongen jaagt nog een suppoost op stang en
Rent naar buiten, waar hij stil blijft staan.
Hij zal in vreemde handen overgaan.
| |
Op de grensIk zie een roeier richting Londen gaan.
Ik sta in Greenwich en verwacht zijn blik.
Hij heeft geen tijd. Hij is een onderdaan
Van de rivier. De tegenstroom. De kick.
The Royal Naval College ziet hij niet
En niet Venetië: het Molo ligt,
Met de Salute vreemd in het verschiet,
Ontmaskerd in versomberd middaglicht.
De roeier wordt een oevergroene stip,
Een lichtgehavend beeld, een lumineus
Idee. Eerlang kan hij wellicht niet heus
Bestaan. Die jeugddroom van vergaan. De trip.
Ik wandel langs de Italiaanse grens.
Daar lokt herinnering. Hier lokt een wens.
|
|