inmiddels nog een kort journaal boven water gekomen, de ‘Constantinopoliad’. Onder meer in het portfolio wordt daar enige informatie over gegeven. Maar, zo zou je denken, er moeten meer documenten zijn waaruit je Kavafis als persoon wat beter kunt leren kennen: zijn brieven. De brieven blijken echter bijna allemaal hoogst onpersoonlijk te zijn. Veel is overigens verloren gegaan. De uitgebreide reeks brieven uit de periode 1918-1919 aan zijn vriend Alexandros Singopoulos bestaat nog wel. Om onduidelijke redenen zijn ze nog altijd niet gepubliceerd. Er zijn meer van die stukken in het Kavafis-archief - onder meer de aantekeningen van Rika Singopoulou - waaruit af en toe wel geciteerd wordt maar die niet in hun geheel openbaar worden gemaakt. Robert Liddell heeft in zijn onvolprezen Cavafy - a critical biography van beide bronnen gebruik mogen maken. Over de brieven aan Alexandros weet Liddell te vertellen: ‘The letters are affectionate, full of care for the health and comfort of the friend whom he misses so greatly, and of plans for his future’ (p. 171). Het zegt al genoeg dat Kavafis meestal dagelijks - soms meer dan dat - schreef aan zijn vriend die tijdelijk buiten Alexandrië woonde.
Andere correspondentie werd soms wèl uitgegeven. Zo verscheen er in 1980 een boekje bij het Grieks Literair en Historisch Archief te Athene met Drie brieven van Kavafis gericht aan Polis Modinos. Van wat groter literair-historisch belang zijn de Brieven aan Marios Vaïanos, in 1979 uitgegeven door Hestia en bezorgd door E.N. Moschos. Het boek bevat 43 brieven van Kavafis. Allemaal even saai en stereotiep. Vaïanos was een pleitbezorger van Kavafis in Athene en onder meer hoofdredacteur van het literaire tijdschrift Nea Techni waaraan de dichter regelmatig meewerkte. In de brieven blijft Kavafis zeer formeel. De aanhef is altijd ‘Geachte Heer Vaïanos’, de ondertekening is altijd ‘Met veel hoogachting, K.P. Kavafis’ en wat daar tussenin staat is niet minder afstandelijk.
In 1924 wijdde het tijdschrift van Vaïanos een speciaal nummer aan Kavafis. Het Grieks Literair en Historisch Archief bracht vorig jaar van die aflevering een fotografische herdruk uit. Er werden meer aan Kavafis gewijde oude tijdschriften door dezelfde instantie en op dezelfde wijze herdrukt. In één boek bijeengebracht werden zo La Semaine Égyptienne van 25 april 1929, Panegiptia van 8 juni 1933 en La Semaine Égyptienne van 1 juli 1933. In La Semaine Égyptienne uit 1929 staat onder meer een stukje van de Nederlandse geleerde D.C. Hesseling die beweert nog niet in staat te zijn een mening te geven over ‘la valeur et les mérites d'une oeuvre si différente de tout ce que je connais dans la littérature hellénique. Cette simplicité poussée quelquefois pour mon oreille inexpérimentée jusqu'au prosaïsme, cette métrique dont souvent le rythme m'échappe, les sousentendus que je soupçonne mais que je ne puis dévoiler, tout cela m'égare et me force de m'abstenir d'un jugement. Je ne dispose d'ailleurs ni des livres nécessaires, ni du loisir plus nécessaire encore pour étudier un auteur de son importance’ (p. 24). Door Hesseling werd de Nederlandse vertaler G.H. Blanken naar eigen zeggen in 1924 of 1925 met Kavafis' gedichten in aanraking gebracht. Verder werd een Kavafisnummer uit 1931 van O Kiklos herdrukt, evenals het belangrijke nummer dat Epitheorisi Technis in 1963 aan hem wijdde.
Voor de lezer van nu lijkt ons overigens alleen laatstgenoemd tijdschrift van belang. In Epitheorisi Technis zijn Kavafis' kritische aantekeningen bij de Selections from the Writings of John Rusktn opgenomen en Stratis Tsirkas' uitgebreide K.P. Kavafis - schets voor een chronografie van zijn leven. Het Grieks Literair en Historisch Archief leverde nog een aantrekkelijke bijdrage aan het Kavafisjaar 1983. Men gaf fraaie facsimile's uit van de vijf eerste feuilles volantes die de dichter liet drukken. Alleen de nietjes en het ontbreken van watervlekken onderscheiden ze van de felbegeerde echte.
Nog mooier is de uitgave Handgeschreven gedichten 1896-1910. Een voorbeeldige nadruk van een cahier met een aantal gedichten die Kavafis in zijn zo fraaie handschrift voor zijn vriend Singopoulos overschreef. Aan alles is door uitgever Technografiki gedacht: zelfs werd hetzelfde papier (Ingres van Canson & Montgolfier) gebruikt als in het oorspronkelijke cahier. Omdat