Zoals ook wij die oude woorden op andere wijs hebben gezegd.’
3. Het Regiment van het Genot. Niet ondertekend. Waarschijnlijk tussen 1894 en 1897 geschreven. Eerste publikatie door G.P. Savidis in het tijdschrift I Leksi, nr. 23, Athene, 1983.
4. Kledingstukken. Niet ondertekend. Waarschijnlijk tussen 1894 en 1897 geschreven. Eerste publikatie door G.P. Savidis in het tijdschrift I Leksi, nr. 23, Athene, 1983.
5. Bij klaarlichte dag. Niet ondertekend. Waarschijnlijk in 1895 of 1896 geschreven. Zie pag. 15-20.
6. Enkele bladzijden over de Sofisten. Ondertekend: K.F.K. Publikatie door Giannis Dallas in zijn 10 februari 1983 gehouden lezing ‘Kavafis en de tweede sofistiek’ afgedrukt in Kyklos Kavafi, Athene, 1983, p. 153-202. De tweede sofistiek kwam in de 2e eeuw na Chr. tot bloei, misschien zijn de sofisten uit het hiervoor geciteerde ‘De Vijanden’ er vertegenwoordigers van. Kavafis baseert zich in zijn - belangwekkende - beschouwing vooral op het werk van Philostratos.
Savidis meent dat twee andere teksten ook nog in hetzelfde omslag thuishoren.
7. De berg. Ondertekend: Konst. F. Kavafis. Gedateerd: 1893. Eerste publikatie door G.A. Papoutsakis in Proza, Athene, 1963, p. 180-185. Het betreft een uitleg van een allegorisch gedicht van Athanasios Christopoulos (1772-1847), een dichter waarover het heet ‘Modern Greek poetry had begun its history’ (Linos Politis: A History of Modern Greek literature, Oxford, 19752, p. 109). Er bestaat ook nog een tekstje ‘What I remember of my essay on Chrestopulus’ en in 1891 heeft Kavafis een gedicht ‘Athanasios Christopoulos’ geschreven dat verloren is gegaan.
8. Een avond in de Kalinder. Niet ondertekend. Niet gedateerd. Eerste publikatie door G.A. Papoutsakis in Proza, p. 186-191. In deze tekst beschrijft hij de mooie omgeving van het dorpje Nichori nabij Konstantinopel waar hij van 1882 tot 1885 verbleef. Het is een boeiende aanvulling op het jeugdgedicht ‘Nichori’.
Een negende tekst kan hier vermoedelijk aan toegevoegd worden. Deze is nog niet gepubliceerd, maar werd vorig jaar wel tentoongesteld.
9. De schepen. Ondertekend: Konst. F. Kavafis. Waarschijnlijk tussen 1893 en 1897 geschreven. De tekst beslaat drie vellen. Het is een uitgebreide allegorie, het midden houdend tussen essay en prozagedicht.
De drie teksten uit deze groep van negen waarvan wij menen dat ze het meest bijdragen tot het begrip voor Kavafis' dichtwerk en ideeën omstreeks 1900 volgen hieronder in vertaling.
‘De gedachten van een oude kunstenaar’, ‘Het Regiment van het Genot’ en ‘Kledingstukken’ zijn prozagedichten. C. Buddingh' over dit genre in zijn Lexicon der Poëzie: ‘als proza gedrukte tekst, die echter vele kenmerken van poëzie vertoont, o.a zorgvuldig uitgebalanceerde ritmen, alliteratie, binnenrijm, metaforen.’ De grondlegger van het genre zou Aloysius Bertrand zijn met zijn Gaspard de la Nuit (1842). Hij heeft echter zijn voorgangers. Een hoogtepunt in het genre bereikte Charles Baudelaire met zijn Le Spleen de Paris of Petits poèmes en prose (1869). Waarschijnlijk is via Baudelaire Kavafis met het genre in aanraking gekomen. De Petits poèmes en prose waren in een editie uit 1886 in zijn bibliotheek aanwezig. In zijn in 1892 gepubliceerde artikel ‘Lamia’ (zie Proza, p. 51-65) over het gelijknamige werk van Keats staat een zin waaruit mogelijk blijkt dat hij toen al weet van het prozagedicht had: ‘De kracht, de bezieling, de aan uitdrukking rijk gekleurde beelden maken (...) tot een waar gedicht in prozavorm.’ Kavafis' eigen prozagedichten voldoen vrij goed aan de definitie van Buddingh'. De taal maakt dikwijls een archaïsche en daardoor gekunstelde indruk. Het ritme wordt onder meer door herhaling van woorden en zinsdelen bereikt. Ook aan de klankkleur is merkbare zorg besteed.