Maatstaf. Jaargang 32
(1984)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Mario Molegraaf Kavafis en zijn tijdK.P. Kavafis heeft tot zijn eigen tijd, tot zijn eigen woonplaats een merkwaardige verhouding gehad. In Egypte te wonen en nooit het huis van een Egyptenaar te hebben betreden. In de twintigste eeuw te leven en bijna alle inspiratie uit een ver verleden te hebben geput. Het is te begrijpen dat in vele artikelen en verschillende boeken is getracht te bepalen hoe Kavafis' poëzie wèl bij zijn tijd aansluit. Het meest vergaand is de uitleg die Georgios Aridas geeft in een stukje ‘Gedanken über Konstantinos Kavafis’.Ga naar eind1. Corruptie en moreel verval bepaalden volgens Aridas de zeden van de heersende klasse in Alexandrië, de klasse waartoe ook de familie van Kavafis behoorde. De burgerlijke bewoners van de stad zouden de tegenspelers zijn van de helden in Kavafis' poëzie. Hoe het artikel van Aridas verder gaat, laat zich raden. Ook Stratis Tsirkas legt in zijn zeer goed gedocumenteerde boeken Kavafis en zijn tijdGa naar eind2. en De politieke KavafisGa naar eind3. verbanden tussen Kavafis' dichtwerk, zijn sociale status en actuele gebeurtenissen. Hij legt sterk de nadruk op het politieke bewustzijn van de dichter. Marina Risva werkte die gedachte nader uit in een boek La pensée politique de Constantin Cavafy.Ga naar eind4. Kavafis - zoals wij hem uit zijn werk leren kennen - is allerminst een man van ideologieën. Alles wat naar politiek fanatisme zweemt behandelt hij in zijn poëzie met ironie. Zijn opinie over allerlei zaken die de wereld in zijn tijd schokten is onbekend. Zelfs zijn mening over gebeurtenissen waarvan je verwachten zou dat ze hem aangingen, valt zelden te reconstrueren. Kavafis was een Griek in diaspora, maar om Griekenland heeft hij zich nooit bijzonder bekommerd. Hij verwisselde waarschijnlijk tussen 1890 en 1894 het Britse voor het Griekse staatsburgerschap. Vier maal heeft hij het land bezocht. Voor het eerst in 1901; van die reis is een dagboekje bekend.Ga naar eind5. Van enige opwinding als hij voor het eerst voet op Griekse bodem zet is geen sprake. Over Alexandrië - de stad die door zijn werk bijna legendarisch is geworden - heeft hij eens opgemerkt: ‘By now I've gotten used to Alexandria, and it's very likely that even if I were rich I'd stay here. But in spite of this, how the place disturbs me. What trouble, what a burden small cities are - what lack of freedom. I'd stay here (then again I'm not entirely certain that I'd stay) because it is like a native country for me, because it is related to my life's memories. But how much a man like me - so different - needs a large city. London, let's say. Since... P.M. left, how very much it is on my mind.’ De notitie dateert van 1907, het zou kunnen dat een en ander met zijn homosexualiteit in verband stond. Ook over het huis in de Rue Lepsius waar hij zo lang heeft gewoond, had hij twijfels. Jarenlang overwoog hij: ‘Shall I leave, or shall I put in electric light?’ Hij besloot te blijven, aan zijn huis was hij net als aan zijn stad gewend geraakt. De stad en het huis met zo veel herinneringen zijn hem tenslotte zelfs dierbaar geworden. Alexandrië heeft in de geschiedenis lang een bijzondere positie ten aanzien van Egypte ingenomen. De stad was in een ver verleden onafhankelijk van Egypte, men sprak van ‘Alexandreia ad Aegyptum’. De glorie van de stad ligt geheel en al in de oudheid. Veel uit die tijd is nu niet meer in Alexandrië terug te vinden. Wat de geschiedschrijvers vermeldden, bestaat niet meer. Wat er wèl is, werd door de geschiedschrijvers niet vermeld. De teruggang zette al in toen de Romeinen de stad veroverden. De kunstwerken werden weggehaald, veel gebouwen werden verwoest. Al in de vierde eeuw waren alle belangrijke monumenten verdwenen. In 638 viel de stad in Arabische handen, later in die van de Turken. De moderne tijd begint in Alex-andrië met Napoleon. Onder onderkoning Mohamed Ali kreeg de stad weer enig aanzien. In | |
[pagina 31]
| |
het midden van de vorige eeuw ging Engeland in Egypte de dienst uitmaken. Pas in 1922 verleende Engeland aan Egypte souvereiniteit, zij het dat een aanzienlijke Britse strijdmacht in het land gestationeerd bleef. Eerst dertig jaar geleden verlieten de Britse soldaten het land. Alexandrië's verval na de oudheid was ernstig. In 1778 woonden er nog slechts 6000 mensen. In de oudheid hadden er ruim 300.000 vrije Grieken gewoond en een onbekend aantal slaven en vreemdelingen. In de loop van de negentiende eeuw kreeg Alexandrië weer enige betekenis. De haven was van groot belang. In 1884 deden 1114 schepen de stad aan.Ga naar eind6. In 1908 waren het er al 2127. Economisch was de stad vooral afhankelijk van de katoenhandel. Het aantal inwoners liep snel op. In 1882 woonden er 232.636 mensen, in 1927 werden er 573.003 geteld. De economische opleving werd vooral door Europeanen teweeg gebracht. Sinds het midden van de vorige eeuw hadden zich veel Europese handelaren in de stad gevestigd. Alexandrië werd een ware kosmopolitische stad. De contacten tussen de Egyptenaren en de Europeanen bleven overigens zeer beperkt. In 1927 woonden er 432.267 Egyptenaren in de stad, en waren er 140.736 buitenlanders. Belangrijk waren de Italiaanse, de Britse en de Franse kolonie. Maar het meest omvangrijk was de Griekse gemeenschap. In 1927 woonden er naar schatting ongeveer 55.000 Grieken. Al die Europese kolonies hadden hun eigen organisaties, hun eigen kranten, hun eigen scholen. De meeste buitenlanders oriënteerden zich graag op de Franse cultuur. Men poogde in Franse stijl te leven en sprak Frans. Kavafis heeft ook een voorkeur in deze richting gehad, in een onlangs gepubliceerde notitie vermeldt hij liever Frans dan Engels te spreken maar dat de omstandigheden hem noodzaakten tot het Engels. Hij was immers werkzaam op een afdeling van de Irrigation Service, waar al zijn superieuren Engelsen waren. Over het beroepsleven van Kavafis is het een en ander bekend, vooral door Tsirkas.Ga naar eind7. Lijsten met het salaris van Kavafis, welwillende beoordelingen door zijn chefs - ze zijn allemaal gepubliceerd. Bij zijn indiensttreding had hij opgegeven óók de Arabische taal machtig te zijn, maar dat was niet helemaal waar. Zoals vrijwel alle in Egypte wonende Europeanen kende hij net genoeg Arabisch om zijn bediende instructies te kunnen geven. Status was in de buitenlandse gemeenschap van Alexandrië van groot belang. Behoorde je tot de ‘protoklasatoi’ of tot de ‘deuteroklasatoi’? Kavafis heeft het waarschijnlijk altijd als een schande gevoeld dat zijn familie zoveel aan status en rijkdom had ingeboet. In veel notities die hij voor zichzelf maakte, valt op hoe gevoelig hij was voor status. Zag hij een hooggeplaatst persoon, dan werd daar altijd uitvoerig melding van gemaakt. Hij bleef een betrekkelijk laag geplaatste ambtenaar. Alleen door succesvolle operaties op de Beurs - speculeren moet hij heerlijk hebben gevonden, hij hield alle transacties nauwkeurig bij - was hij financieel in staat vroeg met pensioen te gaan. De Griekse kolonie in de stad bestond beslist niet alleen uit rijkaards. Er waren veel kleine handelaren en handwerkslieden onder. Een paar van de Griekse zaakjes bestaan nu nog. In 1957 werden bijna alle buitenlanders uit Alexandrië verjaagd - tekenend genoeg met uitzondering van de Grieken. Hun bedrijven waren zo klein dat ze ook aan nationalisatie ontsnapten. De Griekse gemeenschap in Alexandrië telt nu ongeveer 1500 mensen, oude mensen meestal, en het zal niet lang meer duren of van de Griekse aanwezigheid in de stad zal niets meer te merken zijn. Een oudemannenhuis, een begraafplaats worden nog gebruikt. Verder verschijnt nog dagelijks één Grieks krantje. Alle andere Griekse instellingen hebben opgehouden te bestaan. In de betere tijden van de Griekse kolonie was er een redelijk intellectueel leven. Een tijdlang verschenen er de literaire tijdschriften Nea Zoi en Grammata, die ook in Athene veel prestige hadden. E.M. Forster loofde in een briefGa naar eind8. de Griekse kolonie: ‘The Greeks are the only community here that attempt to understand what they are talking about, and to be with them is to re-enter, however imperfectly, the Academic world. They are the only important people east of Ventimiglia - dirty, dishonest, unaristocratic, roving and | |
[pagina 32]
| |
warped by Hellenic and Byzantine dreams - but they do effervesce intellectually, they do have creative desires, and one comes round to them in the end.’ Een gedachte die vrijwel alle Griekse intellectuelen in Alexandrië koesterden was die van de permanente Griekse aanwezigheid in de stad: sinds Alexander de Grote zouden er altijd Grieken gewoond hebben en daarmee was het bestaan van de kolonie gerechtvaardigd. Er is niets wat deze theorie steunt. Veel moet men zich niet van het culturele leven in de stad voorstellen: er was een theater, er traden Europese gezelschappen op. Maar de zaken gingen vóór alles. Dat geldt zeker ook voor de familie Kavafis. De vader van de dichter was een katoenhandelaar. In 1846 had hij met een broer de firma ‘Cavafy Brothers’ opgericht. In 1855 emigreerde de familie naar Alexandrië. Zij moet toen in vrij grote welstand geleefd hebben. Kavafis zelf schrijft in zijn ‘Genealogie’ dat zijn vader een van de grootste handelshuizen in Egypte had. Maar er zijn redenen om daaraan te twijfelen. In elk geval veroorzaakte een economische crisis grote problemen in de zaak, en bij de dood van Kavafis' vader in 1870 bleek dat de familie definitief geen aanspraak meer kon maken op een plaats onder de ‘protoklasatoi’. In 1876, toen Charikleia Kavafis en haar zonen in Engeland woonden verdween de firma voorgoed. De familie kreeg meer tegenslag te verwerken. In 1882 moest Alexandrië hals over kop verlaten worden. Onder de arabische bevolking was rebellie uitgebroken.Ga naar eind9. Het kwam op 11 juni tot ongeregeldheden, 150 Europeanen zouden zijn gedood. In de dagen daarna verlieten de Europeanen in grote getale de stad. Op 11 juli bombardeerde de Engelse marine de stad, waarbij veel straten, onder meer die waarin Kavafis' geboortehuis stond, gedeeltelijk werden verwoest. Pas later in het jaar werd het Engels gezag hersteld. Ook Kavafis' moeder had besloten met haar zonen te vluchten. De dichter heeft een dagboekjeGa naar eind10. over deze roerige dagen bijgehouden - het begint op 23 juni 1882. Het is een van de oudste geschriften die van hem bekend zijn. Je zou verwachten dat het dagboekje enig licht zou werpen op Kavafis' politieke inzicht, op zijn mening over eigentijdse gebeurtenissen. Maar er is in dit opzicht heel weinig. ‘Tho' politics are somewhat quieter of late yet there is considerable reason for uneasiness. People are departing by thousands & shops closing by hundreds,’ schrijft hij op 24 juni 1882. Verder wordt er nauwelijks verwezen naar de toch ook voor hemzelf ingrijpende gebeurtenissen. Hij meldt nog: ‘The reason of the voyage's being unwelcome to us is Impecuniosity’ waaruit je kunt afleiden dat de familie het niet breed had. Op 25 juni scheepte men in voor vertrek, naar Konstantinopel. De jaren daar waren van groot belang voor Kavafis' ontwikkeling. Al heel kort na aankomst - op 18 juli 1882 - voltooide hij er één van zijn eerste gedichten, ‘Leaving Therapia’. Begrip voor de Egyptische zaak blijkt uit deze aantekeningen dus niet. In januari 1908 schreef Kavafis zijn gedicht ‘27 juni 1906, 2.n.m.’. Toen de christenen hem meenamen om hem op te hangen,
de zeventienjarige onschuldige jongen,
sleepte zijn moeder daar bij de galg
zich voort en sloeg zich door het stof
onder de meedogenloze zon van de middag;
nu eens krijste ze, huilde ze als een wolf, een wild dier,
dan weer jammerde de martelares uitgeput
‘Zeventien jaar maar heb je voor mij geleefd, mijn kind’.
En toen ze hem de trap van de galg op lieten gaan,
hem het touw omlegden en hem wurgden,
de zeventienjarige onschuldige jongen,
en zijn mooi gebouwde jongenslichaam
stuiptrekkend in donkere doodsstrijd
deerniswekkend in de leegte hing,
rolde zijn moeder de martelares zich door het stof
en ze jammerde niet meer over jaren nu:
‘Zeventien dagen maar’, jammerde ze,
‘zeventien dagen maar was je mijn vreugde, mijn kind’.
| |
[pagina 33]
| |
Een variant op de titel is ‘Jusef Hussein Selìm’. In een andere versie luidt de eerste regel: ‘Toen de Engelsen...’ Kavafis publiceerde het vers tijdens zijn leven niet. De eerste publikatie vond plaats in 1963 in een artikel van Stratis Tsirkas ‘Kavafis en Egypte in zijn tijd’.Ga naar eind11. De achtergronden van het gedicht zijn maar al te reëel. Begin juni 1906 arriveerde een groep Britse militairen in het dorpje Denshawi in de Nijldelta. Zij vermaakten zich door op de duiven van de dorpelingen te schieten. Het kwam tot incidenten. Volgens de officiële Britse versie zou een Engelse officier daarbij vermoord zijn. In werkelijkheid stierf hij aan een zonnesteek. Een aantal dorpelingen werd veroordeeld, vier van hen kregen zelfs de doodstraf. Dat vonnis werd op 27 juni 1906 uitgesproken en de dag erna voltrokken. Eén van de ter doodgebrachten was de 25-jarige Jusef Hussein Selìm. Griekse nationalistische gevoelens heeft Kavafis ook niet zeer veel gehad. Geen Griek, maar een Helleen wilde hij zijn. Maar zijn artikelen over de teruggave aan Griekenland van de ‘Elgin Marbles’ zijn ook nu nog actueel. Er is het in het Engels geschreven artikel ‘Give back the Elgin Marbles’Ga naar eind12. en er zijn twee Griekse artikelenGa naar eind13. over hetzelfde onderwerp. Voor zijn doen maakt hij zich nogal kwaad in deze in 1891 in verschillende bladen geplaatste stukken. In 1893 publiceerde hij een gedegen artikel over de kwestie Cyprus.Ga naar eind14. Het eiland was door de Turken overgedaan aan de Engelsen. In 1880 werd er een ‘Colonial Office’ gevestigd, de bevolking voelde zich onderdrukt, men moest veel belasting betalen, beloften werden niet nagekomen. Kavafis stelt dat Cyprus niet is bezet tot heil van de bevolking, maar ‘for Imperial purposes’. Het is voor Kavafis een opmerkelijke uitlating. Later zou hij in gesprekken de Pax Brittanica die destijds in de Levant heerste veelvuldig vergeleken hebben met de Pax Romana uit de oudheid. Sommigen van zijn critici willen ook in zijn gedichten - daar waar de Romeinen alles regelen en de hellenistische staatjes niets meer in de melk te brokkelen hebben (De misnoegdheid van de Seleuciden, Alexandrijnse koningen, Gezanten uit Alexandrië) - verwijzingen naar de politieke toestand van Kavafis' tijd zien. De pap in de mond gaf hij deze uitleggers in zijn historische gedicht ‘Zij die vochten voor de Achaeïsche Bond’: U dapperen die vochten en roemrijk vielen,
niet bevreesd voor degenen die overal overwinnaars waren.
U bent blaamloos, ook als Diaios en Kritolaos faalden.
Wanneer de Grieken zich willen beroemen
zullen zij ‘Zulke mannen brengt ons volk voort’
over u zeggen. Zo buitengewoon zal uw lof zijn. -
Geschreven in Alexandrië door een Achaeër;
het zevende jaar van Ptolemaios Lathyros.
Kavafis schreef dit vers in het begin van 1922. Later in het jaar werd het gedrukt. Meteen al zagen veel lezers van Kavafis in dit gedicht een verwijzing naar de gebeurtenissen die hen zeer ter harte gingen. Kort na de Eerste Wereldoorlog had Griekenland delen van Klein-Azië bezet. De Turken zetten een paar jaar later een tegenaanval in, die in 1922 leidde tot de verwoesting van Smyrna. Het jaar daarop moesten anderhalf miljoen Grieken Klein-Azië verlaten. De verslagenheid onder de Grieken was groot. Kavafis schijnt verontwaardigd te zijn geweest dat men het gedicht in deze context wilde lezen. Hij heeft ieder verband ontkend.Ga naar eind15. Het kàn wel zo opgevat worden, maar het is een beperking. Het vers behoort tot die vele gedichten van Kavafis die op meerdere momenten in de geschiedenis een actuele dimensie kunnen krijgen. Het past niet in het bestek van dit artikel om Kavafis' plaats in de Griekse literatuurgeschiedenis te bespreken. Zelfs over zijn eigen literaire voorkeuren zou niet veel meer vast te stellen zijn. Wel zegt zijn rol in het literaire leven mogelijk nog iets over Kavafis' verhouding tot zijn tijd. Hij had de gewoonte zich nogal op de achtergrond te houden. Als hij iets gezegd wilde hebben, moest een ander daarvoor zorgen. Veelvuldig zijn dan ook door hem geschreven artikeltjes door anderen gepubliceerd. Anderen een helpen- | |
[pagina 34]
| |
de hand toesteken lag niet zo in zijn aard. De dichter Kostas Varnalis die veel bewondering had voor Kavafis was in 1925 voor zes maanden geschorst als ambtenaar wegens een literaire publikatie. Alexandrijnse intellectuelen besloten in een manifest te protesteren. Aanvankelijk weigerde Kavafis te tekenen, pas na lang aandringen stemde hij alsnog toe.Ga naar eind16. Dat was dan nog omdat Malanos hem benaderd had, die kort voordien in een rel rond Kavafis zèlf letterlijk voor de dichter had gevochten.Ga naar eind17. In dit licht gezien is het wel merkwaardig dat in de Kavafis-uitgave die in de ddr verscheen het ondertekenen van dit manifest als een de dichter kenmerkende daad wordt aangemerkt.Ga naar eind18. Kavafis en zijn werk hebben regelmatig tot rellen aanleiding gegeven. In 1918 hield zijn jonge vriend Alexandros Singopoulos een lezing over Kavafis - zéér duidelijk door de dichter zelf geschreven. De tekst van een nooit gehouden tweede lezing en aantekeningen voor een derde zijn onlangs gepubliceerd.Ga naar eind19. Vrijwel alle toehoorders herkenden de hand van Kavafis onmiddellijk in de lezing. Het Alexandrijnse publiek was echter nog meer geschokt toen gedichten als ‘Gevaarlijk’, ‘Ik ben gegaan’, ‘Ver terug’ en ‘Kom terug’ werden voorgelezen. Of zijn op den duur vrij openlijk beleden homosexualiteit de dichter veel moeilijkheden heeft bezorgd is niet bekend, al zijn er wel aanwijzingen voor. Een hem slecht gezinde journalist noemde hem eens ‘een tweede Oscar Wilde’. Er werd dikwijls tègen Kavafis geschreven - zowel in Alexandrië als in Athene. In de jaren twintig was zijn doorbraak begonnen in Griekenland. Het vooraanstaande Atheense tijdschrift Nea Techni wijdde een nummer aan hemGa naar voetnoot20 dat hier veel aan bijdroeg. K. Palamas was nu Kavafis' grote rivaal geworden, hij werd tot dan toe zonder enige tegenspraak voor de grootste moderne dichter van Griekenland gehouden. ‘Palamas is de tweede dichter van Griekenland,’ verklaarde Kavafis nu onomwonden. In intieme kring maakte hij graag grapjes over die dichter. Palamas liet het er niet bij zitten en schreef over Kavafis onder de titel ‘Libido’. De bevriende redacteur van Nea Techni, Mario Vaianos, zond het stuk naar Kavafis toe, maar die bleef onbewogen. In een brief aan Vaianos van 6 juli 1924 meldt hij slechts een en ander ontvangen te hebben.Ga naar eind21. De strijd tussen aanhangers van Palamas enerzijds en van Kavafis anderzijds brandde losGa naar eind22. en is nog niet helemaal uitgewoed. Kavafis in zijn tijd plaatsen: het moet vooral blijven bij speculeren. Eén ding is zeker: dat homosexualiteit een zo wezenlijk bestanddeel van zijn werk is, dat zij nooit buiten beschouwing mag worden gelaten. Wie op dit punt afstand wil bewaren, zal nooit wèrkelijk in Kavafis' wereld kunnen doordringen. De redactie van de Journal of the Hellenic Diaspora zei het zo:Ga naar eind23. ‘Cavafy is gay. Cavafy articulates a specifically homosexual strategy of liberation and historical consciousness. And if we distort this, most central, aspect of Cavafy's perception of human society, we have decimated him beyond recognition. If Cavafy were not gay, he would not be Cavafy, and if he is to remain Cavafy, in all his lucidity, precision, and integrity, he must be coherently and uncompromisingly gay.’ |
|